Uitspraak 202000676/1/R1


Volledige tekst

202000676/1/R1.
Datum uitspraak: 2 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te De Rijp, gemeente Graft-De Rijp,

en

het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2019 heeft het college onder meer de locatie Julianalaan 06_ZL aangewezen als aanbiedlocatie voor het plaatsen van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval ten behoeve van onder andere de woningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Graft-De Rijp.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2020, waar [appellant A] en het college, vertegenwoordigd door drs. M. Hartog, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant A] en [appellant B] wonen aan de Julianalaan op achtereenvolgens de nummers [locatie 1] en [locatie 2]. Het college heeft de locatie met code Julianalaan 06_ZL, die is gelegen schuin tegenover de woningen van [appellant A] en [appellant B], aangewezen als locatie voor het inzamelen van minicontainers voor de huisnummers Julianalaan 105 tot en met 127. De aanbiedlocatie bevindt zich op parkeerplaatsen. De minicontainers worden gemiddeld één keer per week, op verschillende dagen, door een inzamelvoertuig zijgeladen ingezameld. Omdat het gaat om verschillende minicontainers voor de inzameling van onderscheidenlijk plastic, blik en drinkpakken, groente-, fruit- en tuinafval en papier en karton, die op verschillende dagen van de week worden geleegd, kan het volgens de gemeentelijke inzamelkalender voorkomen dat twee keer per week gebruik gemaakt moet worden van de aanbiedlocatie voor minicontainers.

[appellant A] en [appellant B] kunnen zich niet verenigen met de aangewezen locatie vanwege het verlies aan parkeerplaatsen op de momenten waarop de minicontainers worden ingezameld.

Toetsingskader

2.    Ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Alkmaar 2016 kan het college regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

3.    Het college maakt voor het aanwijzen van de locaties gebruik van de criteria zoals neergelegd in het op 22 november 2016 door het college vastgestelde "Beleid inzameling huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel" (hierna: het beleid). Het college heeft onder meer getoetst aan het in artikel 2 van het beleid genoemde criterium ‘doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte’ en de subcategorieën:

- de toegankelijkheid van de straat voor het inzamelvoertuig een belemmering vormt;

- beperken van de overlast voor de omgeving;

- verkeersveiligheid;

- aanwezigheid van parkeerplaatsen;

- de arbeidsbelasting voor inzamelaars;

- financiële en inzamel logistieke aspecten;

- fysieke (on)mogelijkheid. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan kabels en leidingen in de ondergrond en de aanwezigheid van bomen ter plaatse.

Geschiktheid van de locatie

4.    [appellant A] en [appellant B] betogen dat het college de bij het bestreden besluit aangewezen locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Daartoe stellen zij dat de aangewezen locatie ongeschikt is voor het aanbieden van minicontainers vanwege de parkeerhinder die daardoor ontstaat. Op de locatie 06_ZL zullen volgens hen 12 containers op de parkeerplaatsen komen te staan. Omdat aanbiedlocatie Julianalaan 05_ZL direct naast locatie 06_ZL ligt, komen volgens [appellant A] en [appellant B] tezamen 21 containers op de parkeervakken te staan in tegenstelling tot de rest van De Rijp, waarbij de aanbiedlocaties zich op de stoep bevinden. Zij stellen dat het gevolg hiervan is dat iedere keer als er minicontainers worden ingezameld, en dat is ten minste één keer per week, vier parkeerplaatsen in beslag zullen worden genomen door minicontainers. Zij wijzen erop dat zij in die gevallen vanaf 20:00 uur tot de volgende dag 20:00 uur geen gebruik kunnen maken van de parkeerplaatsen gelegen aan de Julianalaan. Daarnaast zijn volgens [appellant A] en [appellant B] in de wijk te weinig andere parkeerplaatsen beschikbaar om de auto’s gedurende deze 24 uur te parkeren. Volgens hen is de stoep aan de zijkant van de woning aan de Julianalaan 119 een betere aanbiedlocatie omdat hierdoor geen parkeerplaatsen verloren gaan. Ook worden volgens hen de containers van de omwonenden al jaren daar op de stoep geplaatst.

4.1.    Het college heeft uiteengezet dat de aangewezen locatie geschikt is als locatie voor het aanbieden van minicontainers. Het college stelt voorop dat het de voorkeur geeft aan het aanwijzen van aanbiedlocaties op een stoep. In dit geval is dat echter niet mogelijk omdat de Julianalaan over vrijwel de gehele lengte aan de zijkant is ingericht met parkeervakken. Het college heeft uiteengezet dat per minicontainer circa 70 cm moet worden gereserveerd en dat uitgaande van een standaardlengte van een parkeerplaats van 5,5 m er voor het stallen van 21 containers drie parkeerplaatsen nodig zijn. Het college verwacht niet dat het vervallen van drie parkeerplaatsen vanwege het gebruik als aanbiedlocatie tot grote parkeerhinder zal leiden, omdat alleen op een inzameldag de parkeerplaatsen niet gebruikt kunnen worden. Het college verwacht verder niet dat het vinden van alternatieve parkeerplaatsen op de inzameldagen tot problemen zal leiden. Ter zitting heeft het college medegedeeld dat uit een parkeerdrukmeting in 2016 volgt dat aan de Julianalaan 80 tot 100% van de parkeerplaatsen bezet zijn. Er zijn volgens het college echter andere parkeerplaatsen in de wijk beschikbaar waar de parkeerdruk lager is en waar tijdens de inzameldagen plaats gevonden kan worden voor het parkeren van auto’s. Het college vindt de door [appellant A] en [appellant B] voorgestelde locatie op de stoep aan de zijkant van de woning aan de Julianalaan 119 niet geschikt omdat die locatie zich aan het begin van een doodlopende straat bevindt. Het inzamelvoertuig moet dan, nadat de containers zijn geleegd, achteruit steken om de locatie te verlaten, hetgeen het college uit oogpunt van veiligheid niet wenselijk vindt.

