Uitspraak 202006203/1/R3


Volledige tekst

202006203/1/R3.
Datum uitspraak: 1 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], gevestigd te Heenvliet, gemeente Nissewaard,

appellant,

en

de raad van de gemeente Nissewaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Heenvliet Zuid" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door M. Jonker en D. Stok, zijn verschenen. Ook zijn [bedrijf A], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], en [bedrijf B], vertegenwoordigd door [gemachtigde C], beide bijgestaan door mr. M. Trouwborst, advocaat te Oostvoorne, ter zitting gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Met het plan beoogt de raad de vrijgekomen gronden van de voetbalverenigingen v.v. P.F.C. en H.V.V. Bernisse, gelegen tussen de Groene Kruisweg en de Gouwershoeck, te herontwikkelen en daarmee ruimte te creëren voor detailhandel, het Medische Centrum Heenvliet en een parkeerterrein.

2.       [appellant] woont aan de [locatie] in Heenvliet, tegenover het plangebied. [appellant] vreest dat als gevolg van het plan bomen zullen verdwijnen.

Ingetrokken beroepsgrond

3.       Ter zitting heeft [appellant] zijn beroepsgrond over de aantasting van zijn woon- en leefomgeving ingetrokken.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Voorwaardelijke verplichting

5.       [appellant] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd met de rechtszekerheid is vastgesteld. [appellant] voert daartoe aan dat de landschappelijke inpassing van het parkeerterrein ten onrechte niet in het bestemmingsplan is gegarandeerd, omdat een voorwaardelijke verplichting daartoe in de planregels ontbreekt. Ook is de instandhouding van een landschappelijke inpassing niet in het plan geregeld.

[appellant] heeft ter zitting erkend dat de landschappelijke inpassing van de zuidzijde van het parkeerterrein voor hem niet van betekenis is, omdat hij ten noorden van het parkeerterrein woont.

5.1.    De raad stelt dat het opnemen van een voorwaardelijke verplichting om de landschappelijke inpassing te garanderen in dit geval niet noodzakelijk is, omdat de werkzaamheden door de gemeente Nissewaard worden uitgevoerd. De financiële middelen hiervoor zijn al beschikbaar gesteld bij de vaststelling van de betreffende grondexploitatie door de raad in oktober 2019. Daarnaast stelt de raad dat alle bestemmingen ter plaatse het aanbrengen van groenvoorzieningen toelaten.

5.2.    De Afdeling maakt uit de op de zaak betrekking hebbende stukken op dat de raad de landschappelijke inpassing van het parkeerterrein noodzakelijk acht in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Niet in geschil is dat de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing niet in het plan is verzekerd, terwijl niet is gebleken dat de landschappelijke inpassing anderszins publiekrechtelijk is verzekerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in dit geval echter in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan tot het realiseren van de landschappelijke inpassing van het parkeerterrein. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de raad ter zitting uitdrukkelijk heeft toegezegd dat de landschappelijke inrichting zal worden gerealiseerd overeenkomstig het definitieve groenplan voor de noordzijde van het plangebied "Inrichting Nico de Regtplein, Heenvliet, Groenplan fase 1" en dat de werkzaamheden door de gemeente zullen worden uitgevoerd. Niet is gebleken van belemmeringen die zich hiertegen verzetten. De Afdeling acht in dit verband van belang dat de gronden waarop de landschappelijke inpassing is voorzien bij de gemeente in eigendom zijn en dat de financiële middelen voor de inpassing al beschikbaar zijn gesteld. Verder acht de Afdeling van belang dat de planregels weliswaar niet verplichten tot de landschappelijke inpassing van het parkeerterrein, maar dat het plan de realisatie van een groene inpassing wel mogelijk maakt. Zo zijn aan de gronden waar het parkeerterrein is voorzien de bestemmingen "Gemengd" en "Groen" toegekend. Op grond van artikel 3.1, aanhef en onder j, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor "groenvoorzieningen". Ook de voor "Groen" aangewezen gronden zijn op grond van artikel 4.1 aanhef en onder a, van de planregels bestemd voor "groenvoorzieningen".

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en proceskosten

6.       Het beroep is ongegrond.

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2021

780-964