Uitspraak 202006332/1/A2


Volledige tekst

202006332/1/A2.
Datum uitspraak: 22 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 9 oktober 2020 in zaak nr. 20/388 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).

Openbare zitting gehouden op 22 september 2021 om 13:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E. Steendijk, voorzitter

griffier: mr. W. Dijkshoorn

Verschenen:

[appellant];

de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets.

====================================

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 9 oktober 2020 van de rechtbank Oost­Brabant.

De Afdeling

verklaart het hoger beroep ongegrond.

Daartoe overweegt zij het volgende. [appellant] heeft ter zitting te kennen gegeven niet langer te bestrijden dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 maart 2019, waarbij de raad de eerder door hem aan [appellant] verleende toevoeging heeft ingetrokken. Omdat [appellant] heeft toegegeven dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt zonder dat hij hiervoor een goede reden had, heeft de raad het door hem gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, zoals de rechtbank ook heeft geoordeeld.

w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Dijkshoorn

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021