Uitspraak 202002344/2/R2


Volledige tekst

202002344/2/R2.
Datum uitspraak: 10 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Well, gemeente Bergen (Limburg),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Bergen,

verweerder.

Procesverloop

[verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 10 maart 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bosserheide 29".

Daarnaast heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 februari 2021, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. drs. P.A.M. van Hoef, advocaat te Venray, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, en door N. Bakker, zijn verschenen. Voorts is Bosserheide B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord. De zaak is gelijktijdig met zaak nr. ECLI:NL:RVS:2021:416 behandeld.

Overwegingen

1.       In de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2021:416, heeft de Afdeling op het beroep beslist. Er is dus geen sprake meer van een geding. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.       In die uitspraak is het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd omdat het onzorgvuldig is voorbereid. Gelet hierop dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] te worden veroordeeld. De Afdeling ziet hierin ook aanleiding de raad te gelasten het betaalde griffierecht aan [verzoeker] te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek af;

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Bergen tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Bergen aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 (zegge: honderdeenentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2021

615.