4.2.    Bij de keuze van een locatie voor het inzamelen van minicontainers dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Het college komt bij de keuze voor de aanbiedlocaties beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling, aan de hand van de beroepsgronden, beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten als aanbiedlocatie voor minicontainers. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zó veel geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie. Om dat te kunnen beoordelen kijkt de Afdeling naar het onderzoek naar de feiten dat het college heeft gedaan en de motivering voor de keuze die het heeft gegeven.

4.3.    De Afdeling is van oordeel dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat locatie 06_ZL geschikt is voor het aanbieden van minicontainers. Uit het beleid volgt dat het college bij de aanwijzing van locaties de criteria ‘aanwezigheid van parkeerplaatsen’ en ‘het beperken van overlast voor de omgeving’ in zijn belangenafweging moet betrekken. Ook moet het college de criteria ‘verkeersveiligheid’ en ‘de toegankelijkheid van de straat voor het inzamelvoertuig een belemmering vormt’ in zijn belangenafweging betrekken. Het college heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke feitelijke omstandigheden in aanmerking zijn genomen voor de conclusie dat de belangen van de verkeersveiligheid en de toegankelijkheid van de doodlopende straat zwaarder wegen dan de belangen van de aanwezigheid van parkeerplaatsen en het voorkomen van overlast voor de omgeving. Zo is in de motivering van het besluit niet kenbaar betrokken dat de aanbiedlocatie op meerdere dagen van de week moet worden gebruikt voor het verzamelen van minicontainers en dus vaker per week ten minste drie parkeerplaatsen gedurende vierentwintig uur niet gebruikt kunnen worden voor het parkeren van auto’s. [appellant A] en [appellant B] hebben gesteld dat uit de inzamelkalender volgt dat het meerdere malen per jaar kan voorkomen dat op twee achtereenvolgende dagen minicontainers ingezameld worden met als gevolg dat de parkeerplaatsen achtenveertig uur aaneengesloten niet gebruikt kunnen worden. Ook is niet ingegaan op de omstandigheid dat er geen vaste dag in de week is waarop de minicontainers worden ingezameld waardoor de belasting voor omwonenden kan toenemen. Van een bewoner met auto wordt nu verwacht dat hij nagaat op welke dagen hij zijn auto niet op de aanbiedlocatie mag parkeren, terwijl uit de inzamelkalender geen duidelijk patroon valt af te leiden welke dagen dat zijn. Hierdoor is de kans aanwezig dat bewoners hun auto onverhoopt toch op inzameldagen op de aanbiedlocatie parkeren. Ook kan er niet aan voorbij worden gegaan dat het college voor het nemen van het besluit zich niet ervan heeft vergewist dat de parkeerdrukmeting uit 2016, waaruit volgt dat de parkeerbezetting al tussen de 80 en 100% is, nog actueel is. Tegen deze achtergrond had het college naar het oordeel van de Afdeling niet kunnen volstaan met de enkele stelling dat elders in de wijk een parkeerplaats kan worden gevonden.

Wat betreft het belang van verkeersveiligheid dat maakt dat de zijkant van de woning aan de Julianalaan 119 volgens het college geen geschikte aanbiedlocatie is, is de Afdeling van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat het achteruitrijden met het inzamelvoertuig zo bezwaarlijk is dat dit belang zwaarder moet wegen dan de andere belangen. Hierbij neemt de Afdeling niet alleen in aanmerking dat het gaat om een beperkt aantal meters dat achteruit gereden moet worden maar ook dat, zoals ter zitting is vastgesteld, op meerdere locaties in de wijk, waaronder bij locatie 07_ZL, het inzamelvoertuig eveneens over een beperkt aantal meters achteruit moet rijden.

Het betoog slaagt.

5.    De conclusie is dat het besluit van 17 december 2019, voor zover dat betrekking heeft op de aanwijzing van locatie 06_ZL, in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet berust op een deugdelijke motivering.

Opdracht

6.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

7.    De Afdeling acht in dit geval toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51d van de Awb aangewezen. Met het oog op finale geschillenbeslechting zal de Afdeling het college opdragen om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het hierboven onder 4.3 vermelde gebrek in het besluit van 17 december 2019 te herstellen. Het college kan dat doen door óf alsnog deugdelijk te motiveren dat de gekozen locatie geschikt is voor een aanbiedlocatie voor minicontainers en dat de alternatieve locatie die [appellant A] en [appellant B] hebben voorgesteld minder geschikt is óf het aanwijzingsbesluit op dit punt te wijzigen. Het college dient tevens de Afdeling alsmede [appellant A] en [appellant B] de uitkomst mede te delen en, indien van toepassing, een nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

8.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar op om binnen twaalf weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het onder 4.3 vermelde gebrek in het besluit van 17 december 2019, te herstellen en de Afdeling alsmede [appellant A] en [appellant B] de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2020

414-966.