Uitspraak 202004301/1/R1


Volledige tekst

202004301/1/R1.
Datum uitspraak: 24 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Wormer, gemeente Wormerland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2020 in zaak nr. 19/242 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Wormerland.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2018 heeft het college aan Cargill B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een bestaande dakopbouw, het milieuneutraal veranderen van de inrichting en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan voor het bedrijfspand aan de Eenhoornweg 12 te Wormer.

Bij besluit van 15 november 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 juni 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 november 2018 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. Rutteman, advocaat in Amsterdam, zijn verschenen. Het college, vertegenwoordigd door mr. C.C. Agtersloot en M. Diependaal, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Verder is ter zitting Cargill, vertegenwoordigd door mr. G. Koop, advocaat in Amsterdam, en [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       De toepasselijke regelgeving is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

2.       Cargill is een voedingsmiddelenproductiebedrijf en verwerkt cacaomassa tot cacaoboter, cacaopoeder en cacaokoek. De aanvraag van Cargill ziet op het bouwen van een bouwwerk, het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan en het milieuneutraal veranderen van de inrichting. Het milieuneutraal veranderen betreft het plaatsen van een nieuwe verpakkingslijn (een zogenoemde bigbaglijn) en het vervangen van het prepareeradditief. Voor het plaatsen van de verpakkingslijn moet ook de hoogte van de huidige dakopbouw worden vergroot.

[appellant] woont aan de [locatie] in Wormer. Zijn perceel grenst aan dat van Cargill. Hij kan zich niet verenigen met de verleende omgevingsvergunning voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting voor zover het betreft de realisering van een nieuwe verpakkingslijn. De vergunning hiervoor is met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, sub 2, en artikel 3.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) verleend.

3.       De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 19 december 2019 overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de stikstofdispositie, het vrachtverkeer, de geur, (fijn)stoffen en de luchtkwaliteit onveranderd blijven, omdat de productiecapaciteit niet wijzigt. Verder is geoordeeld dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake zal zijn van een milieuneutrale verandering van de inrichting wat betreft geluid. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven dit gebrek te herstellen en heeft bij uitspraak van 24 juni 2020 geoordeeld dat het college dat heeft gedaan. Volgens de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat het plaatsen van de nieuwe bigbaglijn een milieuneutrale wijziging van de inrichting betreft. Hierbij is in aanmerking genomen dat de nieuw te plaatsen bigbaglijn niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan en derhalve ook niet zal leiden tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.

Hoger beroep

4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat onvoldoende is onderbouwd dat de milieugevolgen wat betreft geur, (fijn)stof, trilling en stikstof niet toenemen, zodat van een milieuneutrale wijziging geen sprake kan zijn. Onder verwijzing naar het bij de aanvraag behorende rapport "Toelichting milieuneutraal veranderen Cargill Cocoa & Chocolate B.V., Wormer" (hierna: Toelichting milieuneutraal veranderen) van 15 januari 2018, opgesteld door KWA Bedrijfsadviseurs, voert hij aan dat niet cijfermatig is onderbouwd of de voorgenomen verandering van de inrichting gevolgen of effecten heeft op de productiecapaciteit. Volgens hem is in de aanvraag noch in de Toelichting milieuneutraal veranderen opgenomen hoeveel de huidige maximale productiecapaciteit bedraagt. [appellant] wijst erop dat het volgens de Toelichting milieuneutraal veranderen nodig is om sneller af te vullen. Dit betekent volgens hem dat de aanvoer ten opzichte van de bestaande situatie ook versnelt als de nieuwe verpakkingslijn is geplaatst, zodat de hoeveelheid cacao niet hetzelfde blijft, maar alleen voor een groter deel in bigbags van 800 kilo wordt verpakt in plaats van zakken van 25 kilo. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk dat de milieugevolgen gelijk blijven, omdat er meer cacao kan worden afgevuld waardoor de productiecapaciteit stijgt, zo stelt [appellant].

