Uitspraak 202004362/1/A3


Volledige tekst

202004362/1/A3.
Datum uitspraak: 7 april 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2020 in zaak nr. 19/1865 in het geding tussen:

[appellant]

en

het gemeenschappelijk orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2019 heeft ROGplus aan [appellant] meegedeeld dat aan hem op 12 december 2018 alle documenten zijn verstrekt van de bestuursvergadering van ROGplus van 20 september 2018 en dat er geen document is dat een besluit bevat tot het houden van de vergadering van 20 september 2018.

Bij besluit van 28 maart 2019 heeft ROGplus het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 juli 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

ROGplus heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

1.       Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over de beroepsgrond dat met de beslissing op bezwaar geen heroverweging van het besluit van 8 januari 2019, op grond van artikel 7:11 van de Awb heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft volgens [appellant] daarom uitspraak gedaan in strijd met artikel 8:69 van de Awb. Voorts heeft de rechtbank miskend dat het door ROGplus uitgebrachte verweerschrift in beroep niet alleen door de voorzitter ondertekend mocht worden, zonder er blijk van te geven dat dit namens de twee andere bestuursleden is gedaan. Verder voert hij aan dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door te oordelen over het besluit van 8 januari 2019 en dat de rechtbank ook heeft miskend dat de toezending van de documenten aan hem per e-mailbericht geen openbaarmaking is als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).

3.       Anders dan [appellant] stelt, heeft de rechtbank in de uitspraak van 1 juli 2020, onder 6.1, geoordeeld over de beroepsgrond dat geen heroverweging van het besluit van 8 januari  2019 zou hebben plaatsgevonden. Voor zover [appellant] aanvoert dat de desbetreffende passage van de aangevallen uitspraak dermate summier is, dat die uitspraak alleen al om die reden moet worden vernietigd, volgt de Afdeling hem daarin niet. In de daarop betrekking hebbende passage is bondig en duidelijk weergegeven waarom de rechtbank van oordeel is dat wat [appellant] op dit punt heeft aangevoerd geen doel treft.

Over de door [appellant] gestelde gebrekkige ondertekening van het verweerschrift, overweegt de Afdeling dat hij dit in beroep niet heeft aangevoerd. Voor zover [appellant] stelt dat de rechtbank ambtshalve had moeten onderkennen dat de ondertekening van het verweerschrift een gebrek vertoont, slaagt deze stelling niet. De ondertekening heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 6, vierde lid, van de gemeenschappelijke regeling ROGplus Nieuwe Waterweg Noord en is in orde.

Voorts is de rechtbank, anders dan [appellant] stelt, niet buiten de omvang van het geding getreden. De overweging van de rechtbank, onder 6.3, over het besluit van 8 januari 2019 betreft een beschrijving van de procedure, waarna de rechtbank vervolgens, onder 6.3 en onder 6.4, heeft gemotiveerd waarom ROGplus zich in het besluit op bezwaar op het standpunt heeft mogen stellen dat het verstrekken van de documenten door plaatsing ervan op zijn website redelijkerwijs niet kon worden gevergd. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de documenten door toezending daarvan per e-mailbericht openbaar zijn gemaakt als bedoeld in artikel 7 van de Wob.

Het betoog faalt.

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.       ROGplus hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2021

195.

BIJLAGE

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Hoofdstuk 7 Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep

Afdeling 7.2 Bijzondere bepalingen over bezwaar

Artikel 7:11

1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

2. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.

Hoofdstuk 8 Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg

Afdeling 8.2.6 Uitspraak

Artikel 8:69

1. De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting.

2. De bestuursrechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan.

3. De bestuursrechter kan ambtshalve de feiten aanvullen.

WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR

Hoofdstuk II Openbaarheid

Artikel 7

1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:

a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,

b. kennisneming van de inhoud toe te staan,

c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of

d. inlichtingen daaruit te verschaffen.

2. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:

a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;

b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.

3. Indien het verzoek betrekking heeft op milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer, verstrekt het bestuursorgaan, zo nodig, en indien deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van eerstbedoelde informatie.

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ROGPLUS NIEUWE WATERWEG NOORD

Artikel 6 Werkwijze

1. Het gemeenschappelijk orgaan vergadert jaarlijks zo dikwijls als het gemeenschappelijk orgaan dat voor een juiste taakvervulling noodzakelijk vindt, maar ten minste zes maal.

2. Het gemeenschappelijk orgaan vergadert eveneens, indien twee collegeleden daartoe schriftelijk gemotiveerd verzoeken.

3. Op de vergaderingen van het gemeenschappelijk orgaan zijn de artikelen 22 en 23, lid 1 Wgr van toepassing.

4. De besluiten en overige documenten van het orgaan worden door de volgens artikel 6. lid 5 aangewezen voorzitter ondertekend.