Uitspraak 202100677/1/R4


Volledige tekst

202100677/1/R4.
Datum uitspraak: 9 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Rotterdam,

appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2020 heeft het college zijn beslissing om op 9 november 2020 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 125,00, voor rekening van [appellant] komen.

Bij besluit van 20 januari 2021 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2021, waar alleen het college, vertegenwoordigd door I. Keric, is verschenen.

Overwegingen

1.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos met oud papier die op 9 november 2020 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de Kogelvangerstraat 28 in Rotterdam. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat daarin een afgescheurd adreslabel met daarop zijn naam en adres is aangetroffen.

2.       [appellant] betwist niet dat de doos van hem afkomstig is, maar stelt dat hij niet degene is geweest die de doos naast de container heeft gezet. Hij stelt dat de doos in de portiek van het appartementengebouw bij zijn berging stond en hij vermoedt dat één van de andere bewoners de doos bij de container heeft gezet. Hij stelt dat hij zelf zijn oud papier altijd wegbrengt naar de papiercontainer in een andere straat.

2.1.    Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag ervan worden uitgegaan dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432.

De overtreder is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en daarom als overtreder worden aangemerkt.

2.2.    Door het daarin aangetroffen adreslabel is de doos tot [appellant] te herleiden. Dit betekent dat het college mag aannemen dat hij de overtreder is, tenzij hij aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die de doos verkeerd heeft aangeboden. Met zijn stelling dat de doos in de portiek van zijn appartementengebouw stond en zijn vermoeden dat één van de andere bewoners de doos bij de container heeft gezet, heeft hij dat niet aannemelijk gemaakt, omdat hij deze stelling en dit vermoeden niet met bewijsstukken heeft onderbouwd of anderszins aannemelijk heeft gemaakt.

Ook als ervan wordt uitgegaan dat de doos in de portiek van het appartementengebouw stond, kan [appellant] als overtreder worden aangemerkt. Door de doos te laten staan in de gemeenschappelijke portiek van het appartementengebouw, die vrij toegankelijk is voor de bewoners van de andere appartementen, heeft hij een situatie doen ontstaan waarin hij er rekening mee moest houden dat de doos door een ander zou worden meegenomen en verkeerd ter inzameling zou worden aangeboden. Als dat is gebeurd, dan kan dat aan hem worden toegerekend en kan hij verantwoordelijk worden gehouden voor de overtreding.

Gelet op het voorgaande heeft het college [appellant] terecht als overtreder aangemerkt.

Het betoog faalt

3.       Het beroep is ongegrond.

4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.

w.g. Michiels
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Kors
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2021

687