Uitspraak 202001887/1/R3


Volledige tekst

202001887/1/R3.
Datum uitspraak: 18 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante] en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante]), gevestigd respectievelijk wonend te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Kaag en Braassem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied 2019" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 4 mei 2021, waar [appellante], bij monde van [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door R.A. Noorhoff, rechtsbijstandverlener te Alphen aan den Rijn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.O. van der Weide Cezarini, zijn verschenen.

De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting geschorst.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellante] en de raad nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw op zitting behandeld op 2 augustus 2021, waar [appellante], bij monde van [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door R.A. Noorhoff, rechtsbijstandverlener te Alphen aan den Rijn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.O. van der Weide Cezarini, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       In de toelichting bij het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied 2019" staat dat dit bestemmingsplan het "Derde Tuinbouwgebied" van een actueel juridisch-planologisch kader voorziet. Het uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het continueren van de bestaande rechten. Het plangebied wordt begrensd door de Ringvaart, de Noordveenweg, de Achterweg, de Molenweg en de Korte Oostweg.

Aan de gronden van het perceel [locatie] te Nieuwe Wetering is de bestemming "Bedrijf" met daarbinnen een bouwvlak toegekend.

2.       [appellant A] en [appellant B] zijn eigenaar van het perceel [locatie] te Nieuwe Wetering. Op het perceel is het bedrijf [appellante] gevestigd.

3.       Bij besluit van 30 maart 1998 heeft de raad van de voormalige gemeente Alkemade het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" vastgesteld.

Bij besluit van 2 maart 2009 heeft de raad van de gemeente Kaag en Braassem het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied" vastgesteld.

Tegen het besluit van 2 maart 2009 heeft [appellante] destijds beroep ingesteld.

In de uitspraak van 17 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL7772, heeft de Afdeling onder meer het volgende overwogen:

"Het betoog van [appellante] dat - hoewel dit niet in de bedoeling van de raad ligt - het bouwvlak wat betreft de grootte en de situering op het perceel niet overeenkomt met het bouwvlak op de plankaart van het voorheen geldende plan ["Landelijk Gebied Oost Plus"], heeft de raad ter zitting niet kunnen weerleggen. Gelet hierop heeft de Afdeling twijfel of in zoverre voldoende zorgvuldigheid is betracht bij de voorbereiding van het plan."

4.       Vanaf 24 oktober 2019 tot en met 4 december 2019 heeft het ontwerpbestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied" ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft [appellante] een zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpbestemmingsplan. Hierin heeft [appellante] opgemerkt dat het bouwvlak wederom niet overeenkomt met het bouwvlak uit het bestemmingsplan "Landelijk gebied Oost Plus". Hiermee is volgens hem de uitspraak van de Afdeling niet in acht genomen.

5.       In de Nota van Beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Derde Tuinbouwgebied 2019’ is naar aanleiding van de zienswijze van [appellante] vermeld:

"Het bouwvlak dient op de plankaart zodanig aangepast te worden dat in lijn van de uitspraak van de Afdeling het bouwvlak qua grootte en situering in overeenstemming wordt gebracht met het bouwvlak op de plankaart van het ten tijde van de uitspraak vigerende bestemmingsplan, te weten Landelijk Gebied Oost Plus en moet corresponderen met de huidige contouren van het hoofdgebouw. Concreet zal het bouwvlak aan de noordzijde qua contouren verruimd moeten worden."

6.       [appellante] kan zich niet verenigen met het bestemmingsplan, omdat het bouwvlak op het perceel [locatie] te Nieuwe Wetering volgens hem ten onrechte nog steeds niet overeenkomt met het bouwvlak uit het voorheen geldende bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus", maar ten opzichte daarvan is verkleind.

