Uitspraak 202001373/1/R3


Volledige tekst

202001373/1/R3.
Datum uitspraak: 30 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Bewonersgroep Rodenrijs-West, gevestigd te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,

appellant,

en

de raad van de gemeente Lansingerland,

verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "A16 Rotterdam deel Lansingerland" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Bewonersgroep Rodenrijs-West beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Bewonersgroep Rodenrijs-West heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2021, waar Bewonersgroep Rodenrijs-West, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. W.L. Zwijnenburg, bijgestaan door mr. M.J.O. Copier, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan beoogt uitvoering te geven aan het tracébesluit "A16 Rotterdam" dat is genomen op 29 juni 2016 (hierna: het tracébesluit), voor zover het het grondgebied van de gemeente Lansingerland betreft. Het tracébesluit gaat over een nieuw stuk A16 dat wordt aangelegd tussen de A13 bij Rotterdam The Hague Airport en de A16/A20 bij het Terbregseplein. Bewonersgroep Rodenrijs-West heeft beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan, omdat hij zich niet met de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - buisleidingenstrook van nationaal belang" kan verenigen.

Bijlage

2.       De relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Die bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Ontvankelijkheid

3.       De raad stelt zich op het standpunt dat Bewonersgroep Rodenrijs-West en [gemachtigde], die namens deze groep het beroepschrift heeft ingediend, niet als belanghebbenden bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt. De raad stelt dat de Bewonersgroep Rodenrijs-West niet als informele vereniging kan worden aangemerkt, omdat niet wordt voldaan aan de daarvoor geldende vereisten. De Bewonersgroep Rodenrijs-West kan volgens de raad evenmin als ‘andere entiteit’ worden aangemerkt, omdat hij in het rechtsverkeer niet voldoende herkenbaar is. Voor zover het beroep zou moeten worden toegerekend aan [gemachtigde], als indiener van het beroepschrift namens de Bewonersgroep, biedt dit volgens de raad geen soelaas omdat ook hij geen belanghebbende is. Hij zal geen feitelijke gevolgen van het bestemmingsplan ondervinden, aangezien hij op een afstand van ongeveer 1,2 km van het plangebied woont. Het beroep dient daarom volgens de raad niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.1.    Bij uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, onder 4.3 tot en met 4.8, heeft de Afdeling - tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 - overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is, maar die wel een zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.

3.2.    De Afdeling stelt vast dat in artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet ruimtelijke ordening aan een ieder de mogelijkheid is geboden om over het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen bij de raad naar voren te brengen. De Bewonersgroep Rodenrijs-West heeft een zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpbestemmingsplan. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de Afdeling aanleiding om het beroep van de Bewonersgroep Rodenrijs-West alleen al om deze reden ontvankelijk te achten. De Afdeling laat in het midden of de Bewonersgroep Rodenrijs-West als belanghebbende is aan te merken.

4.       Over de stelling van de raad in het verweerschrift dat [gemachtigde] niet was gemachtigd om namens Bewonersgroep Rodenrijs-West beroep in te stellen, overweegt de Afdeling dat [gemachtigde] namens deze bewonersgroep het beroepschrift heeft ondertekend en dat uit de overgelegde machtiging van 2 maart 2020 blijkt dat hij daartoe bevoegd was.

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep

6.       Het beroep van Bewonersgroep Rodenrijs-West richt zich tegen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - buisleidingenstrook van nationaal belang".

Hij betoogt dat deze aanduiding in strijd met artikel 3.1 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) afwijkt van het voorkeurstracé voor een toekomstige buisleiding van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (hierna: buisleiding van nationaal belang) uit de Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 van 12 oktober 2012. Uit artikel 3.1 van het Barro volgt volgens de Bewonersgroep Rodenrijs-West dat een voorkeurstracé voor een buisleiding van nationaal belang binnen drie jaar na het vaststellen van de Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 kan worden gewijzigd, wat in dit geval betekent dat de raad tot november 2015 gebruik kon maken van deze bevoegdheid. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan op 19 december 2019 was die bevoegdheid volgens de Bewonersgroep komen te vervallen. Voor zover de raad wijst op artikel 2.9.3 van het Barro, is deze bepaling volgens hem niet van toepassing omdat de termijn uit artikel 3.1 van het Barro is verstreken en de gemeente Lansingerland geen initiatiefnemer is.

