Uitspraak 202006130/1/R1


Volledige tekst

202006130/1/R1.
Datum uitspraak: 25 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Enschede,

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2020 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld en locaties aangewezen voor de plaatsing van bovengrondse afvalcontainers bij hoogbouwlocaties in Enschede, waaronder de locatie aan het Roombeekhofje 18.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2021, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R. Bouwmeester en ir. T.J. Matton, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het college heeft onder meer de locatie aan het Roombeekhofje 18 aangewezen voor de plaatsing van een container voor zogenoemd gfe-afval. [appellant] is het niet eens met de aanwijzing van deze locatie, omdat de afvalcontainer direct voor zijn woning wordt geplaatst. Hij vreest onder meer voor stankoverlast door het gebruik van de afvalcontainer.

Beoordelingskader

2.       Bij de keuze van een locatie voor afvalcontainers dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2506), komt het college bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van afvalcontainers beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling, aan de hand van de beroepsgronden, beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen. Daarbij beoordeelt zij allereerst of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een afvalcontainer. Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

3.       Bij het aanwijzen van de locaties voor afvalcontainers hanteert het college de volgende richtlijnen:

- Voor ieder hoogbouwcomplex wordt een gfe-verzamelcontainer geplaatst, waarbij 60 huishoudens zijn aangesloten op één gfe-verzamelcontainer. Bij deze capaciteit is een wekelijkse lediging van de gfe-verzamelcontainer voldoende. Er wordt één box per 60 huishoudens aangehouden, zodat Twente Milieu kan volstaan met één lediging per week.

-  De gfe-verzamelcontainer zal bij voorkeur worden geplaatst nabij een bestaande verzamelcontainer, zodat bewoners meerdere afvalstromen gelijktijdig weg kunnen brengen.

- De gfe-verzamelcontainer moet makkelijk toegankelijk en gelijkvloers zijn voor bewoners en Twente Milieu. Tevens moet de minicontainer eenvoudig en snel uit de behuizing kunnen worden gehaald.

- De gfe-verzamelcontainer moet goed en veilig bereikbaar zijn voor het inzamelen, aan een doorgaande weg met voldoende ruimte voor een stilstaand inzamelvoertuig. Risico op schade aan de omgeving tijdens het laden en lossen moet zoveel mogelijk worden beperkt. De opstelplaats voor het inzamelvoertuig moet veilig en verkeerstechnisch verantwoord zijn.

- De gfe-verzamelcontainer wordt indien mogelijk vlakbij de ingang van het betreffende hoogbouw complex geplaatst, waarmee wordt gestreefd naar een zo kort mogelijke brengafstand.

- De kans op eventuele overlast moet zo klein mogelijk worden gehouden, door balkons, deuren van woningen en ramen te vermijden.

- De gfe-verzamelcontainer wordt bij voorkeur geplaatst op gemeentelijke grond, die geen particulier eigendom is (conform het Toetsingskader Openbare Ruimte).

Noodzaak

4.       [appellant] betwist de noodzaak om op de locatie aan het Roombeekhofje 18 een afvalcontainer te plaatsen. Hij wijst in dat verband ook op de locaties van de afvalcontainers die op 60 m respectievelijk 80 m afstand van het Roombeekhofje 18 liggen.

4.1.    In de richtlijnen is bepaald dat voor ieder hoogbouwcomplex een afvalcontainer wordt geplaatst, waarbij 60 huishoudens zijn aangesloten. Het college heeft toegelicht dat de locatie dicht bebouwd is, er veel hoogbouw is en de afvalcontainer aan het Roombeekhofje is berekend op 67 huishoudens. Nu de locatie is bedoeld voor meer dan het in de richtlijnen genoemde aantal huishoudens, in dit gebied minimaal twee gfe-afvalcontainers nodig zijn, waaronder op de genoemde locaties, en op die locaties ook al voldoende huishoudens zijn aangesloten, bestaat volgens het college voldoende noodzaak om op de aangewezen locatie een afvalcontainer te plaatsen. De Afdeling acht deze toelichting aannemelijk. In het aangevoerde bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college het plaatsingsplan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Het betoog faalt.

