Uitspraak 202006101/1/R4


Volledige tekst

202006101/1/R4.
Datum uitspraak: 4 mei 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1] en anderen, wonend te Doesburg,

2.       [appellant sub 2] en anderen, wonend te Doesburg,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Doesburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Halve Maanweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2021, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door H. Schuiling en mr. D. Jansen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Stichting Woonservice IJsselland (hierna: de Stichting), vertegenwoordigd door [gemachtigde C], als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een appartementencomplex met onder andere 24 sociale huurappartementen ter plaatse van het voormalige kantoorgebouw van de Stichting.

[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen zijn het niet eens met het plan. [appellant sub 1] en anderen wonen aan de Juliana van Stolberglaan te Doesburg. [appellant sub 2] en anderen wonen aan de F.D. Rooseveltsingel te Doesburg.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beoordeling van de beroepen

Inspraak

3.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad in het algemeen onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij wijzen er in dat verband op dat er drie inspraakavonden hebben plaatsgevonden en dat zij daar gebruik van hebben gemaakt, maar dat de raad niets met hun reacties heeft gedaan. Ook is er niets gedaan met de door hen ingediende zienswijzen, aldus [appellant sub 2] en anderen. Zij voeren aan dat zij zich niet gehoord voelen in de procedure en dat er mede daardoor onvoldoende draagvlak van de omwonenden is voor het plan. De raad had volgens hen meer aandacht moeten besteden aan het ontwikkelen van een plan dat wel gedragen wordt door de omwonenden.

3.1.    In de toelichting behorende bij het bestemmingsplan staat dat er voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan een klankbordgroep is samengesteld met bewoners van omliggende straten en vertegenwoordigers van onder meer het Huurdersplatform, Wijkraad Binnenstad, Stichting Gehandicaptenraad, de eigenaar van de achterliggende loods en de brandweer. De klankbordgroep is drie keer bijeengeweest, waarbij zij is geïnformeerd over de plannen.

Verder heeft het ontwerpbestemmingsplan van 9 april tot en 21 mei 2020 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn zeven zienswijzen ontvangen. Een achtste zienswijze kwam buiten de termijn binnen, maar de raad heeft deze zienswijze wel in de behandeling meegenomen. In de zienswijzenota is gereageerd op de ingebrachte zienswijzen. Het heeft geleid tot een enkele wijziging van de plantoelichting.

3.2.    Hoewel het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure, heeft er voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan wel een vorm van inspraak plaatsgevonden. In het door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen aangevoerde wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de raad hun inspraakreacties niet zorgvuldig heeft beoordeeld. Het bieden van inspraakmogelijkheden betekent niet dat de raad naar aanleiding van de ingebrachte inspraakreacties zonder meer gehouden was om inhoudelijk een ander besluit te nemen.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

3.3.    Over de gevolgde procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening wordt het volgende overwogen. De Afdeling is van oordeel dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de gevolgde procedure tot het vaststellen van het bestemmingsplan onzorgvuldig is geweest. Er bestaat ook geen grond voor het oordeel dat de ingediende zienswijzen niet zorgvuldig in behandeling zijn genomen en beantwoord. Dat het uiteindelijk vastgestelde plan niet breed wordt gedragen door de omwonenden is geen grond voor een ander oordeel.

Het betoog slaagt ook in zoverre niet.

Behoefte aan de woningen

4.       [appellant sub 2] en anderen betogen verder dat de raad niet gemotiveerd heeft dat er behoefte bestaat aan sociale huurwoningen in de gemeente Doesburg. Zij wijzen in dat verband op de Woonvisie 2017-2022, waaruit blijkt dat er na 2022 een krimp te verwachten is, omdat de woningbehoefte vanaf dat moment zal teruglopen met 30 woningen in de periode tussen 2022 en 2027. Dat heeft er mee te maken dat de bevolking van Doesburg vergrijst en ontgroent, waardoor de huishoudenssamenstelling verandert.

