Uitspraak 202001848/1/R3


Volledige tekst

202001848/1/R3.
Datum uitspraak: 21 april 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant] en anderen, wonend te Wassenaar,

appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 5 maart 2020 in zaak nr.18/7626 in het geding tussen:

appellanten

en

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2017 heeft het college aan de Stichting Nationale Dierenzorg (hierna: de Stichting) een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van twee bouwdelen op het perceel Zijdeweg 56 te Wassenaar (hierna: het perceel).

Bij besluit, verzonden op 24 oktober 2018, heeft het college het besluit van 29 december 2017 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten en het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 maart 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

De Stichting heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 15 maart 2021, waar [appellant] en anderen, het college, vertegenwoordigd door mr. N.A. Dijkstra, en de Stichting, bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op het perceel staan de monumentale boerderij 'Welgelegen' en verschillende andere al dan niet aan elkaar gebouwde gebouwen, waarin de Stichting een dierenopvang exploiteert. Het bouwplan voorziet in het bouwen van twee gebouwen, te weten een 'hoofdgebouw' en een 'klein-hondengebouw'. Het 'klein-hondengebouw' wordt tegen het aan de noordwestelijke zijde van de boerderij gelegen bestaande gebouw gebouwd. Dit bestaande gebouw wordt door partijen ook wel het 'zwembad' genoemd. [appellant] en anderen wonen in de nabijheid van de boerderij en hebben daar rechtstreeks zicht op.

Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). [appellant] en anderen hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van de bezwaren heeft de Commissie bezwaarschriften Gemeente Wassenaar (hierna: de commissie) op 5 juli 2018 geadviseerd het besluit van 29 december 2017 niet in stand te laten, omdat dat besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De commissie heeft geadviseerd een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag. Daarin moet het bouwplan volgens de commissie alsnog aan de beeldkwaliteitsparagraaf worden getoetst en moet worden beslist op het verzoek om proceskostenvergoeding. Bij het bestreden besluit heeft het college, in afwijking van dit advies, de motiveringsgebreken hersteld met inachtneming van de overwegingen van de commissie en onder toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Het college heeft met een hersteld besluit opnieuw op de aanvraag om een omgevingsvergunning beslist.

In het hersteld besluit heeft het college vermeld dat voor de overschrijding van de goothoogte met 36 centimeter op grond van artikel 11 van de planregels van bestemmingsplan "Zijdeweg" (hierna: het bestemmingsplan) is afgeweken. Volgens het college is er daarbij geen sprake van onevenredige schade aan de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden en ook niet van onevenredige schade aan het straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheidsbelangen. Ook staat vermeld dat de gebouwen in overeenstemming zijn met de in artikel 5.2, aanhef en onder g, van de planregels genoemde beeldkwaliteitsparagraaf en landschapsvisie, omdat de in paragraaf 4.3 van de plantoelichting beschreven beeldkwaliteit in die paragraaf is gebaseerd op de planvorming tot herontwikkeling.

De rechtbank heeft het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit, verzonden op 24 oktober 2018, ongegrond verklaard. Volgens haar was het college bevoegd om af te wijken van het bestemmingsplan en heeft het college in redelijkheid de omgevingsvergunning kunnen verlenen.

Op de zitting bij de Afdeling hebben zowel het college als de Stichting bevestigd dat het bouwplan inmiddels is gerealiseerd.

Bijlage

2.       De relevante planregels die ten grondslag liggen aan de volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Het hoger beroep

3.       [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij geen beroep hebben ingesteld tegen de afwijking van de goothoogte van het gebouw. Verder betogen zij dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de in de plantoelichting opgenomen beeldkwaliteitsparagraaf concrete voorschriften bevat, waaraan de aanvraag kan worden getoetst. Volgens hen heeft de Afdeling dit ook al overwogen in de uitspraak van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1595. In hoger beroep wijzen [appellant] en anderen op bijlage 6 van het "Paraplubestemmingsplan Cultureel Erfgoed Wassenaar Panden, objecten en Archeologisch erfgoed 2016" (hierna: het paraplubestemmingsplan), dat volgens hen ook concrete voorschriften bevat.

