Uitspraak 202102378/1/R2 en 202102378/2/R2


Volledige tekst

202102378/1/R2 en 202102378/2/R2.
Datum uitspraak: 26 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellant], wonend te Budel, gemeente Cranendonck,

en

het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2021 heeft het college het wijzigingsplan "Kop, De Beuk - De Berk" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Godderij, rechtsbijstandverlener te Roermond, en het college, vertegenwoordigd door D.C.F.J. Velinx en drs. B.J. van Avezaath, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting Woningcorporatie WoCom, vertegenwoordigd door mr. P.A. Kok, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigde], gehoord.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.       Het wijzigingsplan maakt de bouw van zes appartementen voor senioren en een entree met lift mogelijk op de kop van De Beuk en De Berk in Budel. Het wijzigingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan "Kom Budel", vastgesteld door de raad van de gemeente Cranendonck op 15 december 2015 (hierna: het moederplan). Woningcorporatie WoCom is de initiatiefnemer. [appellant] woont ten zuidwesten van het plangebied. Hij vreest dat de verwezenlijking van het wijzigingsplan een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat tot gevolg zal hebben.

Toetsingskader

3.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.

Inhoudelijk

4.       [appellant] betoogt dat het wijzigingsplan in strijd met is de wijzigingsvoorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het moederplan.

In dit verband wijst hij erop dat niet is voldaan aan artikel 29.5.2, onder b, onderdeel 3, en onder e, van het moederplan. Hiertoe voert hij aan dat het wijzigingsplan voorziet in een appartementengebouw met twee bouwlagen en een plat dak, wat in strijd is met het beeldkwaliteitsplan "Boschakker" (hierna: het beeldkwaliteitsplan). Uit het beeldkwaliteitsplan volgt namelijk dat op de gronden die het dichtst bij de molens liggen slechts bungalows met één bouwlaag en een kap mogen worden gebouwd. In het middengebied zijn woningen met twee bouwlagen en een kap toegelaten, mits deze een heel flauwe dakhelling hebben.

Verder is volgens [appellant] niet voldaan aan artikel 29.5.2, onder d, van het moederplan omdat geen parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Hij stelt dat het college heeft erkend dat in het moederplan per abuis geen voorbehoud is opgenomen met betrekking tot parkeren op eigen terrein in het plangebied. Het college is bij de voorbereiding van het wijzigingsplan ten onrechte uitgegaan van de ruimtelijke uitgangspunten die aan het moederplan ten grondslag hebben gelegen, aldus [appellant].

4.1.    Aan de gronden van het plangebied is in het moederplan de bestemming "Wonen" of de bestemming "Tuin" toegekend. Ook is aan die gronden de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 17" toegekend.

4.2.    Artikel 29.5.2 van de regels van het moederplan luidt, voor zover relevant, als volgt:

"Wijzigingsgebieden 16 t/m 18

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de hierna genoemde aanduidingen het plan te wijzigen door middel van het toekennen van een bouwvlak aan de betreffende gronden met inachtneming van de volgende voorwaarden:

[…]

b. de wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 17' met dien verstande dat:

[…]

3. het bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar dient te worden geacht.

[…]

d. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

e. er dient te worden voldaan aan het gestelde in de vastgestelde welstandsnota;

[…]."

4.3.    Aan het grootste deel van de gronden in het plangebied is in het wijzigingsplan de bestemming "Wonen" toegekend. Op grond van artikel 4.2.1 van de planregels, in samenhang gelezen met de verbeelding, mogen op die gronden gestapeld zes woningen worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van 6,5 m.

De stedenbouwkundige uitgangspunten die gelden voor het plangebied zijn opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan, dat volgens het college in zoverre ook de welstandsnota vormt. De voorzieningenrechter overweegt dat uit het Beeldkwaliteitsplan blijkt dat de bouwhoogte in het gebied waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt 6,5 m bedraagt en dat de bebouwing uit één bouwlaag met kap bestaat. Daarbij is echter ook de aantekening gemaakt dat er nog geen zekerheid bestaat over de invulling van het betreffende gebied. Het is mogelijk dat hier in plaats van geschakelde woningen in één bouwlaag, gestapelde seniorenwoningen in twee bouwlagen worden opgericht, zo staat in het Beeldkwaliteitsplan. Anders dan [appellant] veronderstelt, is in het Beeldkwaliteitsplan dus niet de mogelijkheid uitgesloten dat in het plangebied woningen met twee bouwlagen en een plat dak worden opgericht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd met het Beeldkwaliteitsplan is vastgesteld.

Het wijzigingsplan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet in strijd met artikel 29.5.2, onder b, onderdeel 3 en onder e, van de regels van het moederplan vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

4.4.    Verder overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Door het college is toegelicht dat in het plangebied geen parkeerplaatsen behoeven te worden gerealiseerd, gezien de parkeersituatie in de omgeving. Als bijlage 1 bij de plantoelichting is het "Parkeeronderzoek Boschakkers gemeente Cranendonck", opgesteld door bureau BuitenRuimte op 24 februari 2020, (hierna: het parkeeronderzoek) gevoegd. Blijkens het parkeeronderzoek is de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in de omgeving van het plangebied in de huidige situatie maximaal 23%. In dat geval zijn 67 parkeerplaatsen onbezet. De maximale bezettingsgraad van de parkeerplaatsen die direct naast de in het wijzigingsplan voorziene appartementen liggen is volgens het parkeeronderzoek in de huidige situatie 14%. In dat geval zijn daar 18 parkeerplaatsen onbezet. [appellant] heeft de resultaten van het parkeeronderzoek niet bestreden.

Weliswaar voorziet het plan niet in ruimte voor parkeren op eigen terrein, maar gelet op het voorgaande brengt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet mee dat niet is voldaan aan de voorwaarde die is opgenomen in artikel 29.5.2, onder d, van de regels van het moederplan.

Het betoog slaagt niet.

5.       [appellant] betoogt verder dat bij de voorbereiding en vaststelling van het wijzigingsplan onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. In dit verband wijst hij erop dat het wijzigingsplan zal leiden tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat, onder meer omdat het uitzicht vanuit zijn woning zal worden aangetast. Ook zal de gebruiksintensiteit van de gronden tegenover zijn woning toenemen.

5.1.    Het college stelt dat het bij de vaststelling van het wijzigingsplan alle belangen heeft afgewogen.

5.2.    Het wijzigingsplan voorziet in de realisatie van zes woningen met een maximum bouwhoogte van 6,5 m. De woning van [appellant] staat op een afstand van ongeveer 22 m van de in het wijzigingsplan voorziene woningen. Het college heeft toegelicht dat de impact van de realisatie van het wijzigingsplan, gelet op het aantal woningen, de bouwhoogte en de afstand van de woning van [appellant] tot het plangebied, beperkt zal zijn. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen reden om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat bij de vaststelling van het wijzigingsplan onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van [appellant]. Gelet op het voorgaande heeft het college zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht vanuit de woning van [appellant] als gevolg van de verwezenlijking van het wijzigingsplan niet op onaanvaardbare wijze zal worden aangetast. Ook heeft het college zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gebruiksintensiteit van de gronden tegenover de woning van [appellant] niet op onaanvaardbare wijze zal toenemen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en proceskosten

6.       Het beroep is ongegrond.

7.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E.H.J. Vollaers, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2021

880.