Uitspraak 202102038/2/R2


Volledige tekst

202102038/2/R2.
Datum uitspraak: 22 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

verzoeker,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland­West­Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 maart 2021 in zaken nrs. 21/64 en 20/10254 in het geding tussen:

[belanghebbenden] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [belanghebbende])

en

het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland.

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2020 heeft het college aan [verzoeker] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van zes appartementen aan de Laone 11 en 13 in Renesse.

Bij uitspraak van 10 maart 2021 heeft de rechtbank het door [belanghebbende] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 2 november 2020 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.

Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2021, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door R. Stam, zijn verschenen. Verder is [belanghebbende], bijgestaan door mr. M.A. de Boer, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Op 12 juni 2019 heeft [verzoeker] een aanvraag ingediend voor de bouw van zes appartementen aan de Laone 11 en 13 ten behoeve van verhuur onder de liberalisatiegrens. Het betreffen twee braakliggende percelen.

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Bebouwde kom Renesse". Op de percelen rust de dubbelbestemming "Woondoeleinden - twee aaneen". Op grond van de planregels zijn twee aaneen gebouwde woningen toegestaan. De voorgenomen ontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan, omdat het maximum aantal toegestane woningen wordt overschreden. Ook wordt niet voldaan aan het bouwvoorschrift dat de afstand tussen de woningen en zijdelingse percelen minimaal 3 m bedraagt: de afstand tussen de voorziene woningen en perceel Laone 9 is ongeveer 1 m. Om het bouwplan toch mogelijk te maken, heeft het college een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 3˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het college acht het plan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De onderbouwing hiervoor staat in het rapport "Gemeente Schouwen-Duiveland. Renesse - Laone 11-13, Ruimtelijke motivering behorende bij de omgevingsvergunning voor afwijken bestemmingsplan" van 6 augustus 2019, opgesteld door Rho adviseurs voor leefruimte.

3.       De rechtbank heeft overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat er in afwijking van de Woonvisie 2018-2027 Schouwen-Duiveland (hierna: de Woonvisie) een structurele aanvullende behoefte bestaat aan 1- en 2-persoonsappartementen in het segment sociale huur. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het college is afgeweken van een negatief welstandsadvies, omdat het college een zwaarder gewicht heeft toegekend aan de bouw van sociale huurwoningen. Nu niet is gebleken van een structurele aanvullende behoefte aan huurappartementen in het segment sociale huur, kan de keuze van het college om van het negatief welstandsadvies af te wijken naar het oordeel van de rechtbank niet worden gedragen door de gegeven motivering.

4.       [verzoeker] heeft verzocht om schorsing van de aangevallen uitspraak, waarbij het besluit van 2 november 2020 is vernietigd. [verzoeker] betoogt dat de rechtbank de voorziene woningen ten onrechte heeft aangemerkt als sociale huurwoningen. Volgens [verzoeker] is het vanwege de kwaliteit van de woningen evident dat het gaat om woningen binnen de vrije huursector. De rechtbank heeft daarom ten onrechte alleen beoordeeld of de behoefte aan sociale huurwoningen voldoende is onderbouwd. [verzoeker] stelt dat volgens de Woonvisie in Renesse uitdrukkelijk behoefte is aan de sloop van ongewenste woningen en nieuwbouw van levensloopbestendige woningen, zoals grondgebonden 1- en 2-persoonwoningen bedoeld voor 55-plussers. [verzoeker] stelt dat het bouwplan in deze behoefte voorziet. Verder betoogt [verzoeker] dat de rechtbank voorbij is gegaan aan de stelling van het college ter zitting dat er wel degelijk sprake is van een toenemende behoefte aan 1- en 2-persoonswoningen voor de sociale huur. Het college heeft dit gesteld op basis van voortschrijdend inzicht en aan de hand van actuele cijfers die tijdens de raadsvergadering van 28 januari 2021 zijn vastgesteld. [verzoeker] betoogt dat het college daarom wel mocht afwijken van het welstandadvies. Bovendien is in het welstandsadvies ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat het bouwplan strookt met de energieambities van de gemeente die zijn vastgesteld op 21 december 2017.