Volgens [appellant] en anderen heeft de rechtbank ook niet onderkend dat uit de beeldkwaliteitsparagraaf volgt dat het slopen van het 'zwembad' vereist is voor het bouwen van een nieuw gebouw. Zij wijzen op de verklaringen van de raad tijdens de zitting bij de Afdeling die heeft geleid tot de uitspraak van 8 juni 2016. Daarnaast betogen zij dat de rechtbank heeft miskend dat het 'klein-hondengebouw', in strijd met de beeldkwaliteitsparagraaf, bovendien niet vergelijkbaar is met de houten schuren in de omgeving en ook in strijd met deze paragraaf zal worden gebouwd op de locatie van de al bestaande boomgaard. Daarnaast heeft de rechtbank volgens hen niet onderkend dat de beeldkwaliteitsparagraaf duidelijk is over de locatie van het parkeren en over het in stand laten van de hoogopgaande beplanting. Tot slot betogen [appellant] en anderen dat, omdat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met het bestemmingsplan, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het aspect geluid geen rol zou spelen.

Beoordeling

4.       Vooropgesteld wordt dat de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de voorzieningenrechter) in de uitspraak van 31 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:902, op het verzoek om een voorlopige voorziening van [appellant] en anderen heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat het gebruik van het perceel niet in strijd is met de daarop ingevolge het bestemmingsplan rustende bestemming "Maatschappelijk - Dierenopvangcentrum". Verder is daarin vastgesteld dat zij het erover eens zijn dat het bouwplan in strijd is met de in artikel 5.2, aanhef en onder b, aanhef en sub 2, van de planregels opgenomen hoogtebepalingen en met het paraplubestemmingsplan. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter overwogen dat nog de vragen aan de orde zijn of de rechtbank terecht heeft overwogen dat niet is gebleken dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en of zij terecht heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid in afwijking van de bij dat plan behorende planregels de vergunning heeft kunnen verlenen.

Is in beroep opgekomen tegen de afwijkende goothoogte?

5.       Partijen zijn het erover eens dat de goothoogte van het nieuwe hoofdgebouw de op grond van het bestemmingsplan maximaal toegelaten goothoogte met 36,5 centimeter overschrijdt. Het project is daarmee in strijd met artikel 5.2, onder b, sub 2, van de planregels van het bestemmingsplan en artikel 4.2.1 van het paraplubestemmingsplan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college op grond van artikel 11, aanhef en onder a, van de planregels bevoegd was om van artikel 5.2, onder b, sub 2, daarvan af te wijken op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1˚, van de Wabo. De beroepsgrond van [appellant] en anderen beperkte zich tot de klacht dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Daarom overweegt de rechtbank terecht dat niet is opgekomen tegen de motivering van het college waarom hij de overschrijding van de goothoogte toelaatbaar acht. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij die motivering niet onaannemelijk acht, zodat het college volgens haar in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken.

5.1.    Het betoog slaagt niet.

Mocht de rechtbank toetsen of de beeldkwaliteitsparagraaf toetsingscriteria bevat?

6.       De Afdeling volgt de voorzieningenrechter in het oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de beeldkwaliteitsparagraaf - meer in het bijzonder paragraaf 4.3 daarvan - ook het toetsingskader is voor de aanvraag om de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft er namelijk terecht op gewezen dat artikel 5.2, aanhef en onder g, van de planregels bepaalt dat onder andere gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd wanneer de inpassing in overeenstemming is met de in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen beeldkwaliteitsparagraaf en de als bijlage bij de toelichting opgenomen Landschapsvisie. Dat wil alleen nog niet zeggen dat de gehele tekst van de beeldkwaliteitsparagraaf als concreet toetsingskader kan worden gebruikt. De rechtbank heeft terecht bekeken of de beeldkwaliteitsparagraaf concrete voorschriften bevat waaraan de aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden getoetst en of de inpassing van de nieuwe gebouwen in overeenstemming is met die concrete voorschriften. Anders dan [appellant] en anderen betogen, heeft de Afdeling in haar uitspraak van 8 juni 2016 geen oordeel gegeven over de vraag of de gehele beeldkwaliteitsparagraaf zonder meer als concreet toetsingskader voor aanvragen om een omgevingsvergunning kan dienen.

6.1.    Het betoog slaagt niet.

Is bijlage 6 bij de toelichting op het paraplubestemmingsplan ook toetsingskader?

7.       Aan het perceel is in het paraplubestemmingsplan alleen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" toegekend. Bijlage 6 van de toelichting bij het paraplubestemmingsplan gaat echter over de dubbelbestemming "Waarde / cultuurhistorie" aan een cultuurhistorisch waardevol pand/object/complex. Dit betekent dat de in deze bijlage weergeven uitgangspunten en toetsingscriteria, anders dan [appellant] en anderen betogen, al daarom niet op het perceel van toepassing zijn. Ze zijn dus geen toetsingskader voor de aanvragen om een omgevingsvergunning voor dit perceel.