4.1.    De raad heeft toegelicht dat met de nieuwbouw invulling wordt gegeven aan de woonvisie 2017-2022, zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 22 februari 2018. In deze visie worden de locatie Halve Maanweg en andere potentiële woningbouwlocaties genoemd. De prognoses waarop wordt gedoeld hebben betrekking op de lokale vraag aan woningen. In de woonvisie wordt een hoofdstuk gewijd aan bouwen voor de regionale markt om daarmee de nodige structuurversterking te bereiken. De raad wijst verder op een vrij recent tussen de regiogemeenten Arnhem-Nijmegen, de provincie en het Rijk gesloten woondeal, die inhoudt dat de regiogemeenten zich gaan inspannen om de komende tien jaar als antwoord op de schaarste aan woningen tenminste 35.000 nieuwe woningen te bouwen. Doesburg staat aan de lat voor 220 toe te voegen woningen. Voorliggend plan voorziet bovendien in de vraag naar woonruimte voor kleinere levensloopbestendige appartementen, aldus de raad.

4.2.    De Afdeling is van oordeel dat er gelet op de door raad gegeven toelichting, die niet is bestreden, geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat er behoefte bestaat aan de sociale huurwoningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Dat die behoefte aan woningen meer een regionale behoefte is dan een gemeentelijke behoefte is geen grond voor een ander oordeel.

Het betoog slaagt niet.

Privacy

5.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen dat het appartementencomplex dat het bestemmingsplan mogelijk maakt afbreuk doet aan de privacy van de direct betrokken omwonenden. In dat verband wijzen zij erop dat het appartementencomplex anders is dan het aan de omwonenden gepresenteerde projectplan. Het pand is te hoog, waardoor niet alleen het zonlicht vermindert, maar ook de lichtinval in aanliggende woningen geheel verdwijnt. Het plan heeft een vijfde laag, terwijl eerder een gebouw van vier lagen werd gepresenteerd, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen. Zij twijfelen over de juistheid van de gemaakte bezonningsstudie.

Zij voeren in dit verband ook aan dat er in het uiteindelijk vastgestelde plan geen bomen meer zijn voorzien tussen het appartementencomplex en de brandweerkazerne en tussen het appartementencomplex en de loods die in eigendom is van een particulier. Deze bomen zorgen juist voor een inpassing in de omgeving en voor een beperking van de hinder van geluid en een vermindering van de aantasting van de privacy, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen.

5.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar sprake zal zijn van enige inkijk, maar dat die inkijk niet onaanvaardbaar is. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat de afstand tussen de voorziene bouwlocatie en de dichtstbijzijnde woning 60 m bedraagt. Hij wijst erop dat tussen de nieuwbouw en de woningen aan de Rooseveltsingel zich een bomenlaan bevindt die volledig intact wordt gehouden. Ook bevindt zich tussen de nieuwbouw en de woningen aan de Juliana van Stolberglaan een buffer in de vorm van een parkeerplaats, de bestaande bedrijfsgebouwen en diepe privé-tuinen. De raad wijst ook op een door de Architektengroep Gelderland gemaakte bezonningsstudie waarin voor vier dagen van het jaar (maart, juni, september, december) en op vier momenten van de dag (10.00 uur, 12.00 uur, 14.00 uur en 16.00 uur) de bezonning en de schaduwwerking van het gebouw in beeld is gebracht. Deze is op de gebruikelijke wijze uitgevoerd en laat zien dat het nieuwe complex niet leidt tot schaduwwerking op de omliggende woningen, aldus de raad.

Over het door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen aangevoerde over het verdwijnen van de bomen tussen het appartementencomplex, de kazerne en de loods heeft de raad het volgende toegelicht. Het plan heeft tot doel om, naast het realiseren van een appartementencomplex, ook parkeergelegenheid te creëren voor bezoekers aan de binnenstad. Bomen staan een optimaal gebruik voor parkeerdoeleinden in de weg en er moet rekening worden gehouden met het functioneren van de brandweerkazerne, aldus de raad. De raad prefereert maximaal parkeren boven minder parkeren en meer groen. De bestaande bomenlaan tussen nieuwbouw en de woningen aan de Rooseveltsingel zal wel behouden blijven, aldus de raad.

