Uitspraak 202105274/2/R1


Volledige tekst

202105274/2/R1.
Datum uitspraak: 29 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Rotterdam,
verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2021 heeft het college onder meer locatie 86 aan de [locatie] te Rotterdam aangewezen voor de plaatsing van een container voor groente, fruit en etensresten (hierna: GFE-container).

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 september 2021, waar [verzoeker], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.W. de Jong, en A.F. Janse, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Deze zaak gaat over de plaatsing van GFE-container nr. 86 op korte afstand van de woning van [verzoeker] aan de [locatie] te Rotterdam. Het college heeft dit type container ter zitting omschreven als een 30 cm diep ingegraven vast omhulsel waarin een verrijdbare container voor GFE-afval wordt geplaatst.

3.       [verzoeker] stelt dat hij al veel overlast heeft van de bestaande ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC) die op 1,5 m van zijn slaapkamerraam op de begane grond staat. Hij vreest dat die situatie verder zal verslechteren als daarnaast een GFE-container wordt geplaatst. Ook acht [verzoeker] het besluit in strijd met het beleid. Verder heeft het college volgens [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd waarom de door hem aangedragen alternatieve locaties niet mogelijk zijn.

4.       Naar aanleiding van de zienswijze van [verzoeker] heeft het college ervoor gekozen om de beoogde locatie voor de GFE-container te verplaatsen naar de andere zijde van de aanwezige ORAC. In plaats van ten zuidwesten van die ORAC komt de GFE-container nu ten noordoosten van die ORAC. De afstand tot de woning blijft 1,5 m. Volgens [verzoeker] is dat geen verbetering.

Beoordelingskader

5.       Bij de keuze van een locatie voor afvalcontainers dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2506), komt het college bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van afvalcontainers beleidsruimte toe. Dit betekent dat de voorzieningenrechter, aan de hand van de beroepsgronden, beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen. Daarbij beoordeelt zij allereerst of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een afvalcontainer. Als dat zo is, beoordeelt de voorzieningenrechter vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

6.       In het besluit staat dat het college het "Programma van eisen locaties ondergrondse containers" uit 2018 heeft toegepast. De voorzieningenrechter houdt het ervoor dat hier het door het college toegestuurde "Programma van eisen locaties onderlossende containers" uit 2018 is bedoeld (hierna: het Programma van eisen).

Ter zitting heeft het college toegelicht dat de GFE-container niet via de onderzijde wordt gelost door de container op te tillen. In plaats daarvan opent een medewerker de zijkant van het omhulsel, rijdt de aldaar aanwezige container daar horizontaal uit en koppelt deze aan de ophaalwagen, waarna die daarin wordt geleegd en weer wordt teruggeplaatst. Voor zover dit betekent dat het Programma van eisen, dat volgens de titel ervan van toepassing is op onderlossende containers, niet van toepassing is, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het college bij deze eisen heeft aangesloten.

Spoedeisend belang

7.       Het college heeft verklaard dat de gemeente op korte termijn de GFE-containers in het gebied gaat plaatsen. Als alleen locatie nr. 86 wordt uitgesteld, om te wachten op de uitkomst van de bodemprocedure, dan hebben de omwonenden van die locatie in die periode geen container voor GFE-afval. Dit brengt het risico met zich dat bewoners biologisch afval bij het restafval zullen gooien.

7.1.    In de nota van zienswijzen staat dat GFE-inzameling vanaf 2024 Europees verplicht is en dat de gemeente daarom heeft besloten om GFE-containers te plaatsen. Hieruit kan worden opgemaakt dat in deze wijk tot dusver niet apart GFE-afval is ingezameld. Tegen deze achtergrond acht de voorzieningenrechter niet duidelijk waarom het college niet wil wachten op de uitkomst van de bodemprocedure.

Vanwege de keuze van het college om niet te wachten op de uitkomst van de bodemprocedure zal de voorzieningenrechter evenwel een voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven.

