Uitspraak 202006913/2/V6


Volledige tekst

202006913/2/V6.
Datum beslissing: 8 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van:

[appellante], verblijvend te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 november 2020 in zaken nrs. 19/6972 en 19/8438 en in het geding tussen:

[appellante]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 november 2020 in zaken nrs. 19/6972 en 19/8438.

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de AIVD) heeft na toepassing van artikel 8:45, eerste en tweede lid, van de Awb een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht van de AIVD van 27 september 2019, kenmerk 915081de-or1-1.3.

Overwegingen

1.       De AIVD heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.

2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.       Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat [appellante] kennis neemt van de stukken. Indien de stukken worden vrijgegeven, kunnen zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD worden belemmerd en kan daarmee de nationale veiligheid in gevaar worden gebracht.

4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe;

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van  mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.

w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Van Goeverden-Clarenbeek

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021

488