Uitspraak 202101862/2/R2


Volledige tekst

202101862/2/R2.
Datum uitspraak: 7 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1], wonend te Eindhoven,

2.       [verzoeker sub 2], wonend te Eindhoven,

3.       [verzoeker sub 3], wonend te Eindhoven,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Eindhoven,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 7 juli 2021 om 11:15 uur.

Tegenwoordig:

staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter

griffier: mr. F. Nales

Verschenen:

[verzoeker sub 1],

[verzoeker sub 2],

[verzoeker sub 3],

de raad, vertegenwoordigd door mr. S.T. Bakker en mr. C.C. van Vliet.

Verder is ABZ Diervoeding, initiatiefneemster, vertegenwoordigd door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, bijgestaan door [gemachtigden], als partij gehoord.

====================================

De beroepen richten zich tegen het besluit van 28 april 2021, waarbij de raad het bestemmingsplan "I Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017 (Hastelweg 159)" heeft vastgesteld. [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 28 april 2021, kenmerk 21bst00547, tot vaststelling van het bestemmingsplan "I Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017 (Hastelweg 159)";

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Eindhoven tot:

-         vergoeding van de bij [verzoeker sub 3] opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 49,87 (zegge: negenenveertig euro en zevenentachtig cent);

-         vergoeding van de bij [verzoeker sub 1] opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 187,20 (zegge: honderdzevenentachtig euro en twintig cent);

III.      gelast dat de raad van de gemeente Eindhoven:

-         aan [verzoeker sub 1] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 (zegge: honderdeenentachtig euro) voor de behandeling van het verzoek vergoedt;

-         aan [verzoeker sub 2] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 (zegge: honderdeenentachtig euro) voor de behandeling van het verzoek vergoedt;

-         aan [verzoeker sub 3] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 (zegge: honderdeenentachtig euro) voor de behandeling van het verzoek vergoedt.

Daartoe overweegt hij het volgende.

Het plan maakt de uitbreiding en vernieuwing van het bedrijf van ABZ Diervoeding mogelijk, gevestigd aan de Hastelweg 159 te Eindhoven.

ABZ Diervoeding heeft te kennen gegeven voornemens te zijn om zo snel mogelijk een omgevingsvergunning aan te vragen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig.

Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er samenhang tussen het bestemmingsplan en het bestemmingsplan "II Bedrijventerrein De Hurk-Croy (reparatie)", omdat deze betrekking hebben op hetzelfde bedrijventerrein. Dat laatste bestemmingsplan is bij besluit van 22 juni 2021 door de raad vastgesteld. Tegen dat besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] afzonderlijk beroep ingesteld. Het ligt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, in de rede om de beroepen tegen het besluit van 28 april 2021 en tegen het besluit van 22 juni 2021 tegelijkertijd te behandelen.

Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn de belangen van de woonbootbewoners en de bewoners van de naastgelegen woonwijk onvoldoende kenbaar meegewogen.

Voor de woonbootbewoners geldt dat de situatie ter plaatse van de woonboten niet is betrokken in het verrichte woon- en leefklimaatonderzoek. Dit terwijl ten tijde van het nemen van het besluit van 28 april 2021 nog geen nieuw besluit was genomen ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:621. Gelet op die uitspraak lag het, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, in de rede dat ook de situatie ter plaatse van de woonboten zou worden betrokken bij de verrichten onderzoeken.

De voorzieningenrechter heeft daarnaast op voorhand twijfel of het standpunt van de raad, dat de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn, kan worden gevolgd. De raad is, blijkens de plantoelichting en zoals ook ter zitting is bevestigd, bij het verrichte onderzoek, dat ten grondslag is gelegd aan het besluit van 28 april 2021, ervan uitgegaan dat het bestemmingsplan de vestiging van een bedrijf in categorie 4.1 mogelijk maakt. Het plan maakt echter voor een deel van de gronden de vestiging van een bedrijf in categorie 4.2 mogelijk, omdat aan die gronden de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein 1-2" is toegekend en ingevolge artikel 3.1, onder c, van de planregels, deze gronden tevens bestemd zijn voor een veevoederfabriek behorend tot categorie 4.2. Volgens de bij het bestemmingsplan behorende lijst van bedrijfsactiviteiten heeft een veevoederfabriek voor mengvoeder in categorie 4.1 een productiecapaciteit van maximaal 100 ton per uur, terwijl een veevoederfabriek voor mengvoeder in categorie 4.2 een productiecapacteit heeft van meer dan 100 ton per uur. Gelet hierop is bij de verrichte onderzoeken niet uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan.

Met het oog op de belangen van ABZ Diervoeding geeft de voorzieningenrechter aan de raad mee dat de raad een nieuw besluit kan nemen, ter reparatie van hetgeen hiervoor is vermeld.

Vanwege de samenhang zal de Afdeling bevorderen dat de beroepen tegen het besluit van 28 april 2021 worden behandeld tezamen met de tegen het besluit van 22 juni 2021 ingestelde beroepen. De Afdeling zal evenzeer bevorderen dat deze beroepen op zo kort mogelijke termijn ter zitting worden behandeld. Maar die behandeling zal naar verwachting niet eerder dan in het jaar 2022 gaan plaatsvinden.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

680.