Uitspraak 202004630/1/A3


Volledige tekst

202004630/1/A3.
Datum uitspraak: 21 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vennootschap onder firma All4Fysio, gevestigd te Harderwijk,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2020 in zaak nr. 19/3657 in het geding tussen:

[belanghebbende] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk.

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2019 heeft het college aan All4fysio een omgevingsvergunning verleend voor het aanbrengen van lichtreclame aan het bedrijfspand aan de Fokko Kortlanglaan 223 in Harderwijk.

Bij besluit van 29 mei 2019 heeft het college het door [belanghebbende] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij tussenuitspraak van 19 februari 2020 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om de in die tussenuitspraak geconstateerde gebreken te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij einduitspraak van 9 juli 2020 heeft de rechtbank:

- het door [belanghebbende] en anderen tegen het besluit van 29 mei 2019 ingestelde beroep gegrond verklaard,

- het besluit van 29 mei 2019 vernietigd en

- het college opgedragen om uiterlijk 15 oktober 2020 een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van die einduitspraak.

De einduitspraak is aangehecht.

Tegen de einduitspraak heeft All4fysio hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft het college een nieuw voorschrift aan de vergunning verbonden en dat besluit voor het overige in stand gelaten. Dat besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. All4fysio en [belanghebbende] en anderen hebben gronden tegen het besluit van 14 oktober 2020 aangevoerd.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2021, waar All4fysio, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. F. Eliasberg en mr. C. Kniestedt, advocaten te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Gradisen, advocaat te Nijmegen, en G. Maatkamp, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende] en anderen, in de persoon van [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 8 januari 2019 heeft All4fysio een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van lichtreclame aan haar bedrijfspand. De lichtreclame bestaat uit twee reclameborden met LED-verlichting in de kleuren roze, blauw, wit en grijs.

Bij het besluit van 21 januari 2019 is die omgevingsvergunning verleend. Volgens het college zijn de weigeringsgronden van artikel 5 van de Reclameverordening Harderwijk 2017 voor het verlenen van een omgevingsvergunning niet van toepassing. Aan de omgevingsvergunning is het voorschrift verbonden dat de verlichting tussen 22:00 en 06:00 uur uitgeschakeld moet zijn.

Bij het besluit van 29 mei 2019 heeft het college, onder overneming van het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie, de omgevingsvergunning gehandhaafd.

[belanghebbende] en anderen wonen in de nabijheid van het bedrijfspand en stellen onaanvaardbare hinder te ondervinden van de lichtreclame. Daarom zijn zij tegen het verlenen van de vergunning.

Tussenuitspraak en einduitspraak

2.       In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het college niet heeft beoordeeld of [belanghebbende] en anderen lichthinder ervaren en zo ja, of die hinder beperkt zou moeten worden. Het voorschrift dat de verlichting tussen 22:00 en 06:00 uur uitgeschakeld moet zijn, neemt niet weg dat er hinder kan zijn en dan met name in de winterperiode. Het besluit van 29 mei 2019 is daarom onvoldoende gemotiveerd, aldus de rechtbank.

Bij brief van 5 maart 2020 heeft het college gebruik gemaakt van de mogelijkheid het gebrek te herstellen.

In de einduitspraak heeft de rechtbank overwogen dat uit de brief van 5 maart 2020 niet volgt of de lichthinder voor [belanghebbende] en anderen is beoordeeld. Het gebrek is daarom niet hersteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit van 29 mei 2019 in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien.

Hoger beroep

3.       All4fysio betoogt dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 29 mei 2019 ten onrechte niet in stand heeft gelaten. Als het klopt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat [belanghebbende] en anderen geen onaanvaardbare lichthinder ondervinden, wijst All4fysio erop dat zij die motivering in haar zienswijze van 7 april 2020 op de brief van het college van 5 maart 2020 alsnog heeft gegeven. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek was daarmee hersteld, aldus All4fysio.

3.1.    Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht luidt: "Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning."

Artikel 5 van de Reclameverordening luidt: "Een vergunning als bedoeld in artikel 2, lid 1 kan worden geweigerd:

[…];

c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor de omgeving gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed.

2. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden, die uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen, die de vergunningverlening beoogt."

3.2.    De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het besluit van 29 mei 2019 in stand te laten, omdat het college beleidsruimte heeft zowel bij het weigeren van een omgevingsvergunning als bij het verbinden van voorschriften aan een vergunning. Dat kan alleen als voldoende duidelijk is hoeveel hinder [belanghebbende] en anderen daadwerkelijk ondervinden. Dat was echter niet het geval. Volgens de rechtbank had het college de gestelde lichthinder ter plaatse moeten beoordelen.

