Uitspraak 202102633/2/R2


Volledige tekst

202102633/2/R2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       Stichting Behoud Erfgoed Oirschot, gevestigd te Oirschot,

2.       [appellante sub 2], wonend te Oirschot,

3.       [appellant sub 3], wonend te Oirschot,

4.       [appellanten sub 4] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), wonend te Oirschot,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Oirschot,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Ondergrondse 150kV Tilburg Noord-Best, gemeente Oirschot" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de stichting, [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.

De stichting, [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft TenneT een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 augustus 2021, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4], allen bijgestaan door mr. Dekkers, rechtsbijstandverlener te Tilburg, zijn verschenen. Verder is de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Benhadi, advocaat te Nijmegen, verschenen.

Voorts is ter zitting TenneT, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan mr. I.F. Kieft, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan maakt de vervanging mogelijk van de bovengrondse 150 kV-lijnverbinding. Deze zullen worden vervangen door een ondergrondse 150 kV-kabelverbinding. Het plan voorziet in de gemeente Oirschot in de planologische regeling voor de ondergrondse verbindingen door middel van de dubbelbestemmingen "Leiding-Hoogspanning" en "Leiding-Hoogspanningsverbinding te vervallen". Daarnaast voorziet het plan in een bovengronds koppelpunt dat bestaat uit bliksempieken, met een maximale hoogte van 20 m en installaties met een maximale hoogte van 10 m ten behoeve van het verbinden van de tracédelen. De gronden waarop het koppelpunt is voorzien hebben de bestemming "Bedrijf-Nutsvoorziening" en de gronden er omheen de bestemming "Groen".

[appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door het koppelpunt. De stichting vreest voor aantasting van de cultuurhistorische waarden van het gebied door de te leggen leidingen en het koppelpunt.

Spoedeisend belang

3.       TenneT heeft aangegeven te willen beginnen met werkzaamheden ten behoeve van de ondergrondse leidingen na de uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening. Er is geen omgevingsvergunning vereist voor de werkzaamheden aan de leidingen zelf. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

3.1.    De voorzieningenrechter zal hierna een bezien of de beroepsgronden die in de bodemzaak zijn aangevoerd aanleiding geven voor de verwachting dat het besluit tot vaststelling van het plan geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd. Op basis daarvan wordt beslist of er aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Woon- en leefklimaat

4.       [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] betogen dat hun uitzicht onaanvaardbaar wordt aangetast door de realisatie van het koppelpunt.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Dit neemt niet weg dat de raad het belang dat [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] hebben bij het behoud van hun uitzicht moet betrekken in zijn belangenafweging.

Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] niet onaanvaardbaar wordt aangetast. Daarbij heeft de raad van belang mogen achten dat de afstand tussen hun woningen en het koppelpunt minimaal 500 m is en dat het koppelpunt maar gedeeltelijk zichtbaar is. Bij [appellant sub 3] liggen tussen de woning en het koppelpunt meerdere bospercelen, waardoor alleen in de winter het koppelpunt gedeeltelijk zichtbaar kan zijn. Bij [appellante sub 2] staat er een agrarisch gebouw tussen de woning en het koppelpunt en bij [appellant sub 4] staan weliswaar maar enkele bomen tussen de woning en het koppelpunt, maar is de afstand tot het koppelpunt 690 m. Daarnaast heeft de raad van belang mogen achten dat het koppelpunt langs het zuiden en een deel van de oostkant landschappelijk wordt ingepast met bomen en bosstroken. Een deel van de beoogde beplanting behoudt zijn blad in de winter, waardoor het uitzicht op het koppelpunt wordt beperkt. Veelal zullen alleen de bliksempieken zichtbaar zijn.

Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit in de bodemprocedure op dit punt stand zal houden.

Alternatieve locaties

5.       [appellant sub 4], [appellant sub 3], [appellante sub 2] en de stichting hebben de raad verzocht om alternatieve locaties te onderzoeken. [appellant sub 4] heeft hiertoe twee kaarten met voorgestelde locaties aangedragen. [appellant sub 3] heeft verzocht om het koppelpunt te realiseren nabij de reeds aanwezige bovengrondse leidingen en [appellante sub 2] heeft de locatie Bekersberg voorgesteld. Zij stellen dat de raad in zijn geheel niet is ingegaan op de aangedragen alternatieven of het verzoek om andere alternatieve locaties te onderzoeken.

5.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

In paragraaf 3.2.2 van de "Locatiestudie verplaatsing koppelpunt Oirschot Gijzelaar" van 5 januari 2021, uitgevoerd door TenneT, is uiteengezet hoe het zoekgebied voor het koppelpunt is bepaald. De nieuw te realiseren ondergrondse hoogspanningsverbinding vanuit Tilburg moet worden aangesloten op de bestaande verbinding vanuit Boxtel. De locatie van het koppelpunt moet nabij de kruising van die twee verbindingen liggen om de extra lengte van de verbinding vanuit Boxtel te minimaliseren, zo staat in paragraaf 3.2.2. Daarnaast zijn in de omgeving de A58 en het Wilhelminakanaal gelegen en wordt mede in het belang van weg- en waterbeheer het aantal kruisingen met die infrastructuur beperkt tot een minimum. Ook moeten woonkernen en bedrijventerrein zo veel mogelijk worden vermeden. Het voorgaande heeft geleid tot een zoekgebied dat wordt begrensd door de A58 in het noorden, het Wilhelminakanaal in het zuiden, de natuurgebieden in het westen en de woonkernen en bedrijventerreinen in het oosten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad op grond van deze argumenten in redelijkheid het zoekgebied voor alternatieven kon beperken tot het gebied dat hierboven is uiteengezet.

