Uitspraak 202101268/2/R3


Volledige tekst

202101268/2/R3.
Datum uitspraak: 30 april 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1.       [appellanten sub 1], beiden wonend te Ter Apel, gemeente Westerwolde,

2.       [appellanten sub 2], beiden wonend te Ter Apel, gemeente Westerwolde,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Westerwolde,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Ter Apel Dorp, partiële herziening Rundehaven" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.

[appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2021, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. M.L. Santokhi, en de raad, vertegenwoordigd door A. Kuiper en K. Gringhuis, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [bouwbedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan ziet op de tweede fase van de ontwikkeling van de woonwijk Rundehaven waarbij 40 vrijstaande woningen worden mogelijk gemaakt. In het voorgaande plan "Ter Apel Dorp" uit 2013 (hierna: het plan uit 2013) was de bouw van 40 woningen in het gebied ook al mogelijk gemaakt. Het voorliggende plan voorziet echter in een andere verkavelingsopzet.

[appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] wonen tegenover het plangebied aan onderscheidenlijk de locatie A] en [locatie B] te Ter Apel. Zij richten zich tegen het plan vanwege de nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat. Het plan maakt het onder andere mogelijk dat woningen kunnen worden gebouwd op de gronden tegenover hun woningen. In het plan uit 2013 was aan stroken grond tegenover hun woningen de bestemming "Groen" toegekend en in het voorliggende plan is aan die gronden de bestemming "Woongebied" toegekend. Deze gronden zijn hierna ook wel aangeduid als groen- en of bermstrook. [bouwbedrijf] is de initiatiefnemer van het plan.

3.       Hierna zal eerst ingegaan worden op het spoedeisend belang. Daarna zal ingegaan worden op de gronden die [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] aan hun verzoeken ten grondslag hebben gelegd.

Spoedeisend belang

4.       Op de zitting is besproken dat de kopers van de kavels zelf de omgevingsvergunning voor bouwen moeten aanvragen. Niet ondenkbaar is dat aanvragen op korte termijn worden ingediend. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Gronden van de verzoeken

Verkeer en parkeren

5.       [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] betogen dat door het verdwijnen van de groen-/bermstrook tegenover hun woningen de verkeersveiligheid in het gedrang zal komen. Zij voeren aan dat de weg te smal is en de kavels dicht tegen de weg aanliggen. Hulpdiensten en afvalverwerkers hebben volgens hen geen doorgang indien auto’s op de weg worden geparkeerd. Het plan voorziet volgens hen niet in afdoende parkeergelegenheid. Ook zullen volgens [appellanten sub 1] verschillende soorten erfafscheidingen langs de weg worden geplaatst.

5.1.    Op de zitting is besproken dat er ten opzichte van het oude plan 3 extra woningen worden mogelijk gemaakt aan de Rundezoom, waardoor ook het verkeer op de Rundezoom zal toenemen. Deze woningen zijn voorzien tegenover de woningen van [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2]. De raad heeft naar voren gebracht dat de Rundezoom 4,8 m breed is en geschikt is voor hulpdiensten. De weg is volgens de raad voldoende breed om aan één kant van de weg te parkeren. De groen-/bermstroken zijn volgens de raad niet bedoeld om te parkeren. Verder is op de zitting naar voren gebracht dat bij de voorziene woningen 3 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd per woning. Uit het verhandelde ter zitting maakt de voorzieningenrechter op dat het om kleine aantallen extra verkeersbewegingen als gevolg van de uitvoering van het plan gaat. Het plangebied loopt tot aan de grens van de weg Rundezoom. Aan de gronden tegenover de woningen van [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] is de bestemming "Woongebied" toegekend. Op grond van artikel 6.1, aanhef en a en onder c, van de planregels zijn op deze gronden bij wonen behorende verkeers- en verblijfsvoorzieningen toegestaan. Verderop aan de Rundezoom staan er al woningen tegenover elkaar. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een aanvaardbare parkeer- verkeerssituatie te realiseren is. Deze betogen leiden niet tot schorsing van het plan.

Inpassing

6.       [appellanten sub 1] betogen dat het verdwijnen van de groen- en bermstrook tegenover hun woning afbreuk doet aan het open karakter van de woonomgeving en de basisgedachte van het ontwerp van de woonwijk. Toen was al sprake van uitbreiding van de wijk en was bekend dat de door de raad bedoelde "rand" verder naar buiten ligt. Zij voeren aan juist deze woning te hebben gekocht vanwege dit groen tegenover de woning.

6.1.    Over de bedoelde groenstrook staat in de Zienwijzennota dat deze op dit moment een afronding vormt van het plangebied, maar vanuit landschappelijk oogpunt geen rol meer speelt bij de ontwikkeling van fase 2. De nieuwe rand ligt nu immers verder naar buiten, aldus de Zienswijzennota. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat bedoeld is dat de bestaande groenstrook een afronding is van de bestaande bebouwing en dat deze na uitvoering van het plan verder naar buiten komt te liggen. Volgens de raad voorziet het plan niet in minder groen dan in het plan uit 2013 het geval was, maar komt het groen op een andere locatie. De voorzieningenrechter ziet in wat [appellanten sub 1] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan de landschappelijke inpassing onvoldoende in de beoordeling heeft betrokken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad in redelijkheid de landschappelijke inpassing aanvaardbaar heeft kunnen achten. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Ook in het oude plan waren er, weliswaar op veel grotere afstand en met een groenstrook ertussen, woningen voorzien tegenover hun woning. Dit betoog leidt niet tot schorsing van het plan.