5.2.    De Afdeling is van oordeel dat het plan niet leidt tot een dusdanige aantasting van de privacy van de omwonenden dat de raad het bestemmingsplan niet in redelijkheid op deze wijze had kunnen vaststellen. Wat betreft de door [appellant sub 2] en anderen gestelde vermindering van het zonlicht en de lichtinval is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de te verwachten hinder niet zodanig is dat zij onevenredig in hun woon- en leefklimaat zullen worden aangetast. In dat verband heeft de raad kunnen verwijzen naar de opgemaakte bezonningsstudie. [appellant sub 2] en anderen hebben zelf geen bezonningstudie overgelegd.

De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling, gelet op de gegeven toelichting, ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hij meer belang hecht aan een optimaal gebruik van het terrein voor parkeerdoeleinden en het functioneren van de brandweerkazerne, dan aan de aanwezigheid van bomen op die plaats in het plangebied.

Het betoog slaagt niet.

Uitstraling en vormgeving van het appartementencomplex

6.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de moderne transparante uitstraling van het appartementencomplex niet past binnen het historische karakter van het gebied dat is aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet. Volgens hen vraagt deze plek om een passend gebouw dat aansluit bij het historische karakter van de binnenstad. Volgens hen versterkt het beoogde appartementencomplex juist niet het historisch gegroeide stadsbeeld, maar doet het er juist afbreuk aan.

6.1.    In artikel 5.2.1 van de planregels is bepaald dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan met de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven. De maximale hoogte is volgens die aanduiding op de plankaart 13 m en voor een klein deel 16 m.

6.2.    De raad stelt zich op het standpunt dat het appartementencomplex wat hoogte betreft past in de omgeving. Het voorziene complex is overwegend 13 m hoog en heeft een schuin gedeelte op de hoek van de vierde naar de vijfde verdieping en is op dat punt 16 m hoog. Voordat het plan is vastgesteld, is door de raad advies ingewonnen over de hoogte van het appartementencomplex in verband met het beschermde stads- en dorpsgezicht. De massa van het gebouw is volgens de raad nodig als tegenhanger van de bebouwing aan de overzijde van de Halve Maanweg. Het schuine deel van het gebouw is voorzien naar aanleiding van hetgeen is geadviseerd. Over de moderne uitstraling heeft de raad toegelicht dat het uiterlijk van het gebouw in de procedure over de omgevingsvergunning aan de orde komt en zal worden beoordeeld.

6.3.    De Afdeling is van oordeel dat de raad met het bovenstaande voldoende heeft gemotiveerd waarom de raad het voorziene appartementencomplex wat betreft de hoogte niet in strijd acht met het beschermd stads- en dorpsgezicht en wat de hoogte betreft ook overigens passend acht in de omgeving. Over de gestelde moderne uitstraling van het complex wordt opgemerkt dat dit een aspect is dat niet in het bestemmingsplan is vastgelegd en aan de orde zal komen in de procedure over de omgevingsvergunning. Hierbij wordt gewezen op artikel 7.4 van de planregels. Volgens dat artikel kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen in verband met behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht van Doesburg.

Het betoog slaagt niet.

Onderzoek geluidsbelasting

7.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen dat het "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai De Nieuwe Halve Maan te Doesburg" van Econsultancy van 7 februari 2020 en het "Nader onderzoek industrielawaai De Nieuwe Halve Maan te Doesburg" van Econsultancy van 25 maart 2020 zich ten onrechte beperkt tot het nieuw te realiseren pand. Het effect op de bestaande bebouwing, de reflectie naar de panden aan de F.D. Rooseveltsingel en de klankkast vanwege de vorm naar de achtergevels van de Juliana van Stolberglaan is volgens hen niet onderzocht. Zij wijzen erop dat als nu al blijkt dat de ambitiewaarde en de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de nieuw te bouwen appartementen worden overschreden dit zeker ook het geval zal zijn voor de aanpalende bebouwingen op de F.D. Rooseveltsingel en de Juliana van Stolberglaan.

