Uitspraak 202104888/2/R1


Volledige tekst

202104888/2/R1.
Datum uitspraak: 5 oktober 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te Castricum,

verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van Castricum,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2021 heeft het college het wijzigingsplan Marelsdal 2018" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 september 2021, waar het college, vertegenwoordigd door drs. J.J.A. Feron, is verschenen. [verzoekster] is niet verschenen. Voorts is ter zitting Marelsdal B.V., vertegenwoordigd door mr. P.J. van der Woerd, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Op het landgoed Duin en Bosch is een zorginstelling voor geestelijke gezondheidszorg van de Parnassia Bavo Groep (hierna: Parnassia) gevestigd. Parnassia is bezig met vernieuwing, uitbreiding en modernisering van de vestiging en zal daarbij ook de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed verbeteren. Zo wordt de oude structuur van het landgoed hersteld en worden de Rijksmonumentale gebouwen gerenoveerd.

Het plangebied maakt deel uit van het landgoed en was tot 2013 in gebruik als polikliniek. In 2015 is de aldaar aanwezige bebouwing gesloopt. Het plan maakt daar 11 nieuwe woningen mogelijk. De opbrengst daarvan vormt een financiële drager voor bovenstaande verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Marelsdal B.V. is de eigenaar van de gronden binnen het plangebied.

3.       Het bestemmingsplan "Duin en Bosch" van 23 oktober 2012 voorziet ter plaatse van het plangebied in de bestemming "Maatschappelijk - 5", met de nadere aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied".

4.       Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft het college het wijzigingsplan "Marelsdal" vastgesteld. Dat wijzigde de bestemming van het plangebied naar "Gemengd - 2" en voorzag daarmee in de mogelijkheid om binnen het plangebied maximaal 15 woningen te realiseren. Bij uitspraak van 26 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3105, heeft de Afdeling het wijzigingsplan vernietigd. De gebreken betroffen dat dat plan te globaal was, teveel bouwmogelijkheden bood, onvoldoende waarborgen bood voor een goede ruimtelijke inpassing met het oog op de belangen van onder meer [verzoekster] en dat de parkeerregels onvolledig waren.

5.       Met het nu voorliggende wijzigingsplan "Marelsdal 2018" heeft het college beoogd om deze gebreken te herstellen.

Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed Duin en Bosch

6.       [verzoekster] betoogt dat het plan niet bijdraagt aan de doelstelling om de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed Duin en Bosch te verbeteren, maar juist leidt tot een verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit. De voorziene woningen doen volgens haar afbreuk aan het karakter van het landgoed, waaronder de natuurwaarden en de monumentale waarden. De woningen dragen niet bij aan het versterken van de originele historische kernmerken van het landgoed. In dit verband wijst zij op de doelstelling uit de "Structuurvisie, Inrichtingsontwerp en Beeldkwaliteitsplan".

Voor zover het plan als financiële drager dient voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed Duin en Bosch, acht [verzoekster] dat onvoldoende specifiek. Volgens haar is onvoldoende onderbouwd dat 11 woningen noodzakelijk zijn als financiële drager voor herstel en versterking van het terrein en renovatie van de monumentale gebouwen. Winstmaximalisatie voldoet niet aan de ontwikkelingsvoorwaarden. [verzoekster] mist een verantwoording dat elke toevoeging nodig is om noodzakelijke investeringen te bekostigen.

6.1.    In 2010 is voor de herontwikkeling van Duin en Bosch het document "Structuurvisie, Inrichtingsontwerp en Beeldkwaliteitsplan" vastgesteld. Hierin staat dat het daarin voorziene woningbouwprogramma de kostendrager vormt voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed. Die verbetering bestaat onder meer daaruit dat de oude structuur van het landgoed zoveel mogelijk in ere wordt hersteld en dat de Rijksmonumentale gebouwen worden gerenoveerd. Daarbij gaat het om 36 onderdelen die rijksmonument zijn, waaronder het hoofdgebouw, drie ziekenpaviljoens, een ketelhuis, een watertoren, een tramremise, een werkplaats, een kerk, een begraafplaats, badhuis en dienstwoningen. In het centrale deel wordt het verrommelde karakter van het landgoed opgeheven en wordt het oorspronkelijke monumentale aanzien ervan hersteld. Daarnaast wordt de buitenruimte gedeeltelijk opnieuw ingericht met een versterking van natuurwaarden en een hoogwaardige inpassing van nieuwbouw. De in de "Structuurvisie, Inrichtingsontwerp en Beeldkwaliteitsplan" voorziene woningbouw die als kostendrager dient, mag geen grote impact hebben op het terrein. Daarom is gekozen voor een aantal kleinschalige clusters van woningen met een beperkte bouwhoogte die opgaan in het bestaande bos. Daarmee blijft de forse bebouwing in het monumentale middendeel goed tot uiting komen, zo staat in het stuk "Structuurvisie, Inrichtingsontwerp en Beeldkwaliteitsplan".

