Uitspraak 202004017/1/R3


Volledige tekst

202004017/1/R3.
Datum uitspraak: 4 mei 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Tubbergen,

2.       [appellant sub 2], wonend te Tubbergen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Tubbergen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "(veeg) bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2020, waar [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [appellant sub 1], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door R. Stroot en mr. drs. M.Y. Rutjes, en bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.

Verder is ter zitting De Esch B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestreden besluit van 25 mei 2020 van de raad van de gemeente Tubbergen tot vaststelling van het (veeg) bestemmingsplan "Kernen gemeente Tubbergen" (hierna: het veegplan) heeft betrekking op de kernen van de gemeente Tubbergen en heeft verschillende doelen. In het veegplan worden aanwezige omissies in de bestaande bestemmingsplannen gerepareerd, worden vergunde ontwikkelingen meegenomen, wordt voorzien in aanpassingen en verruimingen van de planregels afkomstig uit het traject "deregulering planregels" en in een regeling om ongewenste ontwikkelingen omtrent huisvesting van arbeidsmigranten in woningen te voorkomen.

2.       Tegen het veegplan hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben bezwaren tegen de vaststelling van het veegplan, omdat er volgens hen extra bebouwing mag worden gerealiseerd op de woningbouwlocatie De Esch, er ten onrechte gronden worden betrokken bij het stedelijke gebied en hierdoor ten onrechte niet is getoetst aan de regels voor duurzame verstedelijking.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Extra bebouwing

4.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren aan dat als gevolg van de vaststelling van het veegplan de mogelijkheid wordt geboden om 50% van de kavelgrootte van kavels te gebruiken voor opstallen. Als gevolg hiervan wordt er volgens hen aan voorbij gegaan dat deze regel ook van toepassing is op toekomstige bouwplannen zoals De Esch. Volgens hen is er op de woningbouwlocatie De Esch circa 0,6 ha aan bebouwing toegestaan. Hiermee worden volgens [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] de regels inzake duurzame verstedelijking, waterhuishouding en het behoud van het open karakter van het gebied overtreden.

4.1.    De raad stelt in zijn verweerschrift dat het veegplan geen betrekking heeft op de gronden van het bestemmingsplan "Tubbergen, De Esch".

4.2.    De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan "Tubbergen, De Esch" het planologisch kader vormt voor de gronden van de woningbouwlocatie De Esch. Daarnaast stelt de Afdeling vast dat het bestemmingsplan "Tubbergen, De Esch" niet wordt genoemd in de lijst van artikel 41 van de regels van het veegplan, waarin de bestemmingsplannen staan genoemd waarvoor de algemene bouwregels van het veegplan gelden. In deze lijst is wel het vorige plan "Tubbergen", vastgesteld op 6 januari 2015, genoemd, dat voorheen van toepassing was op de gronden van de woningbouwlocatie De Esch. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2021:939, heeft de Afdeling het bestemmingsplan "Tubbergen, De Esch", vastgesteld op 23 september 2019 vernietigd, maar het besluit van de raad van 20 april 2020 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Tubbergen, De Esch" in stand gelaten. Dit betekent dat op de gronden van de woningbouwlocatie De Esch het bestemmingsplan "Tubbergen, De Esch" van toepassing is en niet het veegplan. Het veegplan is dus niet relevant is voor de gronden van de woningbouwlocatie De Esch. De stelling van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] over het ten onrechte vergroten van de bouwpercelen op de gronden van de woningbouwlocatie De Esch mist dus feitelijke grondslag.

Perceel in het buitengebied

5.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] stellen dat als gevolg van de herschikking van de grenzen van de kernen binnen de gemeente Tubbergen de woningen van burgers van het buitengebied in de kern van Tubbergen terechtkomen en andersom. Zij wijzen op het perceel [locatie] waar [appellant sub 1A] woont en stellen dat nu zonder opgaaf van redenen zijn perceel in het buitengebied is gesitueerd. Volgens [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] heeft dit nadelige gevolgen, omdat de regels inzake nutsbedrijven, riool en infrastructuur in het buitengebied strenger zijn.

5.1.    De Afdeling stelt vast dat het perceel [locatie] valt onder het plangebied van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en dat dit bestemmingsplan niet wordt gewijzigd met het veegplan, omdat het plan niet is genoemd in de lijst van bestemmingsplannen van artikel 1, lid 1.2, van de planregels, waarvoor het veegplan voorziet in wijzigingen van de daarin opgenomen begrippen. Gelet hierop mist het betoog feitelijke grondslag.

Ladder voor duurzame verstedelijking en beleid inzake inbreiding

6.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren aan dat de raad ten onrechte een aantal weilanden bij het bestaand stedelijk gebied betrekt zonder deze uitbreiding te toetsen aan de regels voor duurzame verstedelijking. Volgens hen verplichten deze regels ertoe dat wordt onderzocht of er alternatieve bouwlocaties beschikbaar zijn binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast voeren [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] in dit kader aan dat het gemeentelijke beleid inzake inbreiding niet wordt gevolgd.

6.1.    In tegenstelling tot hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] op de zitting desgevraagd over dit betoog nader hebben toegelicht, is het niet zo dat de grenzen van het veegplan op de verbeelding in combinatie met de naam van het plan waarin het woord "kernen" is genoemd, inhoudt dat hierdoor alle gronden die zijn gesitueerd binnen de grenzen van het veegplan bij het stedelijk gebied behoren. Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] menen dat er weilanden bij het bestaand stedelijk gebied worden betrokken, overweegt de Afdeling dat, zoals de raad op de zitting desgevraagd ook heeft bevestigd, de agrarische bestemming voor deze weilanden behouden blijft en dat er een nieuwe bestemmingsplanprocedure moet worden doorlopen als er plannen zijn om op deze weilanden woningen te bouwen.

Gelet op het vorenstaande concludeert de Afdeling dat er voor de raad geen reden bestond om het veegplan te toetsen aan de ladder voor duurzame verstedelijking of aan het gemeentelijke beleid inzake inbreiding.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       De beroepen zijn ongegrond.

8.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2021

288-867.