Uitspraak 202100590/2/R3


Volledige tekst

202100590/2/R3.
Datum uitspraak: 2 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),

verzoekers,

en

provinciale staten van Overijssel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2020 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2021, waar [verzoeker A] en provinciale staten, vertegenwoordigd door ing. I.T.T. Wolters, bijgestaan door mr. F.S. Helder en mr. V.A. Textor, advocaten te Arnhem, zijn verschenen. [partij] heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1.       Met het inpassingsplan wordt voorzien in interne en externe maatregelen in het kader van het beheer en herstel van het deelgebied "Eerderhooilanden" van het Natura 2000-gebied "Vecht en Beneden-Reggegebied".

2.       [verzoeker] vreest dat door de maatregelen in het inpassingsplan het peil van de Regge zal stijgen, waardoor de nabij gelegen agrarische gronden vaker zullen overstromen. Als gevolg hiervan zal de uit- en afspoeling van stikstof en fosfaat afkomstig uit mest toenemen.

3.       De voorzieningenrechter kan, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Provinciale staten hebben ter zitting medegedeeld dat voor 1 juli 2022 geen werkzaamheden in het plangebied zullen worden uitgevoerd. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat toch een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening bestaat, omdat niet vaststaat dat voor die tijd uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Gelet op de mededeling van provinciale staten ter zitting, is de voorzieningenrechter van oordeel dat op dit moment geen sprake is van een spoedeisend belang die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat op deze procedure de Crisis- en herstelwet van toepassing is, zodat naar verwachting voor 1 juli 2022 uitspraak in de bodemprocedure zal zijn gedaan.

4.       Het verzoek dient te worden afgewezen.

5.       Provinciale staten hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Sevenster
voorzieningenrechter

w.g. Soede
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2021

270-926