Uitspraak 202003011/1/R4


Volledige tekst

202003011/1/R4.
Datum uitspraak: 9 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Buurmalsen, gemeente West Betuwe,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 april 2020 in zaak nr. 19/1347 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een verhard pad en een uitrit op het perceel [locatie] te Buurmalsen (hierna: het perceel).

Bij besluit van 19 december 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 april 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college en [vergunninghouder] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Plambeck, advocaat te Alphen aan den Rijn, en het college, vertegenwoordigd door J.J.A.M. Leenders - van Heck, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], bijgestaan door [gemachtigde], ter zitting gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       [vergunninghouder] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een verhard pad en een uitrit op het perceel. Het pad en de uitrit liggen op een perceel dat grenst aan het perceel van [appellant]. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Landelijk gebied".

Het toetsingskader voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het pad staat in artikel 2.1, eerste lid en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo en artikel 5, zevende lid, onder a en d, van het bestemmingsplan "Buitengebied". Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Voor het realiseren van de uitweg zijn artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo in samenhang met artikel 2.18 van de Wabo en de artikelen 5.1.2.2. en 5.1.4.1, eerste lid van de Omgevingsverordening Gelderland, zoals die ten tijde van het bestreden besluit van toepassing was van belang. Een omgevingsvergunning op aanvraag wordt verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze titel en de vergunning niet in strijd is met de belangen die deze titel beoogt te beschermen. De bedoelde belangen zijn de bescherming van de bruikbaarheid en instandhouding van de bij de provincie in beheer zijnde wegen en de verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die wegen.

Gedeputeerde Staten heeft op 6 juni 2018 advies uitgebracht op verzoek van het college. Gedeputeerde Staten heeft de aanvraag getoetst aan de bepaling van de Omgevingsverordening Gelderland en de nadere regels ingevolge deze verordening en heeft geadviseerd de omgevingsvergunning te verlenen.

2.       Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Beroepsgronden

3.       [appellant] betoogt dat de uitweg zonder omgevingsvergunning is aangelegd en dat de uitweg breder is gerealiseerd dan is vergund door het college. Verder heeft het college volgens [appellant] alleen gekeken of de uitweg past in het bestemmingsplan en is niet gekeken of de vergunde breedte van de uitweg nodig is voor het gebruik dat van het perceel wordt gemaakt. In dit verband voert zij aan dat het perceel van [vergunninghouder] reeds over een uitrit beschikt.

3.1.    Het college dient te beslissen aan de hand van de aanvraag om omgevingsvergunning zoals die is ingediend. In deze procedure ligt slechts de rechtmatigheid van de verleende vergunningen ter beoordeling voor. De enkele eerst ter zitting aangevoerde stelling dat sprake zou zijn van onjuiste gegevens op basis waarvan de vergunning zou zijn verleend, omdat de uitrit ook voor andere doeleinden wordt gebruikt dan is toegestaan, wat daar verder van zij, raakt op zichzelf niet de rechtmatigheid van de verleende vergunning.

Dat de gerealiseerde uitrit afwijkt van de uitrit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend en dat de uitrit niet mag worden gebruikt voor andere doeleinden dan bedrijfsdoeleinden en niet voor ontsluiting van de woning en overige opstal op het perceel terwijl dat wel gebeurd is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, een handhavingskwestie.

Het betoog faalt.

4.       Het betoog van [appellant] dat de vergunning in strijd met het inrittenbeleid van de gemeente West Betuwe is verleend is ter zitting van de Afdeling ingetrokken.

5.       De Afdeling ziet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen grond voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 19 december 2018 voor vernietiging in aanmerking dient te komen.

Slot en conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2021

700.

BIJLAGE

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a.het bouwen van een bouwwerk,

b.het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,

c.het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

d.het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen,

e.

1°.het oprichten,

2°.het veranderen of veranderen van de werking of

3°.het in werking hebben

van een inrichting of mijnbouwwerk,

f.het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht,

g.het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald,

h.het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of

i.het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid bedoelde activiteiten.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.

Artikel 2.2.

1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:

a.[Red: vervallen,]

b.een monument als bedoeld in een zodanige verordening:

1°.te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of 2°.te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht,

c.een bouwwerk te slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht,

d.een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b,

e.een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,

f.in, op of aan een onroerende zaak een alarminstallatie te hebben die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren,

g.houtopstand te vellen of te doen vellen,

h.op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats,

i.als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toe te staan of te gedogen dat op of aan die onroerende zaak handelsreclame wordt gemaakt of gevoerd met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats,

j.in een daarbij aangewezen gedeelte van de provincie of de gemeente roerende zaken op te slaan of

k.als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak in een daarbij aangewezen gedeelte van de provincie of de gemeente toe te staan of te gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen,

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

2. Bij provinciale, gemeentelijke of waterschapsverordening kan worden bepaald dat het in daarbij aangewezen categorieën gevallen verboden is projecten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit andere activiteiten die behoren tot een daarbij aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Artikel 2.11

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is of in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

2. Indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Artikel 2.18

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.

Omgevingsverordening Gelderland

Artikel 5.1.2.2

Werkzaamheden aan wegen

1. Het is verboden zonder vergunning:

a. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen;

b. kabels of leidingen, niet zijnde kabels ten behoeve van telecommunicatie als bedoeld in de Telecommunicatiewet, te leggen, verleggen of in stand te houden;

c. andere werkzaamheden te verrichten dan bedoeld onder sub a en b op, aan, in, onder of boven de weg, waarbij de verharding van de weg veranderd wordt of anderszins wijzigingen aan te brengen op, aan, in, onder of boven de weg.

2. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing op het aanleggen van uitwegen dat geschiedt door of namens de provincie.

3. Gedeputeerde Staten stellen bij nadere regels de criteria voor het verlenen van de in het eerste lid bedoelde vergunning.

Artikel 5.1.4.1. Aanvraag

1. Een vergunning wordt op aanvraag verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze titel en de vergunning niet in strijd is met de belangen die deze titel beoogt te beschermen.

2. Een vergunning op grond van deze titel, als bedoeld in:

a. artikel 5.1.2.2, eerste lid, onder a;

b. artikel 5.1.3.1, eerste lid, onderdeel b, voor zover de handelsreclame wordt gemaakt of gevoerd op of aan een onroerende zaak;

c. artikel 5.1.3.1, eerste lid, onderdeel c, wordt verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de betreffende handelingen plaatsvinden, tenzij op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn.

3. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, kunnen Gedeputeerde Staten vergunning verlenen als bedoeld in deze titel.

4. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels inzake de bij de aanvraag van de in derde lid bedoelde vergunningen over te leggen gegevens en bescheiden.

5. Voor de verlening van de vergunningen bedoeld in het tweede lid, zijn Gedeputeerde Staten het aangewezen bestuursorgaan als bedoeld in artikel 2.26, derde lid, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 5, zevende lid, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied" voorschriften betreffende uitvoering van werken en werkzaamheden

a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

-        het opruimen/verwijderen van wegen en paden;

-        het aanleggen van voet-, fiets- ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;

-        het incidenteel aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen;

-        het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;

-        het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;

-        het dempen, vergraven en aanleggen van sloten voor zover de gronden op de plankaart zijn aangegeven met ‘kromakkers’;

b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.

c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die;

-        het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

-        gelet op de in lid 1 genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;

-        reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.