Uitspraak 202105097/2/R1


Volledige tekst

202105097/2/R1.
Datum uitspraak: 6 september 2021

AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], allen wonend te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,

verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2021 heeft het college onder meer locatie RE384 ter hoogte van IJsvogel 17 in Maarssen aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).

Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.

[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft in de bodemprocedure een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 augustus 2021. [verzoekers], vertegenwoordigd door [verzoeker A], en het college, vertegenwoordigd door L. Ganzevoort en R.T. Verbaas, hebben via een videoverbinding aan deze zitting deelgenomen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       [verzoeker A] en [verzoeker B] wonen op het adres [locatie 1]. [verzoeker C] woont op het adres [locatie 2]. Vlakbij hun woningen, aan de achterzijde, is een locatie aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoekers] zijn het niet eens met de aanwijzing van die locatie en wijzen op een alternatieve locatie in de nabije omgeving voor de woning IJsvogel 23 waar de ORAC volgens hen beter geplaatst zou kunnen worden. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om het besluit van 15 juni 2021 te schorsen totdat er uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.

3.       De voorlopige voorziening is erop gericht om vooruitlopend op de uitkomst van de bodemprocedure te voorkomen dat zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Vast staat dat de ORAC op 28 juli 2021 is geplaatst. Het college heeft ter zitting toegelicht dat ingebruikname van de ORAC is gepland op 9 september 2021.

In de omstandigheid dat de ORAC reeds is geplaatst, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen die nopen tot het treffen van een voorlopige voorziening. Niet is namelijk gebleken van zodanig zwaarwegende belangen van [verzoekers] dat deze, vooruitlopend op de bodemprocedure, verwijdering van de ORAC rechtvaardigen of rechtvaardigen dat de ORAC niet in gebruik wordt genomen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat uit de rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:852, volgt dat gevolgen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een ORAC, onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. [verzoekers] hebben geen bezwaren tegen het gekozen inzamelsysteem op zich en hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij zodanige geluid- en geurhinder van de ORAC zullen ondervinden dat niet gewacht kan worden op de uitspraak in de bodemprocedure. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat niet in geschil is dat de afstand tussen locatie RE384 en de gevels van de woningen van [verzoekers] voldoet aan het door het college gehanteerde locatiecriterium van minimaal 2 meter. Indien in de bodemprocedure zou worden geoordeeld dat het besluit van 15 juni 2021 geen stand houdt, kan de op locatie RE384 geplaatste ORAC alsnog worden verwijderd. De door [verzoekers] gevreesde geluid- en geurhinder zou in dat geval tijdelijk van aard zijn geweest.

4.       Het verzoek dient te worden afgewezen.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Janse, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2021

855