Inhoudelijk

8.       [verzoeker] stelt dat hij al veel overlast heeft van de bestaande ORAC die op 1,5 m van zijn slaap- en woonkamerraam op het trottoir voor zijn woning staat. Hij vreest dat die situatie verder zal verslechteren als ernaast ook een GFE-container wordt geplaatst. [verzoeker] vreest voor toenemende geuroverlast, geluidsoverlast, naastplaatsing en ongedierte. Dit klemt temeer omdat zijn woning enkel glas heeft.

Verder omschrijft [verzoeker] de Van Nideckstraat als een smalle dwarsstraat van de Statenweg met een smalle stoep. De bestaande en beoogde nieuwe GFE-container staan volgens [verzoeker] met 1,5 m afstand te dicht op de gevel van zijn woning. De normale toegang tot zijn woning wordt verstoord. [verzoeker] acht deze afstand in strijd met het Programma van eisen. Dit klemt temeer omdat op de stoep ook veel fietsen worden geplaatst. De containers en fietsen leiden volgens [verzoeker] tezamen tot verrommeling van de openbare ruimte en het karakteristieke beeld van de wijk.

[verzoeker] betoogt ook dat het besluit in strijd is met het Programma van eisen omdat locatie 86 onder een boom met een lage kruin ligt. Dat bemoeilijkt het legen in de toch al smalle dwarsstraat. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de tilhoogte van de containers. [verzoeker] noemt de eis van 5 m vrije ruimte boven de locatie en de eis van 10 m vrije ruimte boven het voertuig.

8.1.    In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor een GFE-container. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van restafval gebruik te maken van GFE-container, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de voorzieningenrechter in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een afvalcontainers. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van afvalcontainers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen. Zie als voorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De voorzieningenrechter zal daarom enkel beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.

8.2.    In het Programma van eisen staat dat containers niet te dicht bij woningen mogen worden geplaatst. Het college stelt zich op het standpunt dat de aangehouden afstand van 1,5 m hieraan voldoet, dat die afstand voldoende is voor de toegankelijkheid voor rolstoelen en kinderwagens en dat die afstand niet leidt tot onevenredige hinder voor [verzoeker]. Hierbij neemt het college in aanmerking dat een GFE-container is afgesloten, wekelijks wordt geleegd en eens per 4 weken wordt schoongemaakt. Daarmee wordt overlast van geuren en ongedierte voorkomen. Een grotere afstand tot de woning van [verzoeker] is niet mogelijk, omdat de container dan te dicht bij de rijweg zou komen, zo stelt het college.

8.3.    Voor de woning van [verzoeker] staan fietsstallingen in de vorm van zogeheten 'nietjes'. De plaatsing van de GFE-container vereist dat een aantal nietjes wordt verwijderd. Ter zitting heeft het college aan [verzoeker] toegezegd dat die nietjes niet worden verplaatst naar de ruimte tussen de boom en de bestaande ORAC. Dat gedeelte van de stoep blijft vrij.

8.4.    Het tegengaan van zwerfafval ter voorkoming van ongedierte is een kwestie van handhaving en geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bij het aanwijzingsbesluit aangewezen locatie geschikt is. Verkeerd aangeboden afval kan worden gemeld en wordt vervolgens opgeruimd.

8.5.    Zoals hiervoor is overwogen heeft het college ter zitting toegelicht dat de GFE-container niet via de onderzijde wordt gelost door de container op te tillen. In plaats daarvan opent een medewerker de zijkant van het omhulsel, rijdt de aldaar aanwezige container er horizontaal uit en koppelt deze aan de ophaalwagen. Om deze reden zijn de door [verzoeker] aangehaalde eisen die betrekking hebben op de verticale ruimte boven de container en het voertuig niet van toepassing.

8.6.    De aangewezen locatie nr. 86 brengt met zich dat op een afstand van 1,5 m tot een slaap- en woonkamerraam op de begane grond met enkel glas twee afvalcontainers komen te staan. Namelijk de nieuwe GFE-container en de bestaande ORAC. Dat acht de voorzieningenrechter geen ideale situatie en maakt dat van het college een extra inspanning mag worden verwacht om te bezien of een beter geschikt alternatief voorhanden is. Dit betekent ook dat met toepassing van het onder 5 genoemde beoordelingskader al snel wordt toegekomen aan de beoordeling van de door [verzoeker] genoemde alternatieve locaties.