All4fysio heeft in haar zienswijze van 7 april 2020 aangegeven in hoeverre [belanghebbende] en anderen hinder ondervinden van de lichtreclame. Daarbij zijn foto's gevoegd met het zicht vanaf het bedrijfspand op de woningen van [belanghebbende] en anderen. Gezien de grote afstanden tussen haar pand en hun woningen, het feit dat zij niet vanuit hun woningen direct op het pand uitkijken en het voorschrift dat het licht tussen 22:00 en 06:00 uur uitgeschakeld moet zijn, stelt All4fysio dat zij geen onaanvaardbare lichthinder na zonsondergang ondervinden.

Uit de zienswijze blijkt echter niet dat ter plaatse van de woningen van [belanghebbende] en anderen onderzoek is verricht toen het donker was. Nu [belanghebbende] en anderen stellen hinder te ondervinden van de bestaande lichtreclame en die stelling op voorhand niet onaannemelijk is, kan dat onderzoek niet achterwege blijven. Gelet hierop heeft de rechtbank mogen oordelen dat er geen aanleiding is om de rechtsgevolgen van het besluit van 29 mei 2019 in stand te laten.

Het betoog faalt.

3.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Beroep tegen het besluit van 14 oktober 2020

4.       Ter uitvoering van de einduitspraak heeft het college bij besluit van 14 oktober 2020 opnieuw beslist op het bezwaar van [belanghebbende] en anderen. Het college heeft het besluit van 21 januari 2019 aangevuld met het voorschrift dat de gevelreclame, indien de verlichting is ingeschakeld, slechts in werking mag zijn tot een maximum van 40% van de maximale sterkte. Op grond daarvan mag de luminantie nooit meer bedragen dan 30 Candela per m2. Dit is overeenkomstig de hoogst gemeten luminantiewaarde ten tijde van de meting op 30 september 2020. Hierbij is 10% overschrijding van de hoogst gemeten waarde vanwege (kleine) fluctuaties in het elektriciteitssysteem verdisconteerd, aldus het voorschrift.

Aan het besluit van 14 oktober 2020 heeft het college het rapport van Lichtconsult van 1 oktober 2020 (hierna: het rapport) ten grondslag gelegd waarin de bevindingen van een lichtonderzoek op 30 september 2020 zijn neergelegd. Het college heeft opdracht gegeven tot het verrichten van dat onderzoek. Het onderzoek is gedaan bij een dimstand van het licht van 40%. Volgens het rapport worden bij die dimstand de grenswaarden van de van toepassing zijnde Richtlijn Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor verlichtingskunde (NSVV) niet overschreden.

Beroepsgronden

4.1.    [belanghebbende] en anderen betogen dat het college het besluit van 21 januari 2019 ten onrechte in stand heeft gelaten. Het nieuwe lichtonderzoek had niet daaraan ten grondslag mogen worden gelegd, omdat dat onzorgvuldig is verricht. Ten tijde van het lichtonderzoek hadden de bomen nog blad, dat de lichtinval in hun woningen beperkt. De meeste lichthinder wordt ervaren in het voor- en najaar als de bomengeen of weinig blad hebben. Daarnaast was het licht tijdens het onderzoek gedempt en heeft All4fysio de lichtreclame daarna weer aangezet op de gebruikelijke sterkte. Verder is ten onrechte geen rekening gehouden met de uitgesproken kleuren van de verlichting. Volgens [belanghebbende] en anderen had het college de verlichting alleen mogen toestaan op werkdagen tussen 07:00 en 18:00 uur.

4.2.    All4fysio kan zich daarentegen niet verenigen met het nieuwe voorschrift aan de omgevingsvergunning. Zij voert aan dat het voorschrift te ver gaat. Uit het rapport volgt dat de gemeten waarden ruim onder de grenswaarden liggen als het licht gedimd is tot 40%. Het college heeft niet gemotiveerd waarom het nodig is om het licht te dimmen tot 40%. Het college mocht dit nieuwe voorschrift niet stellen, omdat pas sprake is van ontoelaatbare hinder als de toepasselijke grenswaarden voor lichthinder worden overschreden, aldus All4fysio.

Beoordeling door de Afdeling

4.3.    Uit paragraaf 4.1 van het rapport volgt dat de bomen ten tijde van het onderzoek nog blad hadden. Het college heeft bij het rapport een kanttekening gemaakt. Volgens het college verbergt een ter plaatse aanwezige groenstrook een deel van de lichtreclame niet en een deel wel, maar niet op alle meetlocaties op dezelfde wijze. De groenstrook was ten tijde van het lichtonderzoek bladdragend. Als het blad is afgevallen is de hele lichtreclame zichtbaar. De groenstrook is dus van invloed op de zichtbaarheid van de lichtreclame. De hinder die omwonenden dan ondervinden is echter subjectief van aard, aldus het college.

