Uitspraak 202000528/2/R2


Volledige tekst

202000528/2/R2.
Datum uitspraak: 12 april 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

de Vereniging Het Groene Hart Brabant, gevestigd te Boxtel, de Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg, en de Stichting Biodiversiteit (B-Team) Goirle-Riel, gevestigd te Goirle, (hierna: Het Groene Hart Brabant en anderen),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Goirle,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed Leijvennen" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Het Groene Hart Brabant en anderen beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, voor zover dat besluit betrekking heeft op de kadastrale percelen, gemeente Goirle, sectie K, met de nummers 234, 235, 249, 255 en 883.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Het Groene Hart Brabant en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 maart 2021, waar Het Groene Hart Brabant en anderen, vertegenwoordigd door mr. R. Hörchner, advocaat te Breda, vergezeld door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door T. Li, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [bedrijf] en Makromed B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om binnen het plangebied 3 landhuiskavels met woongebouwen en 7,50 ha nieuwe natuur te realiseren. Het plangebied heeft een omvang van ruim 15 ha en maakt onderdeel uit van het noordelijke deel van het buitengebied van de gemeente Goirle, nabij de kern Riel.

3.       Het Groene Hart Brabant en anderen kunnen zich niet met de vaststelling van het bestemmingsplan verenigen. Zij hebben een groot aantal beroepsgronden naar voren gebracht die onder meer betrekking hebben op de gestelde strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, de Ladder van duurzame verstedelijking en de vastgestelde bestemmingsplanregels.

Ontvankelijkheid

4.       De raad bestrijdt de ontvankelijkheid van de verzoeken van verzoekers omdat de Vereniging Het Groene Hart Brabant en de Stichting Brabantse Milieufederatie geen zienswijzen hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. De raad heeft verder aangevoerd dat de Stichting Biodiversiteit (B-Team) Goirle-Riel haar beroep ontoelaatbaar heeft uitgebreid ten opzichte van hetgeen zij in haar zienswijze naar voren heeft gebracht.

4.1.    De voorzieningenrechter volgt de raad niet in zijn stelling dat het beroep van de Stichting Biodiversiteit (B-Team) Goirle-Riel ontoelaatbaar is uitgebreid ten opzichte van hetgeen zij in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De voorzieningenrechter wijst erop dat in beroep geen andere planonderdelen zijn bestreden dan de plandelen, die reeds waren bestreden in de zienswijze, en dat het een beroepsgerechtigde vrij staat om ten aanzien van in de zienswijze reeds bestreden planonderdelen nieuwe argumenten naar voren te brengen. Nu naar voorlopig oordeel in ieder geval de Stichting Biodiversiteit (B-Team) Goirle-Riel in haar beroep en verzoek om een voorlopige voorziening kan worden ontvangen, komt de voorzieningenrechter toe aan de inhoudelijke behandeling van dat verzoek. Hetgeen over de ontvankelijkheid van de andere verzoekers is gesteld, kan en zal de voorzieningenrechter buiten bespreking laten.

Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening

5.       Verzoekers hebben te kennen gegeven dat hun verzoek ziet op de kadastrale percelen K-234, K-235, K-249, K-255 en K-883, zijnde de percelen waarop ingevolge het plan gebouwd mag worden en verhardingen gerealiseerd mogen worden. Hun verzoek strekt ertoe te voorkomen dat binnen het plangebied 3 landhuiskavels worden aangelegd, 3 woongebouwen worden gebouwd en verhardingen ten behoeve van een ontsluitingsweg worden aangelegd.

6.       Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat de rechtsvragen die met de in het verzoekschrift opgenomen gronden worden opgeworpen, zich niet lenen voor een beantwoording in een voorlopige voorzieningenprocedure. De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van een belangenafweging bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

In dat verband stelt de voorzieningenrechter vast dat het belang van Het Groene Hart Brabant en anderen er in is gelegen dat zij willen voorkomen dat er onomkeerbare gevolgen voor de flora en fauna kunnen optreden. Daar tegenover staat het belang van de raad bij een spoedige inwerkingtreding van het plan en het belang van [bedrijf] en Makromed bij een spoedige uitvoering van de in het plan voorziene werken en werkzaamheden.

De voorzieningenrechter acht het ongewenst dat zich in dit geval vooruitlopend op de behandeling in de bodemprocedure in het plan op de betrokken percelen voorziene ontwikkelingen zouden kunnen worden gerealiseerd, met daaraan verbonden onomkeerbare gevolgen van dien. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de belangen van Het Groene Hart Brabant en anderen zwaarder moeten wegen dan de belangen van de raad en [bedrijf] en Makromed. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat [bedrijf] en Makromed ter zitting hebben aangegeven dat het besluit omtrent de vaststelling van het plan onherroepelijk zou moeten zijn voordat door kopers van gronden in het plangebied een aanvang zal worden gemaakt met de uitvoering van de in het plan voorziene werken en werkzaamheden. Bij deze belangenafweging wordt voorts in aanmerking genomen dat een behandeling van het beroep op een in de maand september van dit jaar plaats te vinden zitting zal worden bevorderd. Ook acht de voorzieningenrechter van belang dat alle partijen ter zitting hebben ingestemd met het onder die omstandigheden treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en proceskostenveroordeling

7.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

8.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Goirle van 7 juli 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Landgoed Leijvennen", voor zover dat betrekking heeft op de kadastrale percelen, gemeente Goirle, sectie K, met de nummers 234, 235, 249, 255 en 883;

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Goirle tot vergoeding van de bij de Vereniging Het Groene Hart Brabant, de Stichting Brabantse Milieufederatie en de Stichting Biodiversiteit (B-Team) Goirle-Riel in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd totaal bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Goirle aan de Vereniging Het Groene Hart Brabant, de Stichting Brabantse Milieufederatie en de Stichting Biodiversiteit (B-Team) Goirle-Riel het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd totaal bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Engelen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2021

842.