Overlast

5.       [appellant] vreest dat de afvalcontainer ter plaatse stankoverlast en overlast in de vorm van zwerfafval zal veroorzaken en dat daarmee ook ongedierte wordt aangetrokken. In dat verband voert hij aan dat de container naast twee andere afvalcontainers en op 2,5 m afstand van het raam van de woonkamer en net onder het raam van de slaapkamer wordt geplaatst, zodat niet wordt voldaan aan de richtlijn dat eventuele overlast zoveel mogelijk wordt voorkomen door locaties nabij balkons, deuren van woningen en ramen te vermijden. Verder wijst [appellant] op de bestaande overlast door de twee containers. Het college laat, ondanks meerdere meldingen van hem over zwerfafval rondom deze containers, het afval niet ophalen en handhaaft hier niet op. Door het plaatsen van de derde container zal de overlast alleen maar toenemen.

5.1.    Zoals hiervoor is weergegeven, hanteert het college richtlijnen bij het aanwijzen van de locaties voor afvalcontainers. Het college heeft ter zitting nader toegelicht dat bij de in deze richtlijnen opgenomen uitgangspunten zoveel mogelijk aansluiting is gezocht. Volgens het college voldoet de aangewezen locatie weliswaar niet aan de richtlijn dat de kans op eventuele overlast zo klein mogelijk gehouden wordt, door balkons, deuren van woningen en ramen te vermijden, maar is deze locatie desondanks geschikt voor het plaatsen van een afvalcontainer. Daarover is toegelicht dat de afstand tot de woning 2,5 m is en deze voldoet aan de minimale afstand van 1,5 m die gehanteerd wordt tussen de gevel van een woning en de afvalcontainer. Die afstand is hier ook aanvaardbaar, omdat eventuele overlast vanwege deze container zoveel mogelijk zal worden beperkt. De afvalcontainers zullen minimaal een keer per week en indien nodig vaker worden geleegd. Verder wordt de afvalcontainer in een metalen behuizing geplaatst en wordt deze regelmatig gereinigd, zodat eventuele stankoverlast zoveel mogelijk wordt voorkomen. Voor zover [appellant] vreest voor bijgeplaatst afval, heeft het college toegelicht dat de overlast nu komt door de twee andere containers en dat dit probleem zich met de plaatsing van de derde container minder zal voordoen. De containers zullen tijdig worden gecontroleerd, vaker worden geleegd en regelmatig worden gereinigd. Volgens het college wordt zo voorkomen dat de container vol zit en er zwerfafval ontstaat. Als toch afval rondom de container aangetroffen wordt kan daarvan melding worden gemaakt en zal de gemeente handhavend optreden. Daarbij is van betekenis dat het college ter zitting heeft bevestigd dat ter plaatse verschillende maatregelen worden getroffen - zoals het plaatsen van camera's - en meldingen ook tijdig zullen worden opgepakt. Gelet op deze toelichting, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eventuele overlast tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft.

Het betoog faalt.

Alternatieven

6.       [appellant] betoogt dat het college had moeten kiezen voor geschiktere alternatieve locaties die beschikbaar zijn. Hij wijst op de locaties aan de Renbaanstraat 13, het Roombeekhofje 24, de Deurningerstraat en de Roomweg.

6.1.    Het college heeft hierover toegelicht dat nabij de locatie aan de Renbaanstraat 13 al een afvalcontainer is gepland en dat de locatie aan het Roombeekhofje 24 niet voldoet aan de richtlijnen voor het plaatsen van de containers. Verder heeft het college toegelicht dat de overige locaties ook zijn onderzocht en niet geschikt zijn bevonden, omdat die locaties niet in eigendom zijn van de gemeente. Gelet hierop en nu het in dit geval gaat om een centrumlocatie, is er volgens het college een beperkt aantal geschikte locaties te vinden. Er bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de gegeven toelichting. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich met deze motivering in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de genoemde alternatieven niet aan de aanwijzing van de huidige locatie in de weg staan.

Het betoog faalt.

Waardedaling woning

7.       [appellant] betoogt dat zijn woning in waarde zal verminderen en dat het college daaraan onvoldoende betekenis heeft toegekend. Hij voert in dat verband aan dat hij de woning in juli 2019 heeft gekocht en dat er toen geen plannen waren om ter plaatse een derde afvalcontainer te plaatsen.

7.1.    Het college heeft toegelicht dat het binnen de stad niet mogelijk is om de afvalcontainers geheel buiten het zicht van omwonenden te plaatsen, dat het plaatsen van afvalcontainers een normale maatschappelijke ontwikkeling is waar een ieder mee te maken kan hebben en dat de containers noodzakelijk zijn om aan wettelijke taken te voldoen. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het college aan het belang van [appellant] meer gewicht had moeten toekennen dan aan het belang dat is gediend met de plaatsing van de afvalcontainers.

Het betoog faalt.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond.

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Dinleyici, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021

909.