Uitspraak 202002868/1/R4


Volledige tekst

202002868/1/R4.
Datum uitspraak: 4 mei 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Soest,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Soest,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Houtsnip" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. W. Visser, rechtsbijstandverlener, en de raad, vertegenwoordigd door mr. O. de Man, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Meco Groep B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in de realisatie van vijf vrijstaande grondgebonden woningen op een perceel nabij de weg Houtsnip, in de kern van Soest.

Het plangebied ligt binnen het bestaande bestemmingsplan ‘Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat’. Dat bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid, op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders van Soest bij besluit van 9 mei 2017 het wijzigingsplan ‘Houtsnip’ had vastgesteld om de vijf woningen op dit perceel mogelijk te maken. Bij uitspraak van 2 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1446, heeft de Afdeling dit besluit echter vernietigd, omdat het wijzigingsplan niet voldeed aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Om de woningen alsnog mogelijk te maken heeft de raad daarom zelf het onderhavige bestemmingsplan vastgesteld.

[appellant] is eigenaar van een perceel grenzend aan het plangebied en kan zich niet met het plan verenigen.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beoordeling van het beroep

3.       [appellant] betoogt dat het plan niet voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan ‘Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat’ en de Visie Bosstraat, terwijl de raad wel had aangegeven die uitgangspunten in acht te zullen nemen. [appellant] voert aan dat op basis van dat bestemmingsplan de groene uitstraling van het gebied gewaarborgd moet blijven en de verkavelingsstructuur dient aan te sluiten bij de structuur van het gebied zoals aangegeven in de Visie Bosstraat. Daar voldoet dit plan volgens [appellant] niet aan. Verder voert [appellant] aan dat niet wordt voldaan aan het vereiste van de Visie Bosstraat dat de groene bosranden bij voorkeur overal minimaal 18 meter breed moeten zijn, maar in ieder geval 12 meter. Met dit plan worden de bosranden volgens de plankaart overal 12 meter breed, maar volgens [appellant] is niet gebleken waarom daarmee kan worden volstaan. Bovendien wordt volgens [appellant] in werkelijkheid ook aan die 12 meter niet voldaan. Een deel van die bosranden is namelijk geprojecteerd op percelen van particulieren die in gebruik zijn als tuin. Deze gronden zijn bestemd voor openbaar groen, maar het is niet duidelijk hoe de gemeente het openbare karakter van die gronden kan realiseren.

Voorts betoogt [appellant] dat in het plan niet is gewaarborgd dat het gewenste eindbeeld daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Het is voor omwonenden niet mogelijk om af te dwingen dat de houtwallen worden aangelegd en in stand gehouden. Er worden bovendien onnodig veel bomen gekapt om de woningen mogelijk te maken, waardoor het karakter van de parkwijk ernstig wordt aangetast. Om het groene karakter van het gebied te behouden en de houtwallen te waarborgen had volgens [appellant] een aanlegvergunningenstelsel of instandhoudingsplicht moeten worden opgenomen in het plan.

3.1.    De Afdeling stelt voorop dat het college zich bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in het verleden moest houden aan de voorwaarden van het toenmalige bestemmingsplan ‘Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat’. Het voorliggende plan vervangt het bestemmingsplan ‘Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat’ voor dit plangebied en de raad is hierbij juridisch niet gebonden aan de regels van het voorheen geldende plan. Wel streeft de raad er naar om de groene uitstraling van het gebied te behouden en uitvoering te geven aan de Visie Bosstraat. De Afdeling is van oordeel dat het plan in overeenstemming is met de uitgangspunten uit de Visie Bosstraat. Daartoe wordt het volgende overwogen. Op grond van de Visie Bosstraat dient de groenstructuur van boskamers te worden gehandhaafd, waarbinnen de woningen kunnen worden gerealiseerd. Een boskamer moet worden omsloten door bosstroken, die op grond van de Visie Bosstraat bij voorkeur minimaal 18 meter breed zijn, maar afhankelijk van de situatie in ieder geval 12 meter. Het plan voorziet aan de noord- oost- en zuidzijde in brede stroken gronden met de bestemming ‘groen-wijkgroen’ en ‘groen-structuurgroen’, waarvan de gronden aan de noord- en zuidzijde ook de dubbelbestemming ‘waarde-landschap’ hebben. In deze groenstroken zijn de houtwallen voorzien. De stroken zijn 12 meter breed. De raad acht een verdere verbreding niet mogelijk en niet wenselijk, omdat dat zou leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de percelen van de toekomstige bewoners. Met de bosstroken van 12 meter wordt derhalve uitvoering gegeven aan de Visie Bosstraat. De omstandigheid dat een klein deel van deze stroken is gelegen op gronden die in particuliere eigendom zijn, leidt niet tot een ander oordeel. Deze gronden met de bestemming ‘groen-wijkgroen’ zijn immers op grond van de planregels bestemd voor openbaar groen, wat ook het geval was onder het vorige bestemmingsplan. Tegen gebruik in strijd met het bestemmingsplan kan handhavend worden opgetreden. De raad stelt zich op het standpunt dat ernaar wordt gestreefd om alle houtwallen te realiseren en onderhouden, maar dat dit niet ruimtelijk noodzakelijk is voor het verwezenlijken van het plan. De raad heeft daarom in redelijkheid geen ruimtelijke noodzaak aanwezig hoeven achten om de houtwallen in het bestemmingsplan verder te waarborgen. [appellant] heeft die ruimtelijke noodzaak evenmin aannemelijk gemaakt.

