Uitspraak 202103478/2/R2


Volledige tekst

202103478/2/R2.
Datum uitspraak: 23 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A], wonend te [woonplaats], en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Alphen-Chaam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Chaam 2020" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.

[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2021, waar [verzoeker A], bijgestaan door mr. E.C.J. Wouters, advocaat te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door ing. T.H.B.M. de Kousemaeker, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in drie aanduidingen voor een supermarkt, waarvan één op het perceel Brouwerij 24-25 in Chaam. Dit perceel met opstallen is eigendom van [verzoekers]. Volgens de plantoelichting was in het voorheen geldende bestemmingsplan "Centrum Chaam 2016" de aanduiding "supermarkt" op dit perceel eraf gehaald en gelegd op het perceel Brouwerij 94 in verband met de verplaatsing van een supermarkt naar die locatie. De raad vond dat er maar ruimte was voor twee supermarkten in Chaam. Dat maximum was met de verplaatsing van de supermarkt naar Brouwerij 94 en een andere bestaande supermarkt aan de Brouwerij 40 bereikt. Om de verplaatsing mogelijk te maken was in de planregels van dat plan bepaald dat op het adres Brouwerij 24-25 geen supermarkt meer mocht worden geëxploiteerd. Uit onderzoek is nadien gebleken dat [verzoekers] als gevolg van het plan uit 2016 planschade hebben geleden. Het bestemmingsplan "Centrum Chaam 2020" voorziet volgens de plantoelichting in compensatie van geleden planschade in natura door het gebruik van de panden Brouwerij 24-25 als supermarkt weer toe te staan. Daarbij geldt wel nog steeds de voorwaarde dat gezamenlijk maximaal twee supermarkten zijn toegestaan, aldus steeds de plantoelichting.

[verzoekers] kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij stellen onder meer dat het vaststellen van een bestemmingsplan ter compensatie in natura van eerder geleden planschade in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, het plan daarnaast ook onvoldoende compensatie biedt, de onderbouwing van de behoefte aan supermarkten in Chaam gebrekkig is, het plan voorziet in onvoldoende parkeerplaatsen, het plan om financieel-economische redenen en vanwege een privaatrechtelijke belemmering niet uitvoerbaar is en de raad heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. [verzoekers] hebben verzocht het plan te schorsen totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak, omdat het plan volgens hen evident onrechtmatig is.

3.       De voorzieningenrechter kan, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het plan ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan slechts een extra gebruiksmogelijkheid bevat voor het perceel van [verzoekers]. Op grond van artikel 8, aanhef en onder c, van de planregels kan die extra gebruiksmogelijkheid pas worden benut als één van de twee bestaande supermarkten in het plangebied verdwijnt. Ter zitting is duidelijk geworden dat dit niet gedurende de bodemprocedure valt te verwachten. Gelet hierop zal de inwerkingtreding van het plan feitelijk noch juridisch tot een onomkeerbare situatie leiden. Het plan beperkt [verzoekers] overigens niet in de gebruiksmogelijkheden van hun pand(en) aan de Brouwerij 24-25. Dit betekent dat met het verzoek om een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Niet valt in te zien dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.

Vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang komt de voorzieningenrechter niet toe aan een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De vraag of het plan onrechtmatig is vanwege de door [verzoekers] aangevoerde beroepsgronden komt in de bodemprocedure aan de orde.

4.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2021

429-911