Uitspraak 202104292/2/R3


Volledige tekst

202104292/2/R3.
Datum uitspraak: 24 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1.       [verzoeker sub 1], wonend te Winsum, gemeente Het Hogeland, en anderen, zich tezamen noemende "Groep Winsum-nu-nog-mooier" (hierna: [verzoeker sub 1] en anderen),

2.       [verzoeker sub 2], wonend te Winsum, gemeente Het Hogeland (hierna: [verzoeker sub 2]),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Het Hogeland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Boogplein Winsum" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.

[verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 september 2021, waar [verzoeker sub 1] en anderen, bij monde van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 1A], [verzoeker sub 2], bijgestaan door mr. S. van Gent, advocaat te Zwolle, en de raad, vertegenwoordigd door F.A. Rozema, bijgestaan door mr. M.J.F. Nuijens, advocaat te Groningen, zijn verschenen. Verder zijn Eco Vastgoed en Tandem Ontwikkeling, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] onderscheidenlijk [gemachtigde B], op de zitting gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in het realiseren van twee appartementengebouwen, een commerciële ruimte met daarboven een appartement en twee vrijstaande woningen in Winsum, ter plaatse van de zogeheten voormalige Sennemalocatie. Het gaat om nu braakliggend terrein waar in het verleden een bouwmarkt stond.

3.       [verzoeker sub 2] heeft een beroepschrift en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend voor zichzelf. Ook heeft zij een beroepschrift en voorlopige voorziening ingediend namens de "Groep Winsum-nu-nog-mooier". De voorzieningenrechter gaat er, gelet op de bij het beroepschrift van deze groep overgelegde namenlijst en ondertekende verklaringen, op voorhand vanuit dat deze groep bestaat uit in ieder geval omwonenden van het plangebied, waaronder [verzoeker sub 1], wiens belangen rechtstreeks bij het betreden besluit zijn betrokken. Daarnaast heeft een aantal van de ondertekenaars van de verklaringen die bij het beroepschrift zijn gevoegd zienswijzen over het ontwerpplan naar voren gebracht. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7 (Stichting Varkens in Nood) en onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786 en 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, gaat de voorzieningenrechter er op voorhand vanuit dat het beroep in ieder geval wat betreft een aantal van degenen die zich tot de "Groep Winsum-nu-nog-mooier" rekenen ontvankelijk is. Daarom zal in deze voorlopige voorzieningenprocedure in het midden worden gelaten of de Groep als zodanig, dan wel of al diegenen die op de bij het beroepschrift opgenomen namenlijst staan en/of een bijgevoegde verklaring hebben ondertekend, in beroep kunnen worden ontvangen.

4.       [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij hebben meerdere gronden naar voren gebracht. De voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor een beoordeling van al deze gronden.

De voorzieningenrechter leidt uit wat [verzoeker sub 1] en anderen naar voren hebben gebracht af dat zij vooral vrezen voor een aantasting van het beschermde dorpsgezicht van Winsum. [verzoeker sub 2] is daarnaast vooral bang voor gevolgen voor haar woning, die als rijksmonument is aangewezen, en voor gevolgen voor haar woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter zal hierna ingaan op de gronden die [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] daarover naar voren hebben gebracht.

5.       [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] vragen om een voorlopige voorziening, om onomkeerbare gevolgen voor de cultuurhistorische waarden te voorkomen. Eco Vastgoed en Tandem Ontwikkeling hebben naar voren gebracht snel met de uitvoering van het plan te willen beginnen.

6.       [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] stellen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de cultuurhistorische waarden van het beschermde dorpsgezicht van Winsum en daar ten onrechte geen onderzoek naar heeft verricht. Zij stellen dat het beschermde dorpsgezicht in ieder geval al wordt aangetast, omdat aan de strook tussen de nieuwe bebouwing en het Winsumerdiep de bestemming "Verkeer" is toegekend. De groene oever, het zogeheten Jaagpad en historische bomen langs het Winsumerdiep moeten ten onrechte wijken voor het plan.

[verzoeker sub 2] stelt daarnaast dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de gevolgen die de in het plan voorziene ontwikkeling heeft voor haar woning, die als rijksmonument is aangewezen, en haar woon- en leefklimaat. Zij voert aan dat de met het plan beoogde ontwikkeling niet past bij het beschermde dorpsgezicht en stelt dat de raad de gevolgen die het plan heeft voor haar uitzicht ten onrechte niet in de belangenafweging heeft betrokken. Zij brengt ook naar voren dat de te bouwen appartementencomplexen ervoor zorgen dat een deel van haar woning in de schaduw komt te liggen.