Alternatief

7.       [appellanten sub 1] betogen dat de 3 tegenover hun woning voorziene woningen ook elders in het plan gerealiseerd kunnen worden. Zij hebben daartoe in hun zienswijze een suggestie gedaan waarbij de kavels worden opgeschoven en de breedte van de in het plan mogelijk gemaakte waterpartij smaller wordt. Volgens hen is dit alternatief doeltreffend en goedkoper dan in het plan is voorzien. De raad heeft volgens hen niet deugdelijk gemotiveerd waarom er geen alternatieven zijn onderzocht waarbij de groenstrook behouden kan blijven.

7.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van dat plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

7.2.    In de Zienswijzennota staat over het voorgestelde alternatief dat dit niet voldoet aan het uitgangspunt van het plan dat alle kavels via het water bereikbaar zijn. Op de aangeduide locatie wordt de doorgang via het water te smal om met vaartuigen de kavels goed te kunnen bereiken, aldus de Zienswijzennota. Gelet hierop heeft de raad het door [appellanten sub 1] voorgestelde alternatief afgewogen bij de vaststelling van het plan. In het betoog van [appellanten sub 1] ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat deze afweging onvoldoende is geweest. Dit betoog leidt niet tot schorsing van het plan.

Water

8.       [appellanten sub 1] vrezen wateroverlast als gevolg van het verdwijnen van de bermstrook tegenover hun woning. Volgens hen fungeert de bermstrook als natuurlijke afvoer van regenwater. Zij voeren aan dat verderop aan de Rundezoom, waar de bermstrook is verdwenen, bij normale regenval al sprake is van ondergelopen tuinen en opritten, waardoor schade optreedt.

8.1.    In paragraaf 4.7 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect water. Over de waterberging staat er dat voor het plangebied Rundehaven het realiseren van een grote waterpartij voldoende compensatie vormt voor de toename van het verharde gebied. Compenserende maatregelen zijn niet nodig voor het afgekoppelde hemelwater van bestrating en daken van woningen dat op de waterpartij wordt afgevoerd, aldus de toelichting. Op de zitting is naar voren gebracht dat de voorziene woningen alle grenzen aan het in het plan voorziene te realiseren water, zodat het water daar naar afgevoerd kan worden. Volgens de plantoelichting is afgesproken dat het hemelwater op een hemelwaterriool wordt aangesloten. Gelet op de plantoelichting en het verhandelde ter zitting ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare wateroverlast. Dit betoog leidt niet tot schorsing van het plan.

Overige gronden

9.       [appellanten sub 1] hebben aan hun verzoek de hiervoor besproken gronden ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter heeft zich daarom beperkt tot de behandeling van alleen die gronden van [appellanten sub 1].

10.     [appellanten sub 2] hebben over het plan aangevoerd dat aan hen bij de aankoop van hun woning is toegezegd dat aan de overkant van de weg nooit zal worden gebouwd, dat door bebouwing aan de overkant hun woongenot wordt beperkt en dat de waarde van hun woning zal dalen. Zij wijzen daarbij op hun specifieke persoonlijke omstandigheden. Daarnaast hebben zij aangevoerd dat door het verdwijnen van de groenstroken leefgebied van verschillende dieren verdwijnt en de vogelstand verder zal teruglopen. Ook komt volgens hen de verkeersveiligheid in het gedrang. Verder voeren zij aan dat de effecten van het plan op stikstofuitstoot en PFAS onvoldoende zijn getoetst, de duurzaamheidsdoelstellingen niet concreet zijn omschreven en op haalbaarheid zijn getoetst en geen steekhoudend argument is aangedragen waarom het plan is gewijzigd. Daarbij is er volgens hen geen draagvlak voor het plan en zal in ruime mate om vergoeding van planschade worden verzocht.

10.1.  De voorzieningenrechter ziet in deze gronden geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden. Daarbij is van belang dat deze beroepsgronden inhoudelijk overeenkomen met de door [appellanten sub 2] naar voren gebrachte zienswijze over het ontwerpplan. In de Zienswijzennota is op deze zienswijzen gereageerd. [appellanten sub 2] hebben geen redenen aan hun verzoek ten grondslag gelegd waarom de reactie op deze zienswijzen in het bestreden besluit, die strekt tot weerlegging van de zienswijzen, onjuist zou zijn. Deze gronden leiden niet tot schorsing van het plan.

Conclusie en proceskosten

11.     Gelet op het vorenstaande concludeert de voorzieningenrechter dat wat [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] hebben aangevoerd en ten grondslag hebben gelegd aan hun verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure geen stand zal houden. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2021

590