7.1.    De raad heeft over de F.D. Rooseveltsingel onder verwijzing naar het Reken- en meetvoorschrift geluid 2021 toegelicht dat, voor zover er al sprake is van reflectie van geluid, dat verwaarloosbaar is en dat dit voorschrift niet voorschrijft dat de reflectie van geluid hier nader moet worden onderzocht.

Over de Juliana van Stolberglaan heeft de raad toegelicht dat zich tussen het voorziene appartementencomplex en de woningen aan de Juliana van Stolberglaan geen significante geluidsbron in de vorm van een doorgaande weg bevindt. Daarnaast gaat het om een aanzienlijke afstand tussen het appartementencomplex en de woningen en bevindt er zich (afschermende) bebouwing tussen het appartementencomplex en voornoemde woningen, aldus de raad. Ook hier is er volgens de raad geen sprake van reflectie als gevolg van de nieuwbouw.

7.2.    [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen hebben niet gemotiveerd aangevoerd waarom de reflectie in dit geval wel nader onderzocht had moeten worden. De Afdeling ziet in zoverre geen aanleiding om te oordelen dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de reflectie van het geluid.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

7.3.    De raad heeft voorts toegelicht dat het onderzoek heeft laten doen naar de effecten van de brandweeroefeningen op de omgeving na realisering van het appartementencomplex. Hij verwijst in dat verband naar het "Nader onderzoek industrielawaai De Nieuwe Halve Maan te Doesburg" van 26 augustus 2020. Daarbij is ook onderzocht wat de geluidsbelasting ter plaatse van de omliggende woningen zal zijn. In het onderzoek staat dat de geluidsbelasting ter hoogte van de omliggende woningen de richtwaarde overschrijdt. Hierover heeft een afweging plaats gevonden en is een maatwerkvoorschrift opgesteld zodat de hogere geluidsbelasting ter plaatse is toegestaan, aldus de raad.

7.4.    [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen hebben de resultaten van het in opdracht van de raad gedane onderzoek naar de effecten van de brandweeroefeningen op de omgeving na realisering van het appartementencomplex niet bestreden. De Afdeling ziet in het door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan om deze reden niet in stand kan blijven.

Het betoog slaagt in zoverre ook niet.

Uitvoerbaarheid - Soortenbescherming

8.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen verder dat de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat, omdat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de flora en fauna in het plangebied, in het bijzonder de op de locatie aanwezige steenmarter en de vleermuizenkelder. Zij wijzen ook op de in en rond het plangebied aanwezige Japanse Duizendknoop die volgens hen onvoldoende wordt bestreden.

8.1.    De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

8.2.    De raad heeft toegelicht dat er in het verleden in het voormalige kantoorpand een steenmarter aanwezig is geweest. In het kader van de sloop van het pand is er in 2015 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Op advies van de ecoloog is een sloopplan gemaakt, waarin onder andere is opgenomen dat eerst de verlaagde plafonds zouden worden verwijderd zodat de steenmarter, indien aanwezig, de gelegenheid krijgt te ontsnappen. Bij de sloop zijn er geen sporen, zoals uitwerpselen of prooiresten, meer aangetroffen die erop duiden dat de steenmarter toen nog aanwezig was. Aangezien het pand inmiddels is gesloopt, is er nu geen geschikte verblijf- of rustplaats meer aanwezig voor de steenmarter, aldus de raad.

De raad heeft verder toegelicht dat in de groenstrook aan de westelijke rand van het plangebied een vleermuiskelder ligt, die bestaat uit een gemetselde gang met een dichtgemetselde toegang. Er heeft in de zomer van 2019 een inspectie van de kelder plaatsgevonden om de mogelijke effecten van de nieuwbouw op de functionaliteit van de vleermuiskelder te beoordelen. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in een rapport van 13 september 2019 van Econsultancy met als onderwerp "Behoud functie vleermuiskelder". De conclusie luidt dat de afstand tussen de kelder en het nieuwe gebouw voldoende groot is, zodat het gebruik van de vleermuiskelder niet wordt gehinderd. Uit het onderzoek volgt verder dat het belangrijk is dat de aanvliegroute naar de kelder, tussen het gebouw en de wal, voldoende donker blijft. Met de verlichting van het parkeerterrein en de nabijgelegen gevel dient daarmee volgens het rapport rekening te worden gehouden.

