Uitspraak 201908756/1/R2


Volledige tekst

201908756/1/R2.
Datum uitspraak: 8 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Domburg, gemeente Veere,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 11 oktober 2019 in zaak nr. 19/290 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Veere.

Procesverloop

Op 19 december 2016 heeft het college aan B’s Holding B.V. (hierna: de B.V.) medegedeeld dat op 5 juli 2016 een omgevingsvergunning van rechtswege is verleend voor het gebruik van een terrein aan de Beatrixstraat in Domburg als parkeerterrein voor maximaal 20 auto’s voor een periode van vijf jaren.

Bij besluit van 26 november 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 oktober 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H.E. Jansen-van der Hoek, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het parkeerterrein zal worden gebruikt als parkeervoorziening bij het reeds bestaande appartementenhotel van de B.V. aan de Herenstraat in Domburg.

[appellant] woont aan de Weverijstraat. Zijn huis ligt in de buurt van de Beatrixstraat.

Hoger beroep

2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de parkeerhinder vanwege het appartementenhotel, ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning voor het parkeerterrein is verleend, niet wordt opgelost na de bouw van het vitaliteitshotel met een ondergrondse parkeergarage aan de Schelpweg. Onzeker is of die parkeergarage daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Bij het parkeeronderzoek is uitgegaan van een parkeergarage met één parkeerlaag, terwijl in het bouwplan bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het vitaliteitshotel wordt uitgegaan van een parkeergarage met twee parkeerlagen.

Voorts heeft de rechtbank ten onrechte niet onderkend dat de parkeerproblematiek niet wordt veroorzaakt door de exploitatie van het appartementenhotel, maar door de illegale verhuur van woningen elders in Domburg, aldus [appellant].

2.1.    De omgevingsvergunning heeft betrekking op het tijdelijk toestaan van een parkeerterrein voor maximaal 20 auto’s. Die vergunning bepaalt de omvang van dit geding.

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de reeds verleende dan wel nog te verlenen omgevingsvergunningen voor de herontwikkeling tot een vitaliteitshotel met een parkeergarage aan de Schelpweg, staan die omgevingsvergunningen in deze procedure niet ter beoordeling.

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de volgens [appellant] illegale verhuur van woningen elders in Domburg en het niet naleven van de daarvoor geldende voorschriften of beleidsregels, staan deze voorschriften of beleidsregels en de handhaving daarvan in deze procedure niet ter beoordeling.

Dit betoog slaagt niet.

Herhaling eerdere beroepsgronden

3.       [appellant] betoogt voorts dat alle andere beroepsgronden, die hij in de procedure bij de rechtbank heeft aangevoerd, in hoger beroep als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.

3.1.    De Afdeling overweegt dat dit betoog alleen maar een herhaling bevat van wat [appellant] in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd.

De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd ingegaan op de beroepsgronden die [appellant] heeft aangevoerd. In hoger beroep heeft [appellant] geen redenen aangevoerd waarom de beoordeling van de desbetreffende gronden en daaraan ten grondslag gelegde argumenten door de rechtbank in de aangevallen uitspraak, onjuist of onvolledig zouden zijn. Het simpelweg in hoger beroep alleen maar herhalen van die eerdere beroepsgronden is onvoldoende voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.

Slotsom

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient worden bevestigd.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021

408