Uitspraak 202104554/3/A3


Volledige tekst

202104554/3/A3.
Datum uitspraak: 2 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:

Coöperatie Mobilisation for the Environment (hierna: MOB), gevestigd te Nijmegen,

verzoekster,

om de op 15 juli 2021 getroffen voorlopige voorziening op te heffen (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank) van 25 juni 2021 in zaken nrs. 20/1980 en 20/1981 in het geding tussen:

MOB

en

de minister.

Procesverloop

Bij drie afzonderlijke deelbesluiten van 6 juni, 1 juli en 23 juli 2019 heeft de minister verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur van MOB deels ingewilligd en deels afgewezen. Deze verzoeken strekten tot openbaarmaking van gegevens over alle agrarische bedrijven waarvoor een melding in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) is ingediend bij alle bevoegde gezagen vanaf 1 juli 2015 tot 13 januari 2019 en tot openbaarmaking van gegevens over alle niet-agrarische bedrijven waarvoor zo’n melding is gedaan.

Bij besluit van 4 maart 2021 heeft de minister naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:153, opnieuw op het door MOB daartegen gemaakte bezwaar besloten, dat bezwaar gegrond verklaard en de deelbesluiten herzien in die zin dat alsnog locatiegegevens zoals opgenomen in de PAS-meldingen openbaar zijn gemaakt.

Bij uitspraak van 25 juni 2021 heeft de rechtbank het door MOB daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 maart 2021 vernietigd voor zover de weigering om bedrijfsadresgegevens openbaar te maken daarin is gehandhaafd, bepaald dat de minister binnen drie weken bedrijfsadresgegevens alsnog openbaar maakt en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 4 maart 2021 voor zover vernietigd. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat de minister een dwangsom verbeurt als hij niet tijdig aan de opdracht tot openbaarmaking voldoet.

De minister heeft daartegen hoger beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de minister strekte ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst.

Bij uitspraak van 15 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening de aangevallen uitspraak geschorst. Daarbij heeft de voorzieningenrechter bepaald dat uiterlijk op 26 augustus 2021 een zitting zal worden gehouden waar zal worden onderzocht of aanleiding bestaat om de getroffen voorziening op te heffen of te wijzigen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 augustus 2021, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. C.A. Geleijnse, advocaat te Den Haag, mr. C.H.M. Kraakman en mr. J.E.W. Tieleman, Land- en Tuinbouworganisatie Noord, vertegenwoordigd door mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat te Zwolle, en MOB, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft tot gevolg dat gegevens openbaar worden gemaakt, wat niet meer ongedaan kan worden gemaakt en dus onomkeerbaar is. Opheffing van de door de voorzieningenrechter uitgesproken schorsing zou dan ook betekenen dat de nog te volgen beoordeling van het hoger beroep in de hoofdzaak zinloos zou worden. De minister heeft er belang bij dat een dergelijke situatie wordt voorkomen.

Niet is gebleken dat MOB een zwaarwegend belang heeft om vooruitlopend op de uitspraak in de hoofdzaak al te beschikken over de door haar verlangde bedrijfsadresgegevens. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat het voor MOB met deze bedrijfsadresgegevens eenvoudiger zal zijn om bij gemeenten omgevingsvergunningen op te vragen en bij provincies handhavingsverzoeken in te dienen. Niet gebleken is echter dat het ontbreken van de verlangde bedrijfsadresgegevens dit onmogelijk maakt dan wel zodanig bemoeilijkt dat MOB, vooruitlopend op een oordeel in de hoofdzaak, deze adresgegevens zou moeten krijgen. Hierbij is van belang dat de minister wél de X-Y-coördinaten van de emissiebronnen en de bijbehorende kaartjes heeft verstrekt. De voorzieningenrechter laat daarom het belang van de minister bij het voortduren van de schorsing van de aangevallen uitspraak zwaarder wegen dan het belang van MOB om vooruitlopend op de uitspraak in de hoofdzaak al te beschikken over de door haar verlangde bedrijfsadresgegevens.

3.       Gelet op het voorgaande, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de bij uitspraak van 15 juli 2021 getroffen voorlopige voorziening te handhaven.

4.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

handhaaft de bij uitspraak van 15 juli 2021 getroffen voorlopige voorziening, waarbij de aangevallen uitspraak is geschorst.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2021

753.