3.2.    De regels omtrent het beschermen en kappen van bomen zijn vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Soest 2020 (hierna: APV) en de beleidsnota ‘Bescherming en kap van bomen 2012’. Op grond van de bij die beleidsnota behorende Bomenkaart is het plangebied aangewezen als een parkwijk (bomenstructuur categorie 1), waardoor alle aanwezige bomen als beschermwaardige bomen zijn aangemerkt. De APV voorziet in een vergunningenstelsel en de mogelijkheid om een herplantplicht op te leggen. Er bestond daarom voor de raad geen noodzaak om daarnaast ook nog een aanlegvergunningenstelsel of instandhoudingsplicht op te nemen in het bestemmingsplan. In de Boom Effect Analyse is aangegeven welke bomen ten behoeve van het plan moeten worden gekapt en welke bomen duurzaam behouden kunnen blijven om bij te dragen aan het bosachtige karakter van de parkwijk. Niet is op voorhand gebleken dat met het realiseren van het plan het groene karakter van het gebied niet voldoende behouden kan blijven.

Het betoog slaagt niet.

4.       [appellant] betoogt dat in het plan de gronden met de bestemming ‘verkeer’ te groot zijn gedimensioneerd en dat de parkeerplaatsen in de openbare ruimte onnodig en onwenselijk zijn. Voor een vuilniswagen of brandweerwagen is er echter onvoldoende ruimte om een draaicirkel te kunnen maken, aldus [appellant].

4.1.    [appellant] heeft dit betoog ook naar voren gebracht in de zienswijze. In reactie hierop heeft de raad in de nota van zienswijze, die onderdeel is van het bestreden besluit, toegelicht dat het plan voorziet in een verharding die in overeenstemming is met de Leidraad Fysieke Leefomgeving en de Nota parkeernormen auto en fiets. In verband met de brandveiligheid is onderzoek gedaan naar de draaicirkel van een brandweerwagen. De draaicirkel van een brandweerwagen nam teveel ruimte in het plangebied in om recht te kunnen doen aan een goede stedenbouwkundige inrichting. Er is daarom voor gekozen om enkel de draaicirkel van een vuilniswagen als uitgangspunt te nemen. De brandweerwagen kan stoppen voor Houtsnip 5, aan de rand van dit plangebied, en vanuit daar met een brandkraan in het openbaar gebied de nieuwe woningen bereiken, aldus de raad. [appellant] heeft in het beroepschrift en op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van zijn betoog in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Het betoog slaagt niet.

5.       Voorts betoogt [appellant] dat eekhoorns hun permanente verblijfplaats hebben in het gebied, waarvoor de voorgenomen kap van bomen een bedreiging vormt.

5.1.    De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

De raad heeft onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezigheid van eekhoorns in het plangebied. Uit dit onderzoek, waarvan een rapport van 14 januari 2019 als bijlage 6 bij het bestemmingsplan is opgenomen, is gebleken dat er geen verblijfplaatsen van de eekhoorn in het plangebied zijn vastgesteld, maar dat de in het plangebied aanwezige fijnsparren wel een belangrijke voedselbron vormen voor eekhoorns. Het gedeeltelijk verdwijnen van die bomen heeft volgens het rapport nauwelijks betekenis voor de gunstige staat van instandhouding van de soort op lokaal niveau. De enkele omstandigheid dat [appellant] ter plaatse eekhoorns waarneemt is geen grond voor het oordeel dat de raad niet mocht uitgaan van de conclusies van het onderzoeksrapport. Gelet op dit rapport heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog slaagt niet.

6.       [appellant] heeft verder aangevoerd dat hij vreest voor een kaalslag indien er al bomen worden gekapt voordat zeker is dat alle woningen worden gerealiseerd en verkocht. Dit betoog gaat niet over het plan zelf maar over de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De Afdeling bespreekt deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2021

418-929.