6.2.    Niet in geschil is dat de nieuwe woningen op zichzelf niet bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed. Het plangebied is echter relatief klein ten opzichte van de omvang van het landgoed van ongeveer 90 hectare. Daarnaast wordt de ruimtelijke impact van de in het plan voorziene ontwikkeling beperkt doordat de woningen landschappelijk worden ingepast en omgeven zullen zijn door bos. Verder heeft het college ter zitting aan de hand van kaartmateriaal laten zien dat het plangebied geen deel uitmaakt van het gedeelte van het landgoed dat als monumentaal park is aangemerkt.

Zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, behoren de in het plan voorziene woningen tot het in de "Structuurvisie, Inrichtingsontwerp en Beeldkwaliteitsplan" aangegeven woningbouwprogramma, dat de kostendrager vormt voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed. De voorzieningenrechter acht dat een voldoende onderbouwing voor het zijn van de in het plan voorziene woningen van ook een kostendrager voor bedoelde kwaliteitsverbetering.

Het betoog slaagt niet.

Woon- en leefklimaat

7.       [verzoekster] betoogt dat het plan een onevenredige afbreuk doet aan haar woon- en leefklimaat in de vorm van uitzicht, privacy en geluid.

7.1.    De in het plan neergelegde bouwmogelijkheden zijn beperkt ten opzichte van het vorige plan van 31 oktober 2017 dat de Afdeling bij uitspraak van 26 september 2018 heeft vernietigd. Het aantal woningen is teruggebracht van 15 naar 11. De goot- en bouwhoogte is beperkt van 12 m en 15 m naar 7,5 m en 10 m. Daarnaast is de te bebouwen grondoppervlakte beperkt. Enerzijds door het intekenen van bouwvlakken. Anderzijds door het uitsluiten van vergunningvrije bebouwing buiten die bouwvlakken in artikel 3.3.1 van de planregels. Verder zijn voorwaardelijke verplichtingen toegevoegd voor de landschappelijke inpassing. Dit betreft onder meer een strook grond tussen de nieuwe woningen en de gronden van [verzoekster] aan de overzijde van de weg ter hoogte van die woningen.

7.2.    Niet valt uit te sluiten dat het woon- en leefklimaat van [verzoekster] zal worden beïnvloed door de voorziene woningen. Gelet op de afstand van ongeveer 37 m tussen de woning van [verzoekster] tot de nieuwe woningen en bovenstaande beperkingen van de bouwmogelijkheden heeft het college zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht en de privacy van [verzoekster] niet onevenredig worden aangetast. Verder heeft [verzoekster] haar betoog over geluid niet nader onderbouwd. Voor zover dit betrekking heeft op verkeerslawaai, komt dit hierna afzonderlijk aan de orde.

Het betoog slaagt niet.

Rol kwaliteitsteam

8.       [verzoekster] acht de rol van het kwaliteitsteam in de planregels onvoldoende duidelijk. Zo is onduidelijk wat het kwaliteitsteam is, waar het kwaliteitsteam aan toetst en wat met dat advies gebeurt in de besluitvorming.

8.1.    Anders dan [verzoekster] veronderstelt, is het kwaliteitsteam in artikel 1.44 van de planregels gedefinieerd als "een groep deskundigen die de aan hen voor te leggen stukken zal toetsen aan de vastgestelde 'Structuurvisie, Inrichtingsontwerp en Beeldkwaliteitsplan Duin en Bosch', zoals vastgesteld op 22 januari 2010."