7.1.    Het betoog slaagt niet.

Vereist het bestemmingsplan dat het 'zwembad' wordt gesloopt?

8.       De planregels van het bestemmingsplan bevatten geen verplichting om het ‘zwembad’ af te breken, voordat een omgevingsvergunning voor de bouw kan worden verleend. Er is verder geen grond voor het oordeel dat de door [appellant] en anderen genoemde passages in de beeldkwaliteitsparagraaf een concrete bindende (voorwaardelijke) verplichting bevat waaruit kan worden afgeleid dat het 'zwembad' ter inpassing van de nieuwe gebouwen moet worden afgebroken. Ook de uitlating gedaan namens de gemeenteraad op de zitting van 3 mei 2016 kan niet als een concrete bindende verplichting worden gezien waaraan de aanvraag om omgevingsvergunning moet worden getoetst. De uitlating op de zitting in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 8 juni 2016 was dat het ‘zwembad’ niet past bij het monumentale karakter van boerderij "Welgelegen" en dat door dit gebouw te vervangen door een gebouw dat zal refereren aan de houten schuren die elders in Wassenaar rond de oude boerderijen zijn terug te vinden in het monumentale karakter zal worden hersteld. Een dergelijke uitlating is gelet op artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo niet een toetsingscriterium voor de aanvraag om de omgevingsvergunning. Daarbij merkt de Afdeling nog op dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, het 'klein-hondengebouw' niet in strijd is met de op het perceel rustende bestemming en binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak wordt gebouwd.

8.1.    Het betoog slaagt niet.

Is de nieuwbouw vergelijkbaar met de houten schuren in de omgeving?

9.       In de beeldkwaliteitsparagraaf is een passage opgenomen waarin staat dat de nieuwe gebouwen moeten refereren aan de houten schuren die elders in Wassenaar terug te vinden zijn. De Afdeling is, net als de voorzieningenrechter, van oordeel dat die passage niet valt aan te merken als een concreet voorschrift waaraan de aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden getoetst. Het bestemmingsplan schrijft namelijk niet voor welke vorm deze nieuwe gebouwen moeten hebben en van welk materiaal bij de bouw gebruik gemaakt moet worden. De Stichting heeft tijdens de zitting van de rechtbank toegezegd dat de gevelbekleding van het bouwplan bestaat uit materiaal dat een houtachtige uitstraling heeft. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat wat de vorm en de gebruikte materialen betreft daarom geen strijd met het bestemmingsplan.

9.1.    Het betoog slaagt niet.

Mag worden gebouwd op de locatie van de bestaande boomgaard?

10.     De beeldkwaliteitsparagraaf noemt alleen dat tussen de Zijdeweg en de noordwestelijke nieuwbouw een hoogstamboomgaard wordt hersteld. De rechtbank overweegt gelet hierop terecht dat de beeldkwaliteitsparagraaf geen concreet voorschrift bevat over de exacte locatie waar de bestaande boomgaard moet worden hersteld. Anders dan [appellant] en anderen betogen valt uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2016 ook niet af te leiden dat sprake is van zo’n voorschrift. Daarnaast is op de verbeelding aan de noordwestelijke zijde van de boerderij een bouwvlak opgenomen. Het 'klein-hondengebouw' wordt binnen dat bouwvlak gebouwd. Daarom en omdat de Stichting tijdens de zitting bij de rechtbank heeft toegezegd dat invulling zal worden gegeven aan wat hierover in de beeldkwaliteitsparagraaf is vermeld, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het bouwplan ook op dit punt in overeenstemming is met de beeldkwaliteitsparagraaf.

10.1.  Het betoog slaagt niet.

Zijn de parkeerlocaties en de locatie van de hoogopgaande beplanting in overeenstemming met de beeldkwaliteitsparagraaf?

11.     Over het parkeren staat in de beeldkwaliteitsparagraaf alleen dat dit uit het zicht, naast de boerderij moet worden gerealiseerd. Anders dan [appellant] en anderen betogen kan hieruit niet worden afgeleid dat parkeren alleen aan de achterzijde van de boerderij en niet, zoals door de Stichting is beoogd, aan de voorzijde mag plaatsvinden. Over de beplanting staat in de beeldkwaliteitsparagraaf alleen dat rondom het erf hoogopgaande beplanting komt te staan. De rechtbank overweegt terecht dat hieruit niet kan worden afgeleid dat verzekerd moet zijn dat de huidige beplanting wordt behouden. Daarbij neemt zij terecht in overweging dat juist wordt gestreefd naar meer openheid. De rechtbank overweegt daarom terecht dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het bouwplan of het beplantingsplan niet in lijn zijn met wat daarover in de beeldkwaliteitsparagraaf staat vermeld.