Ter zitting is door de raad en TenneT toegelicht dat de door [appellant sub 4], [appellant sub 3], [appellante sub 2] en de stichting aangedragen locaties zijn gelegen buiten het zoekgebied. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat de raad de alternatieven van verzoekers onvoldoende heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan. Ook dit betoog leidt niet tot schorsing van het plan.

Landschappelijke-, cultuurhistorische-, en archeologische waarden

6.       [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] betogen dat de raad onvoldoende aandacht heeft besteed aan de verslechtering van de landschappelijke waarden door het koppelpunt. Daarnaast snappen [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] niet waarom een koppelpunt wel passend zou zijn in het landschap, terwijl de raad in het verleden een zonnepark in de omgeving niet passend heeft geacht vanwege de landschappelijke waarden van de omgeving. Verder betogen [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] dat het landschapsplan, waarvoor in artikel 3.3.1, van de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen om het koppelpunt in de omgeving te passen, te summier is, omdat er niets in staat over de exacte locatie van de bomen of de hoeveelheid bomen.

De stichting betoogt dat de cultuurhistorische waarden van het gebied ernstig worden aangetast door de leidingen en het koppelpunt. Volgens de stichting zijn de gleuven waarin de leidingen worden geplaatst, zelfs na het dichten van het gat, nog jaren zichtbaar in het landschap.

6.1.    Het plangebied is gelegen in het cultuurhistorisch waardevolle landschap "Groene Woud". De raad heeft toegelicht dat hiermee rekening is gehouden door het koppelpunt te realiseren nabij de A58 en bebost gebied, zodat het open landschap zo min mogelijk wordt aangetast. TenneT en de raad hebben verder toegelicht dat ter plaatse van cultuurhistorische elementen gebruik gemaakt zal worden van gestuurde boringen en niet van open ontgravingen.

Het koppelpunt wordt landschappelijk ingepast met onder andere beplanting in de vorm van bosstroken met een breedte van 8 m, waarbij aan de oost- en zuidzijde een houtwal wordt aangelegd. Daarnaast wordt kruidenrijk grasland aangelegd om het koppelpunt heen. De exacte locatie van de bosstroken zal afhangen van de exacte locatie van de leidingen.

Daarnaast heeft TenneT toegelicht dat de gleuven niet zichtbaar zijn in het landschap nadat deze zijn gedicht. Dit is door de stichting niet gemotiveerd weersproken.

Ook heeft TenneT toegelicht dat voordat wordt begonnen met de werkzaamheden een archeologisch onderzoek zal worden uitgevoerd op de locaties met een hoge archeologische waarde en pas wordt begonnen met de werkzaamheden nadat een gemeentelijk archeoloog de locaties heeft vrijgegeven.

Gelet op hetgeen is uiteengezet over de locatie en samenstelling van de bosstroken in het landschapsplan ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het landschapsplan te summier is en onvoldoende duidelijk.

Evenmin ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het oordeel dat het koppelpunt leidt tot een dusdanige aantasting van de landschappelijke-, cultuurhistorische-, en archeologische waarden dat de raad niet in redelijkheid het plan vast kon stellen. Het feit dat de raad een zonnepark niet passend heeft geacht in de omgeving leidt niet tot een ander oordeel, omdat een zonnepark een andere ruimtelijke uitstraling op de omgeving heeft dan een koppelpunt.

Participatie

7.       De stichting betoogt dat zij onvoldoende is betrokken bij de planvorming.

7.1.    Het ontwerpbestemmingsplan is op 10 juni 2020 bekendgemaakt en heeft van 11 juni 2020 tot en met 23 juli 2020 ter inzage gelegen.

De stichting heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze tegen het ontwerpplan in te dienen. Op deze zienswijze is door het gemeentebestuur gereageerd in de nota van zienswijzen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de bestemmingsplanprocedure volgens de regels in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Awb is verlopen. Het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in deze wetgeving geregelde bestemmingsplanprocedure. De stelling van de stichting dat de mogelijkheden voor inspraak in deze fase onvoldoende waren, heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen de stichting heeft gesteld geen aanleiding voor het oordeel dat het plan tot stand is gekomen in strijd met de geldende procedurele regels voor het vaststellen van een bestemmingsplan.

Onjuiste gegevens

8.       Ter zitting heeft de stichting aangegeven dat zij kennis heeft genomen van het feit dat de raad zowel de gemeentelijke erfgoedkaart als de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant heeft geraadpleegd. Haar beroepsgrond over de gebruikte gegevens over de cultuurhistorie speelt niet meer, aldus de stichting.

Conclusie

9.       Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van de uitspraak op de ingestelde beroepen. De verzoeken worden daarom afgewezen.

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Scheele
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2021

723-932