Het kwaliteitsteam komt terug in artikel 3.3.3, onder c, en artikel 3.3.4, onder c en e, van de planregels. Op grond hiervan dient het college bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor bouwen advies aan het kwaliteitsteam te vragen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de voorwaardelijke verplichtingen voor een goede landschappelijke inpassing. In het aangevoerde ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat deze regeling onvoldoende duidelijk is.

Het betoog slaagt niet.

Stikstof

9.       [verzoekster] twijfelt aan de juistheid van het stikstofadvies. Hierbij voert zij aan dat bij het naastgelegen bouwplan Koekoeksduin het stikstofadvies negatief was.

9.1.    Aan het wijzigingsplan is de notitie "Stikstofberekening Marelsdal, Duin en Bosch" ten grondslag gelegd. Deze notitie dateert van 12 januari 2021 en is uitgevoerd door DNS Planvorming BV. Hierin is vermeld dat het plan niet leidt tot significante gevolgen waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in gevaar zouden kunnen komen en dat het aspect stikstofdepositie de uitvoerbaarheid van het plan ook niet in de weg staat.

[verzoekster] heeft het stikstofadvies van het naastgelegen bouwplan Koekoeksduin, wat daar verder ook van zij, niet als stuk ingebracht. Evenmin heeft zij aan de hand daarvan of anderszins concreet gemaakt op welke onderdelen de notitie van 12 januari 2021 niet klopt. Het betoog slaagt niet.

Archeologie

10.     [verzoekster] betoogt dat de archeologische waarden onvoldoende zijn gewaarborgd in de planregels.

10.1.  Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.

10.2.  [verzoekster] beroept zich in dit verband op normen die strekken tot behoud van archeologie. Voor [verzoekster] gaat het in deze procedure om het belang gevrijwaard te blijven van de realisatie van nieuwe woningen in de nabijheid van haar woning. Gelet hierop zal wat [verzoekster] heeft aangevoerd over archeologie naar verwachting niet leiden tot vernietiging van het besluit in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.

Watertoets

11.     [verzoekster] betoogt dat in de watertoets ten onrechte geen rekening is gehouden met de grondwatersanering die momenteel in de omgeving plaatsvindt.

11.1.  Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat [verzoekster] doelt op de sanering van een oude wasserij die op meer dan 500 m van het plangebied ligt en niet van invloed is op de ontwikkeling waarin het wijzigingsplan voorziet. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter in het niet nader toegelichte betoog van [verzoekster] geen aanleiding voor het oordeel dat het plan op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. Het betoog slaagt niet.

Parkeren

12.     [verzoekster] betoogt dat het plan in onvoldoende parkeerplaatsen voorziet. Hierbij voert zij aan dat onvoldoende rekening is gehouden met bezoekers.

12.1.  Artikel 6 van de planregels vereist dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Daarbij is verwezen naar de parkeernormen uit de "Nota Parkeernormen Castricum 2020". In die nota staat hoeveel parkeerplaatsen per woning zijn vereist. Dat aantal is opgebouwd uit een bewonersdeel en een bezoekersdeel. Ter zitting heeft het college toegelicht dat in dit geval een parkeernorm geldt van 2,3 parkeerplaatsen per woning, waarvan het bezoekersaandeel 0,3 parkeerplaatsen bedraagt. Het betoog slaagt niet.

Verkeer

13.     Voor zover [verzoekster] betoogt dat het plan zal leiden tot verkeersoverlast rond zijn woning, verwijst de voorzieningenrechter naar wat de Afdeling in haar uitspraak van 26 september 2018 onder 10 heeft overwogen. [verzoekster] heeft geen redenen naar voren gebracht waarom de voorzieningenrechter daarover nu anders zou moeten oordelen. Het betoog slaagt niet.

Vertrouwensbeginsel

14.     Voor zover [verzoekster] betoogt dat het besluit is genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel, verwijst de voorzieningenrechter naar wat de Afdeling in haar uitspraak van 26 september 2018 onder 8 heeft overwogen. [verzoekster] heeft geen redenen naar voren gebracht waarom de voorzieningenrechter daarvoor nu anders zou moeten oordelen. Het betoog slaagt niet.

Conclusie

15.     Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

16.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2021