Uitspraak 202006245/1/R3


Volledige tekst

202006245/1/R3.

Datum uitspraak: 8 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Hellendoorn,

appellant,

en

de raad van de gemeente Hellendoorn,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpsstraat 19 te Hellendoorn" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 20 augustus 2021, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Brinker en

P.L. Drent, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan heeft betrekking op een perceel aan de Dorpsstraat 19-19a te Hellendoorn. Op dit perceel was voorheen een apotheek gevestigd. [bedrijf] wil hier een appartementengebouw met acht appartementen realiseren. Het bestemmingsplan voorziet hierin door aan het perceel de bestemming "Wonen - 3" en een bouwvlak toe te kennen. Op grond van artikel 3.1 van de planregels zijn de voor "Wonen - 3" aangewezen gronden bestemd voor wonen, in de vorm van appartementen met bergingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen. Op grond van artikel 3.2.1, onder a, van de planregels mogen de appartementen en bergingen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

2.       [appellant] woont aan de [locatie] te Hellendoorn op ongeveer 35 m afstand van het plangebied. Hij komt op tegen het bestemmingsplan, omdat de raad volgens hem bij het vaststellen van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor zijn privacy van het op grond van het bestemmingsplan toegestane appartementencomplex.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Privacy

4.       [appellant] voert aan dat bij het ontwerp van het te realiseren appartementengebouw onvoldoende rekening is gehouden met zijn privacy. Vanaf de balkons van de voorziene appartementen 5 en 6 kan er recht in zijn tuin en in het achterste gedeelte van zijn woning worden gekeken. Aangezien de balkons van deze appartementen op meer dan 3 m hoogte komen te liggen, helpt een haag of een schutting ook niet om zijn privacy te behouden.

4.1.    De raad bevestigt dat het mogelijk is om vanaf de balkons van de binnen het bouwvlak voorziene appartementen 5 en 6 in de achtertuin van [appellant] te kijken, maar wijst erop dat de afstand tussen het dichtstbijzijnde balkon en de grens van het perceel van [appellant] ongeveer 40 m zal zijn. Het andere balkon zal op een afstand van ongeveer 47 m tot de perceelsgrens van [appellant] worden gerealiseerd. Vanaf het balkon van appartement 5 is de woning van [appellant] volgens de raad niet zichtbaar, omdat daartussen het bestaande gebouw van de bibliotheek staat. De raad stelt zich op het standpunt dat gelet op deze afstanden geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare inbreuk op de privacy van [appellant]. De raad wijst erop dat het gaat om stedelijk gebied, namelijk het centrum van Hellendoorn, en dat het in dat geval niet is uit te sluiten dat er buren zijn die in je tuin kunnen kijken.

4.2.    De Afdeling leest het betoog van [appellant] zo, dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten het bestemmingsplan vast te stellen, voor zover in het bestemmingsplan niet is uitgesloten dat er balkons worden geplaatst aan appartementen aan de kant van het bouwvlak waarvandaan zicht ontstaat op zijn tuin en het achterste gedeelte van zijn woning. Omdat het bestemmingsplan binnen het bouwvlak van het plangebied inderdaad balkons aan appartementen toestaat aan de kant van de tuin en woning van [appellant], valt het niet uit te sluiten dat daardoor de privacy van [appellant] vermindert. Naar het oordeel van de Afdeling betekent dit echter niet dat de raad vanwege de privacy van [appellant] niet in redelijkheid het bestemmingsplan heeft kunnen vaststellen. Daarbij is van belang dat de afstand tussen het perceel met de woning van [appellant] en het binnen het bouwvlak te realiseren appartementencomplex met de mogelijkheid van een balkon op zijn minst 40 m bedraagt. Een dergelijke afstand tussen woongebouwen is niet ongebruikelijk in een stedelijke omgeving, zoals in dit geval het centrum van Hellendoorn. Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:920, overweging 16.2.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bestemmingsplan geen onaanvaardbare inbreuk maakt op de privacy van [appellant].

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

5.       Het beroep is ongegrond.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021

159-952