9.       [verzoeker] heeft twee alternatieve locaties voorgesteld voor de GFE-container. Zijn voorkeur gaat er naar uit om beide containers, dus de reeds aanwezige ORAC en de nieuwe GFE-container, naar een van die alternatieve locaties te verplaatsen. Beide locaties liggen op de stoep langs de groenstrook die tussen beide weghelften van de Statenweg aanwezig is. De eerste alternatieve locatie ligt in het verlengde van de Van Nideckstraat op ongeveer 10 m van locatie 86. De tweede alternatieve locatie ligt iets ten zuiden daarvan op ongeveer 30 m van locatie 86. Ter plaatse van de tweede locatie is de stoep al verbreed tot aan de rijweg. Daar stond voorheen een boom. Daarom acht [verzoeker] niet aannemelijk dat daar in de grond kabels of leidingen liggen.

9.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de locatie van de bestaande ORAC in deze zaak niet ter discussie staat, omdat het besluit uitsluitend betrekking heeft op de nieuwe GFE-container. Verder hecht het college veel belang aan het creëren van zogeheten eilanden voor de inzameling van verschillende soorten afval. Door de ORAC en de GFE-container naast elkaar te plaatsen worden bewoners gestimuleerd om afval te scheiden. Om die reden vallen de door [verzoeker] aangevoerde alternatieven voor het college af.

9.2.    De door [verzoeker] aangedragen alternatieve locaties liggen op 10 m en 30 m van de bestaande ORAC. Om die reden acht de voorzieningenrechter, in elk geval wat betreft het alternatief op 10 m afstand, onvoldoende onderbouwd dat een GFE-container op die locatie afbreuk zou doen aan de doelstelling om eilanden voor de inzameling van verschillende soorten afval te creëren. Weliswaar bevindt zich voor die locatie een parkeerplaats, maar dat behoeft op zich geen beletsel te zijn voor het lossen van een aldaar te plaatsen GFE-container omdat deze daartoe wordt verreden. Op dit punt acht de voorzieningenrechter het besluit onvoldoende gemotiveerd.

9.3.    Verder stelt het college terecht dat het bestreden besluit geen betrekking heeft op de bestaande ORAC. Er zijn echter twee bijzondere omstandigheden. In de eerste plaats wijst het college in wezen alle denkbare alternatieve locaties voor de plaatsing van een GFE-container af omdat alleen een locatie daarvoor naast een bestaande ORAC leidt tot een eiland voor de inzameling van verschillende soorten afval. In de tweede plaats acht de voorzieningenrechter, zoals hiervoor is overwogen, twee afvalcontainers op een afstand van 1,5 m tot een slaap- en woonkamerraam op de begane grond met enkel glas geen ideale situatie.

Onder deze omstandigheden was het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook gehouden om te beoordelen of een verplaatsing van de bestaande ORAC naar en de plaatsing van een GFE-container op een van de alternatieve locaties haalbaar is. Voor zover het college heeft gesteld dat die alternatieve locaties bij de beoordeling van de gewenste locatie voor een ORAC ruim 10 jaar geleden reeds zijn onderzocht, is daarvan niets gebleken. Bovendien heeft [verzoeker] onweersproken gesteld dat ter plaatse van de tweede alternatieve locatie vroeger een boom stond. Daarmee vormde die locatie voorheen geen alternatief, maar nu mogelijk wel.

Verder is niet uit stukken gebleken dat ter plaatse van de alternatieve locaties leidingen liggen, welk type leidingen dat zijn en waarom, gelet op dat type, omlegging niet mogelijk is of onevenredig veel kosten met zich zou brengen.

Ook op dit punt acht de voorzieningenrechter het besluit onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie

10.     De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit, voor zover het betreft locatie 86 aan de [locatie] te Rotterdam.

11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 1 juli 2021 voor zover daarin locatie 86 aan de [locatie] is aangewezen voor de plaatsing van een GFE-container;

II.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021