Uitspraak 202102527/2/R3 en 202102653/2/R3


Volledige tekst

202102527/2/R3 en 202102653/2/R3
Datum uitspraak: 21 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Werkgroep Veilig en Bereikbaar Reeuwijk en anderen (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: de Werkgroep), gevestigd dan wel wonend te Reeuwijk ,

verzoekers,

en

1. de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,

2. het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2021 heeft de raad de bestemmingsplannen "Restaurant aan plas Elfhoeven" en "8 woningen aan plas Elfhoeven" vastgesteld.

Bij besluit van 8 maart 2021 heeft het college aan Exploitatiemaatschappij Elfhoeven B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten "bouwen" en "het maken van een inrit/uitweg" ten behoeve van de bouw van een restaurant, een bedrijfswoning en een milieustalling gelegen aan de percelen Burgemeester Lucasselaan 1 en 3 te Reeuwijk.

Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" en het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning zijn gecoördineerd voorbereid met toepassing van artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening. Tegen deze besluiten heeft onder meer de Werkgroep beroep ingesteld.

Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "8 woningen aan plas Elfhoeven" heeft alleen de Werkgroep beroep ingesteld.

De Werkgroep heeft ten aanzien van de voornoemde besluiten de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken gevoegd ter zitting behandeld op 10 juni 2021, waar de Werkgroep, vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Plambeck, advocaat te Alphen aan den Rijn, en [gemachtigde], en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, en T. Revet, zijn verschenen. Voorts is Exploitatiemaatschappij Elfhoeven B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" en de omgevingsvergunning voorzien in de mogelijkheid om in de uiterste noordhoek van de plas Elfhoeven, onderdeel van de Reeuwijkse plassen, een restaurant in horecacategorie 1c met een aanlegsteiger te kunnen oprichten. Het bestemmingsplan "8 woningen aan plas Elfhoeven" maakt de bouw van 8 vrijstaande woningen mogelijk langs de Ree. Het plangebied van dat plan ligt direct ten oosten van en grenst daarmee aan het plangebied van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven".

De Werkgroep kan zich niet verenigen met deze besluiten. Zij vreest met name dat de verkeersaantrekkende werking van de in die besluiten voorziene ontwikkelingen zal leiden tot onaanvaardbare hinder in de omgeving.

Spoedeisend belang

3.       Ter zitting is gebleken dat Exploitatiemaatschappij Elfhoeven B.V. de bouw van het restaurant zo snel mogelijk wil continueren. De verwachting daarbij is dat die bouw zal worden afgerond alvorens de Afdeling in beide bodemprocedures uitspraak zal hebben gedaan. Voor wat betreft de woningen heeft Exploitatiemaatschappij Elfhoeven B.V. ter zitting aangegeven dat zij spoedig mogelijk de benodigde omgevingsvergunningen wil aanvragen. Gelet op een en ander is er ten aanzien van beide verzoeken een spoedeisend belang.

Ontvankelijkheid

4.       De raad stelt dat het beroep van de Werkgroep gericht tegen het bestemmingsplan "8 woningen aan plas Elfhoeven" niet-ontvankelijk zal worden verklaard, omdat zij haar zienswijze tegen het ontwerp van het plan niet tijdig naar voren heeft gebracht. Volgens de raad is hierbij verder van belang dat de Werkgroep geen natuurlijk persoon dan wel rechtspersoon is krachtens artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens kan de Werkgroep volgens de raad niet worden aangemerkt als een andere entiteit die voldoende herkenbaar deelneemt aan het rechtsverkeer. De Werkgroep is volgens de raad dan ook niet aan te merken als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.

4.1.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat het beroep van de Werkgroep onder meer is ingediend namens de Roei- en Zeilvereniging ‘Gouda’ (hierna: de Vereniging). De Vereniging is gevestigd aan de Notaris d’Aumerielaan 35 te Reeuwijk, in de directe nabijheid van het plangebied. Vanwege de relatief korte afstand tussen de Notaris d’Aumerielaan 35 en het plangebied, sluit de voorzieningenrechter niet uit dat de Vereniging feitelijke gevolgen van enige betekenis kan ondervinden van het plan. De voorzieningenrechter gaat er dan ook op voorhand vanuit dat in ieder geval de Vereniging in de bodemprocedure zal worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "8 woningen aan plas Elfhoeven". Gelet hierop laat de voorzieningenrechter de vraag of de Werkgroep als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb dient te worden aangemerkt, in het midden.