[belanghebbende] en anderen hebben daartegenover alleen gesteld dat de meeste lichthinder wordt ervaren in het voor- en najaar als de bomen nog geen of weinig blad hebben en dat het om uitgesproken kleuren gaat. Dat [belanghebbende] en anderen meer hinder ondervinden in de bladloze periode is aannemelijk, maar maakt niet dat die hinder onaanvaardbaar is. Hun stelling dat de hinder onaanvaardbaar is, hebben zij niet op enigerlei wijze onderbouwd. Gelet op de afstand tussen de woningen en de lichtreclame, de beperkte omvang in m2 van de lichtreclame, het voorschrift dat het licht uit moet zijn van 22.00 en 06.00 uur en het voorschrift over de maximale lichtsterkte heeft het college de resterende lichthinder aanvaardbaar kunnen achten. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van Lichtconsult waarbij de toepasselijke lichthindernormen zijn betrokken. [belanghebbende] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het rapport zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat het college dit niet aan het besluit van 14 oktober 2020 ten grondslag had mogen leggen. Dat volgens [belanghebbende] en anderen het licht van de reclame na het lichtonderzoek is versterkt, laat onverlet dat het onderzoek juist is uitgevoerd en dat het aan de vergunning verbonden voorschrift rekening houdt met de toepasselijke normering. Voor zover [belanghebbende] en anderen stellen dat All4fysio zich niet zal houden aan het voorschrift dat het licht niet sterker mag zijn dan tijdens het onderzoek, is dat geen reden de vergunning met het daaraan verbonden voorschrift te vernietigen. Indien de vergunninghouder de daaraan verbonden voorschriften niet naleeft, kan daartegen handhavend worden opgetreden.

Het betoog van [belanghebbende] en anderen faalt.

4.4.    Door Lichtconsult is onderzocht of bij de woningen van [belanghebbende] en anderen de grenswaarden worden overschreden zoals die in de richtlijn zijn vermeld voor de zogeheten verticale verlichtingssterkte, de lichtsterkte en de luminantie of zichtbare lichtstraling van de lichtreclame. In het rapport staat dat het lichtonderzoek is verricht bij een dimstand van 40%. De eigenaar van de lichtreclame heeft verklaard dat de lichtreclame permanent is gedimd tot ongeveer 40%. Voor het onderzoek is in aanmerking genomen dat de lichtreclame tot 22:00 uur brandt. Ook is in aanmerking genomen dat [belanghebbende] en anderen in een zone wonen die in de richtlijn aangeduid wordt als E3. Dit zijn gebieden met een gemiddelde omgevingshelderheid of in het algemeen gesteld stedelijke (woon)gebieden. In paragraaf 4.4 van het rapport zijn de meetresultaten vermeld.

In zone E3 geldt als grenswaarde voor de verticale verlichtingssterkte in de dag- en avondsituatie tot 23:00 uur 10 lux. Alleen bij de woning Fokko Kortlanglaan 191 is de hoogste waarde gemeten, die 1,31 lux bedraagt.

Voor de lichtsterkte geldt als maximale grenswaarde 2.500 candela. Alleen bij de woning Fokko Kortlanglaan 190 is hoogste lichtsterkte gemeten, die minder dan 69 candela bedraagt.

De grenswaarde voor de luminantie is 500 cd/m2. Op diverse locaties is de luminantie gemeten. De hoogst gemeten waarde is 27,1 cd/m2.

4.5.    Het college komt beleidsruimte toe bij de beantwoording van de vraag of, en op welke wijze, het gebruik zal maken van de bevoegdheid om voorschriften te stellen. Het college heeft bij zijn afweging zowel de belangen van de eigenaar van de bedrijfsruimte om met lichtreclame aandacht te willen vestigen op zijn bedrijf betrokken, als de belangen van omwonenden om gevrijwaard te blijven van onaanvaardbare lichthinder. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het alsnog aan de vergunning verbonden voorschrift te ver gaat. Daarbij is van belang dat All4fysio ten tijde van het lichtonderzoek heeft verklaard dat de lichtreclame permanent is gedimd tot 40% en dat zij ter zitting heeft aangegeven dat dit een representatieve situatie is. All4fysio heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij te veel wordt beperkt als 40% van de maximale lichtsterkte is toegestaan. Nu het nieuwe voorschrift strekt tot het beschermen van de belangen van omwonenden is er ook geen grond voor het oordeel dat het college het nieuwe voorschrift niet aan de omgevingsvergunning had mogen verbinden. Dat de gemeten waarden ruim onder de toepasselijke grenswaarden voor lichthinder liggen, staat daaraan niet in de weg. De keuze van het college om de bestaande lichtsituatie vast te leggen in de vergunningvoorschriften is niet onredelijk.

Het betoog van All4fysio faalt.

4.6.    De beroepen zijn ongegrond.

Proceskosten

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;

II.       verklaart de beroepen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk van 14 oktober 2020 ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. D.A.C. Slump, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2021

629