Uitspraak 202003316/1/A3


Volledige tekst

202003316/1/A3.
Datum uitspraak: 23 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Gouda,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 april 2020 in zaak nr. 19/6360 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2019 heeft het college [appellant] meegedeeld dat op 18 juni 2019 bestuursdwang is toegepast en zijn fiets is verwijderd.

Bij besluit van 2 oktober 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 28 april 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Besluitvorming college

1.    Het college heeft op 19 juni 2019 [appellant] meegedeeld dat op 18 juni 2019 bestuursdwang is toegepast en zijn fiets is verwijderd. Het college heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd en hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Op 18 juni 2019 heeft een toezichthouder om 13:52 uur een fiets aangetroffen op het Burgemeester Jamesplein te Gouda. Deze fiets stond geparkeerd in de zone, waarin het niet is toegestaan fietsen te plaatsen. Bovendien was de fiets vlak naast een blindengeleidenstrook geplaatst, waardoor deze gevaar kon opleveren voor gebruikers van de strook. Hierop is bestuursdwang toegepast door de fiets direct te verwijderen. De fiets is vervolgens naar een depot gebracht.

Hoger beroep

2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het college in zijn standpunt is gevolgd dat spoedeisende bestuursdwang mocht worden toegepast. Hij voert aan dat dit niet noodzakelijk was, omdat de fiets eenvoudig kon worden verplaatst, zodat deze niet langer vlak naast een blindengeleidenstrook stond. Hij voert voorts aan dat bij andere fietsen die in de omgeving niet juist stonden geparkeerd geen spoedeisende bestuursdwang is toegepast. De eigenaren van die fietsen hebben volgens [appellant] dertig minuten de gelegenheid gekregen om hun fiets te verwijderen.

2.1.    Artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet luidt: "Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang."

Artikel 5:31, eerste lid, van de Awb luidt: "Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing."

Het tweede lid luidt: "Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt."

Artikel 5:6, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Gouda 2009 luidt: "Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan."

Artikel 12a, eerste lid, van het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent het aanwijzen van gebieden van de algemene plaatselijke verordening Aanwijsbesluit Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009 luidt: "De volgende plaatsen worden aangewezen als plaats, waar geen fietsen en bromfietsen mogen worden geparkeerd, als bedoeld in artikel 5:6, eerste lid van de APV (in bijlage 1 in ROOD aangegeven gebieden):

-Noordzijde Station Gouda

-Zuidzijde Station Gouda"

2.2.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college in dit geval spoedeisende bestuursdwang heeft mogen toepassen. De rechtbank heeft hiertoe terecht overwogen dat het plaatsen van de fiets vlak naast een blindengeleidenstrook de verkeersveiligheid in gevaar brengt. De kans is immers groot dat een blind of slechtziend persoon tegen de fout geparkeerde fiets aanloopt. De Afdeling betrekt hierbij dat het hier gaat om een centrumlocatie bij het station met mogelijk druk voetgangersverkeer. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het niet aan het college is om ervoor te zorgen dat de fout geparkeerde fiets in een daartoe bestemde voorziening wordt geplaatst. Aan de stelling van [appellant] dat bij andere fietsen die in de omgeving fout stonden geparkeerd geen spoedeisende bestuursdwang is toegepast, kan niet de door hem voorgestane betekenis worden toegekend, alleen al omdat [appellant] deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd.

Het betoog faalt.

3.    [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen aanspraak heeft op een vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Hij voert hiertoe aan dat in het besluit van 19 juni 2020 stond vermeld dat hij dertig minuten de gelegenheid heeft gehad om zijn fiets te verwijderen. Hij heeft vervolgens een gemachtigde moeten inschakelen om bezwaar te maken. In de heroverweging in bezwaar is vervolgens niet meer vermeld dat hij dertig minuten de gelegenheid heeft gehad om zijn fiets te verwijderen. Door de onjuiste motivering in het primaire besluit is hij benadeeld en maakt hij aanspraak op een proceskostenvergoeding, aldus [appellant].

3.1.    Artikel 7:11 van de Awb brengt mee dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging moet plaatsvinden, wat ertoe kan leiden dat het bestuursorgaan de grondslag van het besluit wijzigt. Het college heeft in dit geval in het besluit op bezwaar de grondslag van het besluit gewijzigd door daarin op te nemen dat spoedeisende bestuursdwang in plaats van gewone bestuursdwang is toegepast. Dat het besluit op bezwaar op een andere grondslag berust, betekent niet dat het college het primaire besluit heeft herroepen. Nu dit besluit niet is herroepen, heeft het college terecht het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog faalt.

Conclusie

4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020

818.