Voor zover de raad heeft gesteld dat het beroep van de Werkgroep en in het verlengde daarvan de Vereniging niet ontvankelijk zal worden verklaard, omdat zij niet tijdig een zienswijze tegen het ontwerp van het plan naar voren hebben gebracht, overweegt de voorzieningenrechter dat, zoals hiervoor is overwogen, ook namens de Vereniging beroep is ingesteld. Uit de overwegingen 4 tot en met 4.11 van de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, volgt dat, vanwege het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Noord, ECLI:EU:C:2021:7, artikel 6:13 van de Awb niet mag worden tegengeworpen aan belanghebbenden die niet dan wel niet tijdig een zienswijze naar voren hebben gebracht. Nu hiervoor is overwogen dat de voorzieningenrechter verwacht dat de Vereniging in de bodemprocedure als belanghebbende zal worden aangemerkt, verwacht de voorzieningenrechter dat de Afdeling in de hoofdzaak het beroep inhoudelijk zal behandelen.

Inhoudelijk

Verkeersaantrekkende werking

5.       De Werkgroep betoogt dat de voorziene ontwikkelingen leiden tot een forse toename van het verkeer in de omgeving, met als gevolg ernstige geluid- en parkeerhinder voor omwonenden. Volgens de Werkgroep is de verkeersgeneratie van het voorziene restaurant door de raad ernstig onderschat. Zij voert in dat kader aan dat het aan het bestemmingsplan "Restaurant aan Plas Elfhoeven" ten grondslag gelegde rapport "Verkeersprognose Notaris d’Aumerielaan" van Goudappel Coffeng van 11 november 2020 (hierna: het verkeersrapport) niet deugdelijk is en heeft daartegen een aantal kritiekpunten naar voren gebracht.

De Werkgroep stelt dat in het verkeersrapport wordt uitgegaan van een maximum aantal bezoekers van 160 en dat hierbij ten onrechte geen rekening is gehouden met staanplaatsen en overige bezoekers van het restaurant. Verder stelt de Werkgroep dat de verkeerstellingen in het verkeersrapport niet representatief zijn. Daartoe stelt de Werkgroep dat moet worden uitgegaan van i) de gemeten maximale verkeerstellingen tijdens het weekend in plaats van een gemiddelde van de verkeerstellingen over de hele week, en ii) verkeerstellingen in een periode met mooi weer. Daarnaast is de Werkgroep van mening dat in het verkeersrapport onvoldoende rekening is gehouden met de locatie en het type restaurant en de gevolgen voor het verkeer en het parkeren. Voorts is volgens de Werkgroep voor de vervoerwijze in het verkeersrapport ten onrechte een te algemene benadering gehanteerd. Ter onderbouwing van haar betoog heeft de Werkgroep een notitie van ir. S.J. Stienstra van het Adviesbureau stedelijk verkeer bv van 11 mei 2021 (hierna: de notitie van Stienstra) overgelegd.

5.1.    Artikel 3.1, van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan Plas Elfhoeven" luidt:

"De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een restaurant, met dien verstande dat het aantal zitplaatsen voor het restaurant, inclusief het terras, niet meer bedraagt dan 160 zitplaatsen en met dien verstande dat maaltijden en dranken zowel binnen in het restaurant als buiten op het terras uitsluitend aan zitplaatsen worden geserveerd

‘[…]".

5.2.    Uit paragraaf 2.3.1 van de plantoelichting van het bestemmingsplan "Restaurant aan Plas Elfhoeven" blijkt dat in verband met de planontwikkeling voor het oprichten van het restaurant en de naastgelegen 8 woningen het verkeersrapport is opgesteld. Uit het verkeersrapport volgt dat als gevolg van beide voorziene ontwikkelingen, de verkeersintensiteit op de Notaris d’Aumerielaan op een gemiddelde werkdag stijgt naar 898 motorvoertuigen per etmaal. Deze verkeerdruk past volgens de plantoelichting bij de huidige vormgeving en de functie van de weg, waarbij conform het besluit van de raad van 29 mei 2019 het uitgangspunt is geformuleerd dat op deze weg maximaal 1000 motorvoertuigen per etmaal zijn toegestaan. Er is daarom volgens de plantoelichting sprake van een acceptabele verkeerssituatie.

5.3.    De voorzieningenrechter overweegt over het standpunt van de Werkgroep dat in het verkeersrapport ten onrechte wordt uitgegaan van een maximum aantal bezoekers van 160, dat uit artikel 3.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan Plas Elfhoeven" volgt dat in het restaurant maximaal 160 zitplaatsen toegestaan zijn. In het verkeersrapport mocht dan ook worden uitgegaan van een maximum aantal bezoekers van 160. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de raad zich gelet op de redactie van artikel 3.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan Plas Elfhoeven", terecht op het standpunt heeft gesteld dat staanplaatsen niet toegestaan zijn en dat met overige bezoekers in het restaurant in het verkeersrapport rekening is gehouden, omdat in het verkeersrapport ook is ingegaan op de verkeersaantrekkende werking van de aanlegsteiger en de woningen.