4.1.    Een omgevingsvergunning voor het milieuneutraal wijzigen van de werking van de inrichting kan worden verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, in samenhang met artikel 2.14, vijfde lid, en 3.10, derde lid, van de Wabo. Artikel 3.10, derde lid, stelt daartoe de volgende voorwaarden:

- verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan;

- er bestaat geen verplichting tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer;

- verlenen van de omgevingsvergunning leidt niet tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.

4.2.    De aanvraag om omgevingsvergunning betreft, voor zover van belang, het plaatsen van een zogenoemde bigbaglijn. Met de verleende vergunning is het de bedoeling dat één verpakkingslijn die verpakkingen van 25 kg afvult, wordt vervangen door een bigbaglijn van 800 kg. Het totaal aantal verpakkingslijnen zal daarbij niet wijzigen. Volgens de Toelichting milieuneutraal veranderen, die onderdeel uitmaakt van de aanvraag en de verleende vergunning, is de bigbaglijn nodig om sneller in bigbags af te vullen. De productiecapaciteit wijzigt niet door deze verandering. De nieuwe verpakkingslijn wordt geplaatst nabij de bestaande verpakkingslijnen op de verpakafdeling. Hierdoor zijn er volgens de Toelichting milieuneutraal veranderen geen wijzigingen in de aan- en afvoer (hoeveelheden en routing) van het te verpakken product (cacaopoeder). Verder is per milieuaspect ingegaan op de milieu-impact van de aanvraag. Volgens de Toelichting milieuneutraal veranderen is de voorgenomen verandering milieuneutraal, aangezien de impact van de voorgenomen wijziging op het milieu binnen de reikwijdte van de bestaande milieuvergunning past, de voorgenomen wijziging niet leidt tot veranderingen in de aard en omvang van de inrichting en er geen verplichting is tot het maken van een milieueffectrapportage.

Gelet op de aanvraag, met name de Toelichting milieuneutraal veranderen, is geen wijziging van de productiecapaciteit aangevraagd. Dat in de toelichting staat dat de bigbaglijn nodig is om sneller af te vullen, betekent op zichzelf niet dat daarmee de productiecapaciteit wijzigt. Verder heeft Cargill ter zitting toegelicht dat de verpakkingsinstallatie geen onderdeel uitmaakt van het productieproces van cacaopoeder. Na de feitelijke productie worden de bigbags gevuld. Het gebruik hiervan brengt geen wijziging van de productiecapaciteit met zich. Daarbij is van belang dat, zoals het college heeft toegelicht, de productiecapaciteit van Cargill wordt begrensd door de vergunning van 21 november 2007 van Cargill en de daarna verleende omgevingsvergunningen voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting. Deze vergunningen zijn in rechte onaantastbaar. Deze vergunningen en de hieraan verbonden voorschriften worden niet gewijzigd door de verleende vergunning en zijn mede van toepassing op deze verandering.

Gelet op het vorenstaande leidt de verlening van de omgevingsvergunning niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunningen zijn toegestaan. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de milieugevolgen niet toenemen en dat sprake is van een milieuneutrale wijziging. De verwijzing van [appellant] ter zitting naar de uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:412, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat de verandering waarvoor de omgevingsvergunning in die uitspraak was aangevraagd een uitbreiding van de productie betrof.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.

6.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2021

191-877.

BIJLAGE

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1 Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

[…]

e. […]

2°. het veranderen of veranderen van de werking […]

van een inrichting […]

Artikel 2.14, vijfde lid

In afwijking van het eerste tot en met vierde lid wordt in gevallen als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, de omgevingsvergunning verleend indien wordt voldaan aan de in het laatstgenoemde lid gestelde voorwaarden.

Artikel 3.10, derde lid

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning met betrekking tot een verandering van een inrichting of mijnbouwwerk of de werking daarvan, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan, waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, en die niet leidt tot een andere inrichting of mijnbouwwerk dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.