6.1.    De raad stelt dat overeenkomstig artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting een beschrijving is gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Volgens de raad volgt daaruit dat het plan niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van deze waarden. Verder waarborgt het plan, door het toekennen van de dubbelbestemming "Waarde-Beschermd dorpsgezicht", dat een dergelijke aantasting zich niet zal voordoen, aldus de raad. De gemeente is bovendien zelf eigenaar van de grond en beoogt een inrichting van het Jaagpad en oever langs het Winsumerdiep met respect voor de cultuurhistorische waarden. De bestemming "Verkeer" maakt deze inrichting mogelijk, zo heeft de raad op de zitting toegelicht.

Wat betreft de gevolgen voor de woning en het woon- en leefklimaat van [verzoeker sub 2] onderkent de raad dat de in het plan voorziene bebouwing meer schaduw op haar woning zal veroorzaken dan de bebouwing die op grond van het voorgaande plan "Winsum Boogplein" mogelijk was. De bebouwingsmogelijkheden zijn echter ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan beperkter en veroorzaken daarom bij de meeste andere woningen minder schaduw, zo stelt de raad. Ten opzichte van de bebouwing die op basis van het voorgaande bestemmingsplan mogelijk was, voorziet het actuele plan voor de bebouwing rondom het Boogplein in een aanmerkelijk kleiner bouwvolume, minder massaal met veel minder woningen, aldus de raad.

6.2.    Langs het Winsumerdiep maakt het plan twee appartementengebouwen mogelijk met een bouwhoogte van maximaal 11 m. Aan de strook grond tussen deze gebouwen en het Winsumerdiep, waar het Jaagpad loopt, is de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toegekend. Ook heeft deze strook de dubbelbestemming "Waarde-Beschermd Dorpsgezicht".

Artikel 5.1 van de planregels luidt, voor zover nu van belang:

"De voor "Verkeer-Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen en straten;

b. paden;

c. parkeervoorzieningen;

d. nutsvoorzieningen;

e. groenvoorzieningen;

f. speelvoorzieningen;

g. water."

In artikel 10.1 van de planregels is bepaald dat de voor Waarde - Beschermd dorpsgezicht aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

Artikel 10.3 luidt:

"a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

1. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;

2. het aanbrengen c.q. wijzigen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;

3. het verwijderen c.q. wijzigen van karakteristieke hekwerken en hekpijlers, stoepen en stoeppalen en aan de gevel bevestigde luiken;

4. het planten en verwijderen van bomen en opgaande beplanting;

5. het ophogen en egaliseren van gronden;

6. het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

7. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 cm en/of een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.

b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die

1. het normale onderhoud betreffen;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan in de toelichting bij dit plan weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied."

6.3.    In de plantoelichting staat dat het dorp Winsum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De toelichting bij de aanwijzing is als bijlage 1 bij de plantoelichting gevoegd. Daarin staat dat het doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het oude Winsum en Obergum te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het dorp. Dat hoeft veranderingen niet uit te sluiten, maar kan basis zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt, zo staat in de toelichting bij de aanwijzing, die ook in de plantoelichting is opgenomen.

In de plantoelichting staat verder dat bij het ontwerp van het plan de beleidsuitgangspunten voor het bouwen in beschermd dorpsgezicht zijn gevolgd, hoewel het plangebied niet volledig ligt in het gebied dat als zodanig is aangewezen. Volgens de plantoelichting is rekening gehouden met de bestaande stedenbouwkundige structuur. Verder staat daarin dat langs de kade van het Winsumerdiep opgaand groen zal worden toegevoegd, zodat een groene overgang ontstaat tussen het Winsumerdiep en de nieuwe bebouwing. Vanwege de privacy van de aan het Winsumerdiep gelegen woningen aan de Westerstraat is ervoor gekozen om de nieuwbouw langs het Winsumerdiep wat verder terug te leggen en wat lager te houden waar het Winsumerdiep op zijn smalst is. Ook is in de plantoelichting ingegaan op de zich nabij het plangebied bevindende rijksmonumenten en het Winsumerdiep zelf. Daarbij is aangegeven dat het Winsumerdiep een van de meest karakteristieke onderdelen is van de kom van Winsum. In de plantoelichting staat verder dat de kastanjebomen die in het plangebied staan behouden blijven, maar dat de lindes die langs het Winsumerdiep staan worden verplaatst binnen het plangebied. Daarbij wordt verwezen naar de Bomeneffectanalyse, die als bijlage 5 bij de plantoelichting is gevoegd.