Voor zover de Werkgroep stelt dat de verkeerstellingen niet representatief zijn, overweegt de voorzieningenrechter dat in de periode van 20 mei 2019 tot en met 29 mei 2019 door middel van een slangtelling inzicht is verkregen in de verkeersintensiteiten op de Notaris d’Aumerielaan. De raad heeft verder een reactie van 3 juni 2021 van Goudappel Coffeng op de notitie van Stienstra overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat de periode 20 mei tot en met 31 mei 2019 representatief was, omdat in die periode sprake was van mooi weer en bovendien in die periode Hemelvaartsdag viel. Tevens stelt de raad dat het niet ongebruikelijk is om bij verkeerstellingen uit te gaan van het gemiddelde over een hele week. Onder deze door de raad geschetste omstandigheden, heeft de raad zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verkeerstellingen in het verkeersrapport representatief zijn.

Ten aanzien van het bezwaar van de Werkgroep dat in het verkeersrapport geen rekening is gehouden met locatie van het restaurant, stelt de voorzieningenrechter vast dat in het verkeersrapport rekening is gehouden met de kenmerken van de Notaris d’Aumerielaan en het feit dat er sprake is van recreatieverkeer. Verder heeft de raad erop gewezen dat in het verkeersrapport is uitgegaan van 3 volledig bezette shifts per dag, terwijl een restaurant gemiddeld 1,68 en maximaal 2 keer dag een volledige bezetting heeft. De raad stelt dan ook dat in het verkeersrapport is uitgegaan van een worst-case-scenario. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om te twijfelen aan dit standpunt van de raad. Derhalve heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat rekening is gehouden met de locatie van het restaurant en de gevolgen hiervan voor het verkeer en het parkeren.

Tot slot is in het verkeersrapport uitgebreid ingegaan op de vervoerswijze van de bezoekers van het restaurant. De voorzieningenrechter heeft geen aanknopingspunten om aan de bevindingen hierover te twijfelen

5.4.    Gelet op het voorgaande bestaat in het aangevoerde op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat aan het verkeersrapport zodanige gebreken kleven dat de raad de bestreden besluiten hierop niet heeft mogen baseren. Voor zover De Werkgroep ter zitting nog heeft gesteld dat de door haar geraadpleegde ir. Stienstra nog niet in de gelegenheid is geweest zijn bevindingen te rapporteren over de reactie van 3 juni 2021 van Goudappel Coffeng en zij daarom twijfelt aan de juistheid van wat in die reactie staat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat die enkele twijfel onvoldoende is om nu te concluderen dat het verkeersrapport niet deugdelijk is.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter wat betreft het aspect verkeer, geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Verkeersaantrekkende werking en de gevolgen voor het geluidklimaat en de parkeerdrukte

6.       De Werkgroep betoogt dat de bestreden besluiten door de niet juist ingeschatte verkeersaantrekkende werking leiden tot onaanvaardbare parkeer- en geluidhinder.

6.1.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat een deel van de bezwaren over geluidhinder en parkeerhinder samenhangen met het betoog dat de verkeersgeneratie van de voorziene ontwikkelingen door de raad is onderschat. Omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding heeft gezien om De Werkgroep in dit betoog te volgen, ziet de voorzieningenrechter evenmin aanknopingspunten voor de verwachting dat deze bezwaren in de bodemprocedure zullen leiden tot het oordeel dat de bestreden besluiten geen stand zullen houden.

Berekening parkeerbehoefte

7.       De Werkgroep voert aan dat in het aan het plan ten grondslag gelegde rapport "Parkeerkundig advies Elfhoeven" van 11 november 2020 (hierna: het parkeeronderzoek) geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat bezoekers van het restaurant het restaurantbezoek combineren met een andere activiteit. Verder is volgens de Werkgroep in het parkeeronderzoek geen rekening gehouden met de verplichting die Exploitatiemaatschappij Elfhoeven B.V. met de (toenmalige) gemeente Reeuwijk is aangegaan om op grond van een exploitatieovereenkomst 18 parkeerplaatsen aan te leggen ten behoeve van de gebruikers van de recreatiewoningen aan het Ree.

De Werkgroep vreest dan ook dat onaanvaardbare parkeerhinder vanwege een tekort aan parkeerplaatsen zal ontstaan als gevolg van de voorziene ontwikkelingen.