11.1.  Het betoog slaagt niet.

Speelt het aspect 'geluid' een rol?

12.     Net als de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat [appellant] en anderen terecht betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hun beroepsgrond over het geluidsrapport van Peutz van 1 september 2017 in deze procedure niet aan de orde kan komen. Uit de stukken valt af te leiden dat dit geluidsrapport ook in het kader van de aanvraag om verlening van deze omgevingsvergunning is opgesteld. Gelet hierop en omdat geluid een ruimtelijk aspect is dat het college gezien het toetsingskader in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo moet betrekken bij de vraag of het van het bestemmingsplan wil afwijken, heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de kanttekeningen van [appellant] en anderen bij het geluidsrapport niet in deze procedure aan de orde kunnen komen. het betoog van [appellant] en anderen kan echter niet leiden tot het ermee beoogde doel, gelet op het volgende.

12.1.  Uit de in het geluidsrapport neergelegde uitgangspunten blijkt dat is uitgegaan van de situatie na realisatie van het bouwplan. De afbeelding op pagina 6 komt ook overeen met het ingediende bouwplan. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat, zoals [appellant] en anderen betogen, in dat rapport is uitgegaan van onjuiste locaties voor wat betreft de locatie waar de honden uitgelaten zullen worden. Anders dan [appellant] en anderen betogen, is in dat rapport ook deugdelijk gemotiveerd uiteengezet hoe de conclusies over het geluid dat de honden produceren tot stand gekomen zijn. [appellant] en anderen hebben deze conclusies niet gemotiveerd bestreden, bijvoorbeeld door een tegenrapport over te leggen. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het college bij de besluitvorming niet mocht uitgaan van dit deskundigenrapport. Bovendien mocht het college betekenis toekennen aan het feit dat de planologische afwijking van de bestemming "Maatschappelijk-Dierenopvangcentrum" beperkt was. Het ging om overschrijding van de maximale goothoogte met 36 cm. De gebouwen worden verder geheel binnen de bouwvlakken gebouwd.

12.2.  Het betoog slaagt niet.

Nog niet besproken betogen

13.     Aan overige hiervoor nog niet besproken betogen komt de Afdeling niet toe. Het hoger beroep is namelijk gericht tegen de uitspraak van de rechtbank. Er is geen reden waarom deze betogen niet al bij de rechtbank konden worden aangevoerd, wat [appellant] en anderen uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen wel hadden moeten doen. Daarom moeten deze betogen buiten beschouwing worden gelaten.

Conclusie

14.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

15.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2021

765.

BIJLAGE - wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1 Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk,

[…]

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

[…]

Artikel 2.12

1 Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

1º met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

[…]

Bestemmingsplan "Zijdeweg"

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

[…]

b. gebouwen en uitbouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij:

1. de bouwvlakken geheel mogen worden bebouwd;

2. de goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag/mogen bedragen dan ter plaatse van de

aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dan wel 'maximum bouwhoogte (m)' is

aangegeven;

[…]

g. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd wanneer de inpassing in overeenstemming is met de in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen

beeldkwaliteitsparagraaf en de als bijlage bij de toelichting opgenomen Landschapsvisie.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van:

a. de bouw van andere bouwwerken en een hogere bouwhoogte toestaan tot ten hoogste 4,50 m;

b. de bouw van overige dierenverblijven buiten de op de kaart aangegeven bouwvlakken, waarbij:

1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m 2 ;

2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,00 m.

3. naar oordeel van burgemeester en wethouders de landschappelijke inpassing is geborgd, met dien verstande dat hiertoe een landschapsvisie en/of beeldkwaliteitsplan kan worden verlangd;

4. wordt voldaan aan de geldende eisen ten aanzien van dierenwelzijn en milieu.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal

2,50 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10,00 m.

11.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.1 kan slechts worden verleend, mits:

a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Paraplubestemmingsplan Cultureel Erfgoed Wassenaar Panden, objecten en Archeologisch erfgoed 2016

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op:

a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m² waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;

c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.