Uitspraak 202104232/1/A3 en 202104232/3/A3


Volledige tekst

202104232/1/A3 en 202104232/3/A3.
Datum uitspraak: 7 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State naar aanleiding van een ambtshalve ingesteld onderzoek of de bij de uitspraak van de voorzieningenrechter in zaak nr. 202104232/2/A3 getroffen voorlopige voorziening moet worden opgeheven of gewijzigd en, met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht, op het hoger beroep van:

de burgemeester van Amsterdam,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 1 juli 2021 in zaak nr. C/13/703996 / FA RK 21/4088 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te Amsterdam,

en

de burgemeester.

Openbare zitting gehouden op 7 juli 2021 om 15:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter

griffier: mr. B. Ley-Nell

Verschenen:

De burgemeester, vertegenwoordigd door F. Eekhof;

[wederpartij], vertegenwoordigd door mr. C. Moustaïne, advocaat te Amsterdam.

Het hoger beroep van de burgemeester richt zich tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank van 1 juli 2021, waarbij het beroep tegen de oplegging van een huisverbod van tien dagen tot 23 juni 2021, 11:09 uur ongegrond is verklaard, het beroep tegen het verlengingsbesluit van achttien dagen tot 11 juli, 11:09 gegrond is verklaard, dat besluit is vernietigd en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank van 1 juli 2021 in zaak nr. C/13/703996 / FA RK 21/4088 11/1327, voor zover aangevallen;

III.      verklaart het tegen het besluit van de burgemeester van 21 juni 2021 ingestelde beroep ongegrond.

Gronden

•        Op 12 juni 2021 heeft er in de woning, waarin [wederpartij] samen met zijn echtgenote en twee meerderjarige kinderen woont, een incident plaatsgevonden tussen [wederpartij] en zijn echtgenote.

•        Bij besluit van 13 juni 2021 heeft de burgemeester [wederpartij] een huisverbod opgelegd voor de duur van 10 dagen vanaf 13 juni 2021 te 11:09 uur tot 23 juni 2021 te 11:09 uur. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat het aannemelijk is dat de aan het huisverbod ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en een ernstig en onmiddellijk gevaar, dan wel een ernstig vermoeden van een dergelijk gevaar, voor de in het besluit genoemde personen opleveren.

•        Bij besluit van 21 juni 2021 heeft de burgemeester het huisverbod verlengd met een aansluitende periode van achttien dagen, derhalve tot 11 juli 201 te 11:09 uur, omdat de dreiging van het gevaar, dan wel het ernstige vermoeden daarvan, zich voorzet.

•        De rechtmatigheid van het opgelegde huisverbod is niet in geschil. Het hoger beroep richt zich alleen tegen de gegrondverklaring van het beroep tegen het verlengingsbesluit van 21 juni 2021.

•        Anders dan de rechtbank is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de dreiging van gevaar of het vermoeden daarvan zich voortzet, zodat de burgemeester het huisverbod mocht verlengen. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de situatie inmiddels in relevante mate is gewijzigd. Er heeft geen systeemgesprek plaatsgevonden en er zijn nog geen veiligheidsafspraken en afspraken omtrent hulpverlening gemaakt.

Het risico op een mogelijk nieuw geweldincident is hierdoor onverminderd hoog. Bij het oordeel dat de burgemeester het huisverbod mocht verlengen, betrekt de voorzieningenrechter voorts dat [wederpartij] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op dit moment een zo groot belang heeft bij het betreden van de woning eerder dan op 11 juli 2021, dat om deze reden het huisverbod niet langer gerechtvaardigd zou zijn. [wederpartij] verblijft momenteel bij één van zijn zonen en kan daar naar verwachting blijven totdat het huisverbod verloopt.

•        Het voorgaande betekent dat [wederpartij] de woning tot 11 juli 2021 om 11:09 uur niet mag betreden. De voorzieningenrechter geeft alle betrokkenen mee om tot gezamenlijke afspraken te komen.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. Ley-Nell
griffier

597.