7.1.    Uit paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting volgt dat de parkeerbehoefte vanwege de voorziene ontwikkelingen 82 parkeerplaatsen bedraagt. De voorzieningenrechter overweegt dat de raad aan de hand van een situatietekening heeft aangetoond dat in het plangebied voldoende ruimte beschikbaar is voor het aanleggen van deze parkeerplaatsen op het eigen terrein, waarbij sprake is van een surplus aan parkeerplaatsen en derhalve ook rekening is gehouden met de reservering van parkeerplaatsen voor de gebruikers van de recreatiewoningen aan het Ree.

Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter niet de verwachting dat de Afdeling vanwege de berekening van de parkeerbehoefte in de bodemprocedure zal oordelen dat de bestreden besluiten geen stand zullen houden.

Ruimtelijke aanvaardbaarheid parkeerplaatsen bestemmingsplan "8 woningen aan plas Elfhoeven"

8.       De Werkgroep betoogt dat de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de in het bestemmingsplan "8 woningen aan plas Elfhoeven" voorziene parkeerplaatsen niet heeft onderbouwd.

8.1.    Ter zitting is namens de raad toegelicht dat op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "Plassengebied" ter plaatse van het plangebied reeds parkeervoorzieningen waren toegestaan. Gelet op deze toelichting en gelet op wat hiervoor over de verkeersaantrekkende werking van de voorziene ontwikkelingen is overwogen, heeft de voorzieningenrechter niet de verwachting dat ten aanzien van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de parkeerplaatsen, het plan "8 woningen aan plas Elfhoeven" in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, ook niet als zou blijken dat het voorliggende bestemmingsplan meer parkeerplaatsen mogelijk maakt dan het voorheen geldende bestemmingsplan.

Indirecte geluidhinder

9.       De Werkgroep voert aan dat in het aan het bestemmingsplan "Restaurant aan Plas Elfhoeven" ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek "Geluid in de omgeving vanwege restaurant aan plan Elfhoeven te Reeuwijk" van Peutz van 26 februari 2020 (hierna: het akoestisch onderzoek) ten onrechte is bepaald dat het gemotoriseerd verkeer van en naar het restaurant reeds in het heersende verkeersbeeld wordt opgenomen op ongeveer 30 m voorbij de woning aan de Notaris d’Aumerielaan 41. Volgens de Werkgroep is dat een onjuist uitgangspunt, omdat de Notaris d’Aumerielaan een voor motorvoertuigen doodlopende weg is. De Werkgroep is van mening dat het gemotoriseerd verkeer van en naar het restaurant pas op de Raadhuis in het heersende verkeersbeeld wordt opgenomen.

9.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat in het akoestisch onderzoek het moment dat het gemotoriseerd verkeer van en naar het parkeerterrein van het restaurant wordt geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld, is bepaald op ongeveer 30 m voorbij de woning aan de Notaris d’Aumerielaan 41. De raad heeft toegelicht dat de Notaris d’Aumerielaan vrij toegankelijk is voor het verkeer en dat voor deze weg een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. Verder is van belang dat de weg, naast gebruikers van het restaurant, ook wordt gebruikt door andere gebruikers, zoals de gebruikers van de recreatiewoningen aan de Ree. Het gegeven dat de Notaris d’Aumerielaan een doodlopende weg is, laat het voorgaande onverlet. Derhalve ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet van het voornoemde uitgangspunt uit het akoestisch onderzoek heeft kunnen uitgaan.

Omgevingsvergunning

10.     De Werkgroep betoogt dat de omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" is verleend.

De Werkgroep wijst erop dat het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" op grond van artikel 3.2, aanhef en onder f, in samenhang met artikel 1.42 van de planregels, een maximumoppervlakte van 506 m² voor het gebruik als restaurant toestaat. De omgevingsvergunning voorziet evenwel volgens de Werkgroep in een oppervlakte van 1.182 m² voor het restaurant.

10.1.  Het college stelt dat de omgevingsvergunning de maximale oppervlakte-eisen uit het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" niet overschrijdt.

10.2.  Ingevolge artikel 3.2, aanhef en onder f, van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" geldt voor een restaurant (exclusief ondergrondse bouwlaag) een maximale oppervlakte van 506 m².

10.3.  De voorzieningenrechter stelt vast dat onder andere de tekening met kenmerknummer 15.009, E06.91, gedateerd op 19 december 2019, (hierna: de tekening) onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Op deze tekening is per ruimte weergegeven hoeveel m² bruto vloeroppervlakte gebruiksfunctie voor die ruimte zal worden aangewend. Voor de gebruiksfunctie restaurant op de begane grond is een bruto vloeroppervlakte van 478 m² vermeld, terwijl voor de eerste verdieping voor de gebruiksfunctie restaurant een bruto vloeroppervlakte van 210 m² is vermeld.