Bewonersgroep Rodenrijs-West betoogt dat in dit geval artikel 1.2, aanhef en onder b, van het Barro niet geldt, zodat het Barro wel van toepassing is. De buisleiding van nationaal belang maakt namelijk geen onderdeel uit van het tracébesluit.

Mocht de buisleiding van nationaal belang toch strekken ter uitvoering van het tracébesluit, dan stelt Bewonersgroep Rodenrijs-West dat het in dit geval niet gaat om een plan waarmee uitvoering wordt gegeven aan een tracébesluit als bedoeld in artikel 13, tiende lid, van de Tracéwet. Het bestreden plan is namelijk niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het tracébesluit vastgesteld.

6.1.    De raad stelt zich ten aanzien van het betoog van de Bewonersgroep Rodenrijs-West op het standpunt dat het in artikel 8:69a van de Awb opgenomen relativiteitsvereiste in de weg staat aan een vernietiging van het bestreden besluit op dit punt.

Daarnaast stelt de raad dat het tracé van de nieuwe A16 het voorkeurstracé voor een buisleiding van nationaal belang gedeeltelijk overlapt. Vanwege deze overlap en de relatie tot het bestemmingsplan voor de Vlinderstrik, vastgesteld op 31 maart 2011, is in overleg met alle betrokken partijen een alternatief voorkeurstracé voor een buisleiding van nationaal belang tot stand gekomen. Dit alternatief is in het bestreden bestemmingsplan vastgelegd, waarbij volgens de raad artikel 2.9.3 van het Barro in acht is genomen.

Voor zover de Bewonersgroep Rodenrijs-West betoogt dat de bevoegdheid tot het wijzigen van een voorkeurstracé voor een buisleiding van nationaal belang is komen te vervallen omdat de in artikel 3.1 van het Barro genoemde termijn van drie jaar is verstreken, stelt de raad aan de hand van de Nota van Toelichting bij het Barro (Stb. 2014, 174) dat de artikelen 2.9.3 en 2.9.4 van het Barro de raad er niet toe verplichten een bestemmingsplan te wijzigen, wat een voorwaarde is voor toepasselijkheid van artikel 3.1 van het Barro. Hoewel in de Structuurvisie Buisleidingen is vermeld dat een termijn zal worden gesteld aan het gebruik van de bevoegdheid tot het wijzigen van een voorkeurstracé voor een buisleiding van nationaal belang, heeft dit geen vertaling in het Barro gekregen, aldus de raad.

Verder wijst de raad erop dat hij zich in de zienswijzennota op het standpunt heeft gesteld dat het Barro niet van toepassing is op het bestemmingsplan, voor zover dat strekt ter uitvoering van het tracébesluit. Anders dan de Bewonersgroep Rodenrijs-West veronderstelt, heeft de raad dus niet gesteld dat het Barro voor het overige niet van toepassing is.

6.2.    De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan niet strekt ter uitvoering van het tracébesluit als bedoeld in artikel 1.2, aanhef en onder b, van het Barro, voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - buisleidingenstrook van nationaal belang". Uit het verweerschrift van de raad blijkt dat in het bestemmingsplan met deze gebiedsaanduiding ten opzichte van het tracébesluit een alternatief tracé voor de buisleiding van nationaal belang is neergelegd. Dit betekent dat het Barro in zoverre van toepassing is op het bestemmingsplan.

