Uitspraak 202103114/2/R2


Volledige tekst

202103114/2/R2.
Datum uitspraak: 30 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]) wonend te Geffen, gemeente Oss,

verzoeker,

en

de raad van de gemeente Oss,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening 2 Kom Geffen-2016" gewijzigd vastgesteld.

[verzoeker] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[partij] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 juli 2021, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door ing. H.A. van Creij, zijn verschenen. Ook zijn de initiatiefnemers van het plan en eigenaars van het plangebied, vertegenwoordigd door [gemachtigde] ter zitting gehoord

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om negen vrijstaande woningen te bouwen aan de zuidwestkant van de Kom Geffen te Geffen, gemeente Oss. Daarvan zijn vijf woningen gepland aan De Herd en vier woningen aan de Groenstraat. De vier woningen aan de Groenstraat zijn gepland door de initiatiefnemers die vertegenwoordigd zijn door [partij].

[verzoeker] woont aan de Groenstraat tegenover het plangebied. Hij keert zich met het verzoek tegen de vier woningen die in het plan aan de Groenstraat mogelijk worden gemaakt. Hij vreest voor negatieve gevolgen van de woningen voor zijn woon- en leefklimaat. Bovendien zijn deze woningen volgens hem in strijd met een overeenkomst, die hij met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdonk (thans: gemeente Oss) zou hebben gesloten.

Spoedeisend belang

3.       Volgens [partij] bestaat belangstelling voor de bouw van de geplande woningen en hij verwacht dat op korte termijn aanvragen om een omgevingsvergunning zullen worden gedaan. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

4.       De voorzieningenrechter zal hierna overgaan tot een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling. Dit betekent dat de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling zal verrichten van de beroepsgronden die in de bodemzaak zijn aangevoerd.

Overeenkomst

5.       [verzoeker] stelt dat het plan in strijd is met een tussen hem en het college gesloten overeenkomst in verband met het op 20 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Verlengde Run". Hij wijst hiervoor naar een raadsinformatiebrief van 19 juni 2007 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdonk, opgesteld met het oog op dat bestemmingsplan. Hem zou zijn toegezegd dat er geen verkeersontsluitingen op de Groenstraat komen en dat de gronden aan de Groenstraat alleen bestemd zijn voor groen en water om op die manier te zorgen voor een goede overgang tussen kom en buitengebied. Ter zitting is door [verzoeker] verklaard dat hij planschade ontving als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan "Verlengde Run".

5.1.    Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat een overeenkomst is gesloten op grond waarvan de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening 2 Kom Geffen-2016" niet had mogen vaststellen. De overwegingen in de raadsinformatiebrief waar [verzoeker] op wijst, gaan over de afweging die ten grondslag lag aan het bestemmingsplan "Verlengde Run" dat in 2007 is vastgesteld. Nog daargelaten dat nadien het bestemmingsplan "Kom Geffen - 2016" is vastgesteld, kunnen aan een eerder vastgesteld plan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Ook uit de toekenning van planschade als gevolg van een eerder plan kan niet het recht worden ontleend dat niet een nieuw plan zou worden vastgesteld dat eventueel weer tot planschade kan leiden.

Door de raad is naar aanleiding van de zienswijze van [verzoeker] onderbouwd aangegeven waarom bij de vaststelling van dit plan andere ruimtelijke keuzes zijn gemaakt over de invulling van het plangebied dan in 2007 bij de vaststellen van het bestemmingsplan "Verlengde Run" zijn gemaakt. Deze keuzes zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk zodat daarin geen reden is gelegen om de gevraagde voorziening te treffen.

Voor zover [verzoeker] meent dat gelet op de door hem overgelegde documenten het vertrouwen is gewekt dat aan de Groenstraat tegenover hun woningen geen woningen mogelijk zouden worden gemaakt en dus strijd bestaat met het vertrouwensbeginsel, overweegt de voorzieningenrechter dat door [verzoeker] niet aannemelijk is gemaakt dat van de kant van de overheid toezeggingen zijn gedaan of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de raad dit bestemmingsplan niet zou vaststellen. De overgelegde stukken betreffen immers het bestemmingsplan "Verlengde Run" dat op 20 juni 2007 is vastgesteld en hebben geen betrekking op het nu voorliggende bestemmingsplan.

Woon- en leefklimaat

6.       [verzoeker] stelt dat de bouw van de woningen aan de Groenstraat tot onaanvaardbare gevolgen leidt voor zijn privacy, uitzicht en wooncomfort en zorgt voor onaanvaardbare geluidoverlast.

6.1.    De voorzieningenrechter overweegt hierover dat vaststaat dat de woonomgeving van [verzoeker] door de uitvoering van het plan zal veranderen. De raad heeft zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare situatie. Daarbij is van belang dat de kortste afstand tussen de voorziene woningen en de woning van [verzoeker] 37 meter is. Ook het oordeel van de raad dat toename van verkeer als gevolg van de woningen niet voor onaanvaardbare geluidhinder zorgt, is gelet op het maximaal te verwachten aantal voertuigbewegingen van 72 per etmaal niet onredelijk.

In het betoog van [verzoeker] over aantasting van zijn woon- en leefklimaat ziet de voorzieningenrechter dan ook  geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie

7.       Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op voorhand in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen. Het verzoek wordt afgewezen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2021

723-965