Namens het college is toegelicht dat de Werkgroep ten onrechte de voorziene bruto vloeroppervlakte voor het terras en de overige bedrijfsgebouwen voorziene oppervlakte heeft opgeteld. Het college heeft er daarbij op gewezen dat voor de functies terras en overige bedrijfsgebouwen, op grond van respectievelijk artikel 3.4.2, aanhef en onder b, en 3.2, aanhef en onder f, van de planregels, afzonderlijke maximale oppervlakte-eisen gelden. De voorzieningenrechter acht dit standpunt van het college juist en is dan ook van oordeel dat het college de bruto vloeroppervlaktes van deze ruimtes niet bij de totale bruto vloeroppervlakte voor de gebruiksfunctie restaurant heeft hoeven optellen.

Verder heeft het college ter zitting toegelicht dat weliswaar op de voornoemde tekening is vermeld dat op de eerste verdieping ruimte is vergund voor de gebruiksfunctie restaurant, maar dat tevens is vermeld dat het hier gaat om secundair gebruik. Het gaat dan om ruimte voor voorzieningen zoals een kantoor- en kleedruimte en lockers voor personeel. Het college stelt dan ook dat de eerste verdieping niet zal worden aangewend voor commercieel gebruik van het restaurant, waarvoor de maximale oppervlakte in het plan bedoeld is. De voorzieningenrechter acht dit standpunt van het college juist. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat artikel 3.4.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" bepaalt dat zitplaatsen in het restaurant uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan, zodat het niet aannemelijk is dat met de aangevraagde secundaire ruimte voor het restaurant is beoogd om de eerste verdieping commercieel te exploiteren ten behoeve van het restaurant.

Omdat de aangevraagde totale bruto oppervlakte ten behoeve van de gebruiksfunctie restaurant op de begane grond 478 m² bedraagt en deze totale oppervlakte niet de maximale oppervlakte-eis van 506 m² op grond van artikel 3.2 aanhef en onder f, van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" overschrijdt, ziet de voorzieningenrechter in wat hierover is aangevoerd geen aanleiding om de omgevingsvergunning te schorsen.

11.     De Werkgroep dat in de omgevingsvergunning bij het bepalen van de oppervlakte voor het terras ten onrechte geen rekening is gehouden met de oppervlakte voor de tuin. De tuin vormt volgens haar een geheel met het terras, waarbij zij erop wijst dat er geen fysieke afscheiding is tussen de tuin en het terras. Gelet op een en ander stelt de Werkgroep op basis van de tekening in de omgevingsvergunning een totale oppervlakte van 466 m² voor het gebruik van het terras is vergund. Dit is volgens de Werkgroep in strijd met de maximale oppervlakte-eis van 350 m² op grond van artikel 3.4.2, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven".

11.1.  De voorzieningenrechter stelt vast dat in de tekening is vermeld dat de aangevraagde bruto vloeroppervlakte voor het terras 310 m² bedraagt. De Werkgroep heeft bij haar berekening van de totale oppervlakte van het terras, de oppervlakte van de vergunde tuin opgeteld. Anders dan de Werkgroep stelt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college niet de oppervlakte van de tuin bij de totale bruto vloeroppervlakte van het terras hoefde op te tellen. Verder heeft het college ter zitting verklaard dat wanneer de betrokken tuin toch in gebruik zal zijn als terras, het college daartegen in beginsel handhavend zal optreden. Omdat de aangevraagde totale bruto vloeroppervlakte van het terras 310 m² bedraagt en deze oppervlakte niet de maximale oppervlakte-eis van 350 m² op grond van artikel 3.4.2. aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven" overschrijdt, ziet de voorzieningenrechter ook ten aanzien van dit bezwaar geen aanleiding om over te gaan tot schorsing van de omgevingsvergunning.

Overig

12.     In hetgeen de Werkgroep heeft aangevoerd over de handhaafbaarheid van artikel 3.1, onder a, van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven", de voorwaardelijke verplichtingen op grond van de artikelen 3.4.5 en 3.4.6 van de planregels van het bestemmingsplan "Restaurant aan plas Elfhoeven", fietsparkeerplaatsen, de planbegrenzing en het m.e.r.-beoordelingsbesluit, ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding voor de verwachting dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure geen stand zullen houden.

Conclusie

13.     Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten

14.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2021

817.