Uitspraak 202102213/2/R3


Volledige tekst

202102213/2/R3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van onder meer:

Sneeker Lawn Tennisclub De Vliegende Bal, Stichting Tinga en Sneeker Mixed Hockeyclub (hierna: Stichting Tinga en andere), alle gevestigd te Sneek, gemeente Súdwest Fryslân,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Nederland van 23 februari 2021 in zaken nrs. 19/1984, 19/1986 en 19/1994 in het geding tussen:

Stichting Tinga en andere

en

het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân.

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2019 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan bouwen van een supermarkt op het perceel Molenkrite 130b te Sneek.

Bij uitspraak van 23 februari 2021 heeft de rechtbank het door Stichting Tinga en andere daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben Stichting Tinga en andere hoger beroep ingesteld.

Tevens hebben Stichting Tinga en andere de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Stichting Tinga en andere hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 juli 2021, waar zijn verschenen: Stichting Tinga en andere, vertegenwoordigd door mr. J.H. van der Meulen, advocaat te Joure en het college, vertegenwoordigd door mr. R.S. Boersma.

Voorts zijn ter zitting als partij gehoord Jumbo Supermarkten B.V. en Jumbo Supermarkten Vastgoed B.V. (hierna: Jumbo), vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands, advocaat te Den Haag.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       De vergunde supermarkt zal worden geëxploiteerd door Jumbo. De bestaande supermarkt van Jumbo in de wijk Tinga voldoet in het bijzonder vanwege de ligging ervan niet meer. Er zijn problemen met de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

Het perceel waar het bouwplan is voorzien, is eigendom van de gemeente en behoort tot het sportpark Tinga. Het is thans in gebruik als parkeervoorziening. Elders op het sportpark zal een nieuwe parkeervoorziening ten behoeve van het sportpark worden aangelegd. Het sportpark is in gebruik bij Stichting Tinga en andere. Zij willen dat op het perceel een derde hockeyveld wordt aangelegd. De bouw van een supermarkt maakt dat onmogelijk.

3.       Jumbo heeft aangegeven zo spoedig mogelijk te willen gaan bouwen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het vereiste spoedeisend belang aanwezig.

4.       Stichting Tinga en andere betogen dat de rechtbank de belangenafweging van het college niet goed heeft beoordeeld. De rechtbank heeft namelijk ten onrechte het college gevolgd in de stelling dat het voor de sportclubs niet uitmaakt of Jumbo wel of niet aanwezig is op het sportpark en dat zij hierdoor niet meer worden belemmerd dan in de huidige situatie. Stichting Tinga en andere stellen dat de aanleg van een derde hockeyveld niet meer mogelijk is als de supermarkt wordt gebouwd. Zij wijzen op het integrale schetsplan voor het sportpark van Wijbenga Architecten. Hieruit blijkt volgens hen dat binnen de bestaande grenzen van het sportpark drie hockeyvelden passen naast de overige aldaar aanwezige faciliteiten. De bouw van een supermarkt maakt dat onmogelijk. Stichting Tinga en andere vinden dat het college de belangen van de sportclubs en het schetsplan van Wijbenga onvoldoende in zijn belangenafweging heeft betrokken.

4.1.    Het betoog richt zich tegen rechtsoverweging 9.1 van de aangevallen uitspraak. Die komt erop neer dat de rechtbank van oordeel is dat - anders dan Stichting Tinga en andere betoogden - het college de belangen van de sportclubs wel in zijn belangenafweging heeft betrokken en dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

De stelling waaraan Stichting Tinga en anderen refereren - dat het voor de sportclubs niet uitmaakt of Jumbo wel of niet op het sportpark is gevestigd - moet volgens de voorzieningenrechter worden gelezen in samenhang met het ter zitting nog eens geëxpliciteerde standpunt van het college dat het sowieso niet wil meewerken aan de aanleg van een derde hockeyveld op de locatie waar nu de supermarkt is voorzien.

Daartoe heeft het college ter zitting toegelicht dat het schetsplan van Wijbenga Architecten weliswaar technisch uitvoerbaar is, maar niet voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Uitvoering van dat plan zou namelijk tot een vanuit verkeerskundig oogpunt ongewenste situatie leiden. De ontsluiting zou niet op dezelfde plek kunnen komen als bij de supermarkt, omdat het verkeer dan over het sportpark zou moeten rijden. De enige andere mogelijkheid is ook niet aanvaardbaar. Daar is de ontsluiting eerder juist verwijderd vanwege overlast en verkeersonveiligheid. Daarnaast ontbreekt het volgens het college aan de benodigde financiële middelen om het schetsplan uit te voeren.

Gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter niet dat het hoger beroep in de hoofdzaak gegrond zal worden verklaard. Daarom zal het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2021