Over de Japanse Duizendknoop merkt de raad op dat dit aspect niet relevant is voor de beantwoording van de vraag of het bestemmingsplan kon worden vastgesteld. De raad merkt wel op dat er geld beschikbaar is binnen de gemeente om het probleem met deze woekerende plant te bestrijden en structureel op te lossen.

8.3.    [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de in opdracht van de raad gedane onderzoeken zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevatten dat de raad deze onderzoeken niet aan het plan ten grondslag heeft kunnen leggen. Gelet op het voorgaande, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog slaagt niet.

Luchtkwaliteit

9.       [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de toename van fijnstof in de straat door de toenemende verkeersbewegingen.

9.1.    In paragraaf 4.1.2 van de toelichting staat dat in het plan 24 appartementen worden gerealiseerd en dat voor woningen in beginsel geldt dat projecten met minder dan 1.500 woningen niet meer dan 3% procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm. Zij dragen daarmee niet in betekende mate bij aan de verslechtering van luchtkwaliteit. Ten aanzien van de bijdrage aan de luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde, aldus de toelichting. In de toelichting wordt de conclusie getrokken dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, zodat een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit daarom achterwege kan blijven.

In de zienswijzenota heeft de raad verder nog toegelicht dat de dichtstbij gelegen rekenpunten voor fijnstof aan de verkeerswegen rondom Doesburg (provinciale wegen N317 en N338) liggen. Op deze wegen liggen de concentraties stikstofdioxide en fijnstof ruim onder de gestelde grenswaarden. Gedetailleerde gegevens binnen Doesburg zelf zijn niet bekend, aldus de raad. Het plan leidt tot een beperkte toename van verkeer. Uitgaande van een verkeersgeneratie van de CROW-norm van 6,3 motorvoertuigbewegingen per woning per etmaal betekent dit een maximale bijdrage van 0,13 pg/m3 N02 en 0,03 pg/m3 fijnstof, aldus de raad. Dat is de (worstcase-berekening volgens de NSL-monitoringstool). Ook met deze toename liggen de concentraties volgens de raad nog ruim binnen de normen.

9.2.    Gelet op de door de raad gegeven toelichting is de Afdeling van oordeel dat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit in het plangebied. In het door [appellant sub 2] en anderen wordt geen grond gevonden voor een ander oordeel. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat zij niet hebben aangevoerd in welk opzicht het door de raad gestelde onjuist is.

Het betoog slaagt niet.

Parkeren

10.     [appellant sub 2] en andere betogen verder dat de 18 parkeerplaatsen voor de brandweer, politie en de bedrijfsloods ten onrechte zijn meegenomen als parkeerplaats in het plan. Dit zijn gereserveerde plaatsen die al bestaan. Zij stellen zich op het standpunt dat aan de buurt is beloofd dat er 50 gratis parkeerplaatsen aangelegd zouden worden ruim voor de bouw op het voormalig parkeerterrein Mauritsveld. Hiervan worden er nu 30 gerealiseerd. De druk op deze hoek ook door het toenemende toerisme wordt alleen maar groter en het parkeerprobleem in de buurt wordt niet opgelost, maar neemt door dit bouwplan alleen maar toe, aldus [appellant sub 2] en anderen.

10.1.  De Afdeling stelt vast dat appellanten niet bestrijden dat het bestemmingsplan voorziet in het aantal parkeerplaatsen dat op grond van het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren' van de gemeente Doesburg benodigd is voor dit plan. Of er afspraken zijn gemaakt over extra parkeerplaatsen ligt buiten de beoordeling van dit geschil. De Afdeling kan dit daarom niet inhoudelijk bespreken. Er wordt in het door [appellant sub 2] en anderen in dit verband aangevoerde daarom geen grond gevonden voor het oordeel dat het bestemmingsplan niet in stand kan blijven.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en slot

11.     Het hoger beroep van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen is ongegrond.

12.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2021

776.