Uitspraak 202000749/2/R3


Volledige tekst

202000749/2/R3.
Datum uitspraak: 29 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Leiden,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Leiden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Haarlemmerweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 juni 2021, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. L.J. Smale, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.M. van de Laar, advocaat te Leiden, drs. A.B.F. Nijssen en M. van der Blom, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het plan voorziet in een herinrichting van de Haarlemmerweg en de Haarlemmertrekvaart, uitgaande van drie pijlers:

1. de reconstructie van de Haarlemmerweg;

2. het behoud en de versterking van de waterkerende functie van de dijk;

3. de herinrichting van ligplaatsen, inclusief de verplaatsing van woonboten en de reconstructie van de oevers.

2.       [verzoeker] en anderen hebben in hun nadere stukken vermeld dat van de natuurlijke personen namens wie beroep is ingesteld na het instellen van het beroep [persoon] is overleden. Ter zitting is toegelicht dat de procedure in zoverre niet wordt voortgezet wegens het ontbreken van procesbelang en omdat de erven van [persoon] niet hebben aangegeven dat zij de procedure willen voortzetten.

3.       [verzoeker] en anderen zijn de bewoners van de woonboten in het noorden van het plangebied met de huisnummers [vier huisnummers]. Zij willen met hun verzoek bereiken dat geen gesprekken worden gevoerd over het sluiten van vaststellingsovereenkomsten met betrekking tot ingebruikname van één van de ligplaatsen in het plan totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

4.       De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak kan, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

5.       De voorzieningenrechter overweegt dat [verzoeker] en anderen geen spoedeisend belang hebben dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Schorsing van het plan betekent namelijk niet dat het niet meer een basis kan vormen voor het voeren van gesprekken over vaststellingsovereenkomsten. De raad heeft ter zitting overigens verklaard dat niet wordt verwacht dat de gesprekken over de vaststellingsovereenkomsten zullen zijn afgerond voordat er een uitspraak is in de bodemzaak en dat zolang het bestemmingsplan niet onherroepelijk is geen vaststellingsovereenkomsten ter ondertekening worden aangeboden zonder het voorbehoud dat het bestemmingsplan onherroepelijk zal moeten zijn.

6.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2021.

646.