6.3.    Over het betoog van de Bewonersgroep Rodenrijs-West dat de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - buisleidingenstrook van nationaal belang" in strijd met artikel 3.1 van het Barro afwijkt van het voorkeurstracé voor een toekomstige buisleiding van nationaal belang omdat de raad niet meer bevoegd was om dit besluit te nemen, overweegt de Afdeling als volgt. In artikel 3.1 van het Barro is bepaald dat voor zover een bepaling in het Barro tot aanpassing van een geldend bestemmingsplan verplicht, de raad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling met inachtneming van het Barro een bestemmingsplan vaststelt. Artikel 3.1 van het Barro staat in hoofdstuk 3 "Overige bepalingen" van het Barro. Het kan daardoor betrekking hebben op alle bepalingen van het Barro en hoeft niet specifiek betrekking te hebben op titel 2.9, dat gaat over buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het bestemmingsplan ziet op een buisleiding van nationaal belang als bedoeld in titel 2.9 van het Barro. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat in titel 2.9 van het Barro geen bepaling is opgenomen die verplicht tot aanpassing van een geldend bestemmingsplan. Dit betekent dat de termijn uit artikel 3.1 van het Barro in dit geval niet van toepassing is. Het betoog dat de raad niet meer bevoegd was om het bestemmingsplan vast te stellen, slaagt dan ook niet.

6.4.    De raad heeft het voorkeurstracé voor een buisleiding van nationaal belang nader uitgewerkt in het bestreden plan. In dat geval moet worden voldaan aan de onder a, b en c genoemde voorwaarden van artikel 2.9.3 van het Barro. De raad heeft gesteld en toegelicht dat aan die voorwaarden is voldaan. Dat aan die voorwaarden is voldaan, heeft de Bewonersgroep Rodenrijs-West op zichzelf niet weersproken. Uit wat hiervoor onder 6.3 is overwogen, volgt dat de termijn uit artikel 3.1 van het Barro in dit geval niet van toepassing is, zodat de raad van de in artikel 2.9.3 van het Barro gegeven bevoegdheid gebruik kon maken. Daarnaast volgt uit artikel 2.9.3 van het Barro, anders dan de Bewonersgroep veronderstelt, niet dat deze bepaling alleen mag worden toegepast als de gemeente Lansingerland zelf de initiatiefnemer is van de nadere uitwerking van het voorkeurstracé.

6.5.    Gelet op het voorgaande is de conclusie dat het bestemmingsplan in overeenstemming met het Barro is vastgesteld.

Het betoog faalt.

6.6.    Omdat deze beroepsgrond faalt, kan de Afdeling daarlaten of artikel 8:69a van de Awb er aan in de weg zou hebben gestaan dat het bestreden besluit bij slagen van de beroepsgrond zou worden vernietigd.

Conclusie en proceskosten

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021

780-926

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:69a

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Artikel 1.2

Dit besluit is niet van toepassing op:

[…]

b. een bestemmingsplan, voor zover dat strekt ter uitvoering van een tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet, dan wel ter uitvoering van een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Spoedwet wegverbreding, dan wel een plan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van die wet.

Artikel 2.9.3

De gemeenteraad kan het voorkeurstracé in een bestemmingsplan nader uitwerken, op een wijze dat het tracé voor de buisleidingenstrook:

a. gelegen blijft binnen het zoekgebied, bedoeld in artikel 2.9.2, eerste lid;

b. aansluit op het voorkeurstracé onderscheidenlijk het tracé voor een buisleidingenstrook in de naastliggende gemeenten;

c. een breedte heeft die gelijk is aan de breedte die het voorkeurstracé over het grootste deel van dat tracé heeft.

Artikel 3.1

Voor zover een bepaling in dit besluit verplicht tot aanpassing van een geldend bestemmingsplan, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit, tenzij in dit besluit een andere termijn is bepaald.

Tracéwet

Artikel 13

[…]

10. De gemeenteraad stelt binnen een jaar nadat het tracébesluit onherroepelijk is geworden een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening overeenkomstig het tracébesluit vast. Voor zover een ontwerp van een bestemmingsplan zijn grondslag vindt in het tracébesluit kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op dat deel van het ontwerpplan.

[…].

Wet ruimtelijke ordening

Artikel 3.8

1. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:

[…]

d. door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht;

[…].