Toetsingskader

7.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Bouwvlak

8.       [appellante] betoogt dat, ondanks de aanpassingen die de raad naar aanleiding van zijn zienswijze heeft doorgevoerd, het bouwvlak op zijn perceel op de verbeelding van het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied" alsnog niet overeenkomt met het bouwvlak op zijn perceel op de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus". Op de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" is te zien dat de grens van het bouwvlak aan de noordzijde gelijk is aan de grens van het kadastrale perceel. Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied" ligt de grens van het bouwvlak echter een stuk onder de grens van het kadastrale perceel. Volgens [appellante] heeft de raad niet de juiste uitgangspunten gehanteerd bij het overnemen van het bouwvlak. Voor zover de raad erop heeft gewezen dat het onderzoek zou zijn uitgevoerd door KuiperCompagnons, merkt [appellante] op dat dit nergens uit blijkt. Bovendien is het niet duidelijk hoe KuiperCompagnons te werk zou zijn gegaan en welke uitgangspunten door KuiperCompagnons zouden zijn gehanteerd. [appellante] betwijfelt verder of de raad de originele plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" heeft gebruikt. Op de plankaart die de raad heeft gebruikt, staat namelijk een sloot, terwijl op de plankaart die [appellante] bezit, geen sloot staat. Daarbij loopt de noordelijke lijn van het bouwvlak op de plankaart van de raad iets naar beneden, terwijl deze lijn op de plankaart van [appellante] recht loopt. Hierdoor laat de raad de noordelijke grens van het bouwvlak ter hoogte van de Noordveenweg 7 te Nieuwe Wetering eindigen, maar op grond van de plankaart die [appellante] bezit zou deze noordelijke grens ter hoogte van de Noordveenweg 9 te Nieuwe Wetering moeten eindigen. Verder voert [appellante] aan dat het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" ten noorden van het bouwvlak geen zone bevatte waar geen bebouwing is toegestaan. Ook stelt [appellante] dat op de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" is te zien dat het bouwvlak voorbij de sloot liep. Tot slot heeft [appellante] een aanvraag om een Hinderwetvergunning overgelegd, waaruit volgens hem duidelijk is op te maken welke kadastrale percelen bij zijn bedrijf horen. De kadastrale grens was ook de noordelijke grens van het bouwvlak. [appellante] benadrukt dat het voor een optimale bedrijfsvoering noodzakelijk is dat het bouwvlak dezelfde omvang houdt.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat hij het bouwvlak zo goed als mogelijk heeft overgenomen van de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus". Voor het onderzoek heeft de raad KuiperCompagnons ingeschakeld. De raad heeft verder toegelicht dat het exact opnemen van het bouwvlak zoals dit is weergegeven op de plankaart bij het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" op de verbeelding van het bestreden bestemmingsplan niet mogelijk is. De plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" is namelijk een oudere en niet erg nauwkeurige tekening. Hierdoor kan er een afwijking in de schaal zitten. Daarom heeft de raad als referentiepunt de sloot genomen die ten westen van het bouwvlak ligt. Op de plankaart is te zien dat de noordelijke grens van het bouwvlak ter hoogte van de sloot eindigt. Verder heeft de raad gekeken naar de noordelijke grens van het bouwvlak ten opzichte van de bebouwing aan de oostzijde van het perceel. Deze uitgangspunten heeft de raad vervolgens geprojecteerd op de verbeelding van het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied". De raad wijst er verder op dat hij naar aanleiding van de door [appellante] naar voren gebrachte zienswijze het bouwvlak in het vastgestelde bestemmingplan heeft aangepast ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Het bouwvlak is als gevolg van de zienswijze verbreed en ten noorden van het bestaande bouwwerk ook wat vergroot.

8.2.    De Afdeling ziet in wat [appellante] naar voren heeft gebracht onvoldoende aanknopingspunten dat de raad het bouwvlak op de verbeelding van het bestreden bestemmingsplan niet zo goed als mogelijk overeenkomstig het bouwvlak zoals weergegeven op de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" heeft opgenomen. Voor zover [appellante] heeft aangevoerd dat het niet duidelijk is welke uitgangspunten door de raad en door KuiperCompagnons zijn gehanteerd, stelt de Afdeling vast dat de raad, onder meer in het memo van 12 mei 2021, dat volgens de raad is gebaseerd op de bevindingen van KuiperCompagnons, de ligging van de sloot aan de westzijde en de bebouwing aan de oostzijde van het perceel als uitgangspunten heeft genomen. Voor zover [appellante] stelt dat hij een kaart bezit waarop geen sloot staat ingetekend, overweegt de Afdeling dat de kaart van [appellante] van augustus 1996 is. Op de plankaart die de raad heeft gebruikt, en waarop de sloot wel is ingetekend, staat "raad 30 mrt. 1998", zijnde de datum van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus". De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet de originele plankaart zou hebben gebruikt. Hoewel de bebouwing aan de oostzijde van het perceel niet duidelijk zichtbaar is op deze plankaart en daardoor naar het oordeel van de Afdeling niet als referentiepunt kan worden gebruikt, heeft de raad de sloot ten westen van het perceel in ieder geval wel kunnen gebruiken als referentiepunt. [appellante] heeft de ligging van de sloot ook niet betwist, maar stelt zich op het standpunt dat de noordelijke grens van het bouwvlak hoger eindigt dan de sloot. De Afdeling ziet op de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" echter geen aanknopingspunten dat het bouwvlak tot boven de sloot zou lopen. De noordelijke grens van het bouwvlak loopt op die plankaart evenwijdig aan de noordkant van de sloot. Dat geldt ook voor de noordelijke grens van het bouwvlak op de verbeelding van het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied". [appellante] en anderen hebben er ook nog op gewezen dat in afwijking van de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus", op de verbeelding van het bestemmingsplan "Derde tuinbouwgebied" ten noorden van het bouwvlak een zone is opgenomen waar geen bebouwing is toegestaan. Het klopt dat op de plankaart van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" de noordelijke grens van het bestemmingsvlak en de noordelijke grens van het bouwvlak gelijk waren aan elkaar. Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Derde Tuinbouwgebied" ligt de grens van het bestemmingsvlak hoger dan de noordelijke grens van het bouwvlak. Anders dan waar [appellante] van uit lijkt te gaan, komt dat echter niet doordat het bouwvlak is verkleind, maar doordat het bestemmingsvlak op de verbeelding van het bestemmingsplan "Derde tuinbouwgebied" is vergroot. Ook de door [appellante] overgelegde aanvraag om een Hinderwetvergunning, door het college op 21 februari 1991 ontvangen, biedt geen aanleiding voor een ander oordeel. Op deze aanvraag staat weliswaar een aantal kadastrale perceelnummers, maar hieruit kan niet worden afgeleid hoe het bouwvlak er toentertijd uit heeft gezien.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.       Het beroep is ongegrond.

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2021

271-952.