6.4.    Zoals in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht staat, betekent deze aanwijzing niet dat veranderingen niet mogelijk zijn. De Afdeling heeft ook eerder overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 18 augustus 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN4277, dat de aanwijzing tot een beschermd stads- of dorpsgezicht er niet toe strekt de bestaande situatie te bevriezen. Het is echter wel van belang dat bij de verdere ontwikkeling, of noodzakelijk geachte veranderingen, aan de waarde van het geheel geen, althans zo weinig mogelijk schade wordt toegebracht.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied niet onevenredig worden aangetast door het plan. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat in het plan is voorzien in de dubbelbestemming "Waarde-Beschermd dorpsgezicht" en dat in artikel 10.3 van de planregels een vergunningvereiste is opgenomen voor handelingen op gronden waaraan die dubbelbestemming is toegekend. De omstandigheden dat, zoals op de zitting naar voren is gebracht, de groene oever plaats moet maken voor een houten beschoeiing langs het Winsumerdiep en de oude lindes langs het Winsumerdiep niet kunnen blijven staan op de bestaande locatie, doen daar naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aan af. Op de zitting is door Eco Vastgoed en Tandem Ontwikkeling naar voren gebracht dat een kademuur moet worden aangelegd om de ruimtelijke structuur van de wierden, die ook zijn genoemd in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht, te behouden. Verder zal de strook tussen de nieuwe bebouwing en het Winsumerdiep een groene invulling krijgen. Daarnaast staat in de Bomeneffectanalyse, die als bijlage 5 bij de plantoelichting is gevoegd, dat de te verplaatsen lindes niet op de waardevolle bomenlijst staan en dat in de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht geen aandachtspunten zijn opgenomen voor bomen. De lindes blijven echter wel behouden voor de directe omgeving van het plangebied, omdat zij, zo staat in de plantoelichting en is op de zitting bevestigd, kunnen en ook zullen worden verplaatst naar een locatie ten westen van de nieuwe bebouwing, ook langs het Winsumerdiep.

6.5.    Voor het plan is onderzoek verricht naar de gevolgen van de bezonning voor omliggende woningen. De resultaten van dat onderzoek zijn opgenomen in de bezonningsstudie van BügelHajema van februari 2021, die als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd. Daarin is onderkend dat de schaduwwerking voor de woning van [verzoeker sub 2] aan de Westerstraat 9, aan de andere kant van het Winsumerdiep, nadelig uitpakt. Dat betekent dat de achtergevel van 9 tot en met 25 november en van 5 januari tot en met 26 februari deels is bedekt met schaduw en tussen 25 november en 5 januari nagenoeg volledig. De raad heeft in het verweerschrift onder verwijzing naar de bezonningsstudie van BügelHajema Adviseurs van augustus 2021 toegelicht dat het voorliggende plan ten opzichte van wat het voorgaande plan mogelijk maakte van 11 november tot 5 januari tussen 11 uur en 13 uur meer schaduw veroorzaakt op de woning van [verzoeker sub 2]. Omdat over het geheel genomen de schaduwwerking van het voorgaande plan voor de panden aan de Westerstraat groter zou zijn geweest dan van het nu voorliggende plan, vindt de raad deze gevolgen aanvaardbaar. De voorzieningenrechter acht dit standpunt van de raad op voorhand niet onredelijk.

Uit de plantoelichting volgt dat de raad vanwege de ligging van de woningen aan de Westerstraat aan de andere kant van het Winsumerdiep heeft gekozen voor een wat van het Winsumerdiep terugliggende situering van de voorziene nieuwe bebouwing en wat lagere bebouwing dan op grond van het voorgaande plan mogelijk was. Dat betekent dat de raad de belangen van de bewoners van woningen aan de Westerstraat in zijn afweging heeft betrokken. De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding voor de conclusie dat de gevolgen voor het uitzicht van [verzoeker sub 2] zodanig zijn dat de raad bij de afweging van alle betrokken belangen, waaronder de belangen van omwonenden en het belang dat is gemoeid met het realiseren van het plan, hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

7.       Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen.

8.       De raad hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2021