Uitspraak 202101804/2/R4


Volledige tekst

202101804/2/R4.
Datum uitspraak: 23 april 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, wonend te Hierden, gemeente Harderwijk,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Harderwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied - Omgeving [locatie]" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 april 2021, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door W. van Santen, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in het mogelijk maken van twee nieuwe woningen op het perceel [locatie] te Harderwijk (hierna: de locatie). In ruil daarvoor worden 1024 m² aan schuren elders gesloopt.

[verzoeker] en anderen zijn het niet eens met het besluit en hebben daarom beroep ingesteld. Ter zitting hebben zij toegelicht dat zij een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend omdat de percelen te koop staan. Zij willen voorkomen dat de toekomstige kopers de hoop krijgen dat zij daar een woning mogen realiseren terwijl er nog een procedure loopt tegen de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.       De voorzieningenrechter merkt ten aanzien van de ontvankelijkheid het volgende op. De voorzieningenrechter twijfelt of [verzoeker A] en [verzoeker] belanghebbende zijn bij dit besluit gelet op de afstand van 175m respectievelijk 245m tussen de locatie en hun percelen. Over de ontvankelijkheid van [verzoeker B] als eigenaar van een nabijgelegen perceel heeft de voorzieningenrechter geen twijfels.

4.       Ter zitting is komen vast te staan dat de percelen inderdaad te koop staan. Een van de percelen is onder voorbehoud verkocht en het andere zal naar verwachting binnenkort worden verkocht. Er is nog geen zicht op een aanvraag om omgevingsvergunning. Mocht een dergelijke aanvraag worden ingediend dan kunnen [verzoeker] en anderen een verzoek om voorlopige voorziening indienen om het bestemmingsplan te schorsen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Daarom is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

5.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Koning, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2021

712.