5.       [verzoeker] stelt een spoedeisend belang te hebben bij zijn verzoek. Hij voert daartoe aan dat de aangevallen uitspraak heeft geleid tot een bouwstop, waardoor er financiële schade is ontstaan die iedere dag toeneemt. De schade is volgens [verzoeker] onder meer gelegen in bouw- en personeelskosten. Gelet op de omstandigheid dat de bouw reeds een aanvang heeft genomen en [verzoeker] daarvoor kosten maakt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er sprake is van een spoedeisend belang bij het verzoek.

Het betoog van [verzoeker] dat de rechtbank heeft miskend dat [belanghebbende] geen belanghebbende is bij het besluit van 2 november 2020 volgt de voorzieningenrechter niet. De rechtbank heeft [belanghebbende] terecht aangemerkt als belanghebbende, alleen al omdat zijn woonperceel grenst aan de percelen waarop de nieuwe woningen zijn voorzien.

6.       De voorzieningenrechter overweegt dat volgens de Woonvisie in beginsel geen behoefte is aan nieuwe woningen in Renesse. Er zal worden ingespeeld op de sloop van ongewenste woningen en nieuwbouw van 1- en 2-persoonwoningen die geschikt zijn voor 55-plussers en daarmee levensloopbestendig zijn. Verder is volgens de Woonvisie in Renesse vooral behoefte aan appartementen in de segmenten middeldure huur met een huurprijs van € 600 tot € 860 en betaalbare koopwoningen tot € 200.000 en niet aan sociale huurwoningen. Aan de omgevingsvergunning is het voorschrift verbonden dat de zes woningen allen (100%) uitsluitend mogen worden gebruikt ten behoeve van verhuur in de woningbouwcategorie sociale huurwoning, zodat moet worden aangenomen dat het bouwplan voorziet in de bouw van zes sociale huurwoningen.

Voor zover [verzoeker] stelt dat het college vanwege voortschrijdend inzicht en aan de hand van recente cijfers heeft aangetoond dat er wel degelijk een dringende behoefte is aan woningen met een betaalbare huur in Renesse, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit door [verzoeker] genoemde cijfers, waarvan hij stelt dat deze afkomstig zijn uit een in de raadsvergadering van 28 januari 2021 behandeld rapport, kan het college mogelijk in redelijkheid concluderen dat inmiddels behoefte aan sociale huurwoningen is ontstaan. In dat geval zou de afwijking van het negatief welstandsadvies mogelijk wel afdoende kunnen zijn gemotiveerd. Of dit ook zo is, vergt echter nader onderzoek. Hiervoor leent deze procedure over het verzoek om een voorlopige voorziening zich niet. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een afweging van de betrokken belangen.

7.       Het belang van [verzoeker] is erin gelegen om de schade als gevolg van doorlopende bouwkosten te beperken. Het belang van [belanghebbende] is erin gelegen om gevrijwaard te blijven van onomkeerbare gevolgen wegens het realiseren van het bouwplan. De voorzieningenrechter acht het onwenselijk om in dit geval op de behandeling van de bodemprocedure vooruit te lopen en de vernietiging van de omgevingsvergunning te schorsen, met de daaraan verbonden onomkeerbare gevolgen.

Overigens is gebleken dat het college voornemens is om in juli 2021 een nieuw besluit te nemen waarbij opnieuw een omgevingsvergunning aan [verzoeker] wordt verleend. Volgens het college zal dat besluit betrekking hebben op de bouw van zes appartementen in het segment middeldure huur op de Laone 11 en 13 en niet op de bouw van sociale huurwoningen. Ook wordt een bestemmingsplan voorbereid dat mede betrekking heeft op Laone 11 en 13. De voorzieningenrechter acht het ook onwenselijk om op die ontwikkelingen vooruit te lopen.

8.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek van [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2021

723-911