Uitspraak 201809102/4/R2


Volledige tekst

201809102/4/R2.
Datum uitspraak: 2 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Breda, en Vereniging Natuurplein de Baronie, gevestigd te Breda (hierna tezamen [appellant sub 1] en anderen),

2.    Vereniging Natuurplein de Baronie, gevestigd te Breda (hierna: De Baronie),

3.    [appellant sub 3], wonend te Breda,

4.    [appellante sub 4], gevestigd te Rijsbergen, gemeente Zundert,

5.    [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], beiden wonend te Langeweg, gemeente Moerdijk (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]),

6.    [appellant sub 6], wonend te Breda,

7.    Agross og B.V. en anderen, gevestigd en wonend te Galder, gemeente Alphen-Chaam (hierna tezamen en in enkelvoud:

Agross og B.V.),

8.    [appellant sub 8], wonend te Rijsbergen, gemeente Zundert,

9.    [appellant sub 9], wonend te Breda,

10.    Raedthuys Windenergie B.V, gevestigd te Enschede (hierna: Raedthuys),

11.    [appellant sub 11], wonend te Breda,

12.    [appellant sub 12], wonend te Breda,

13.    [appellant sub 13], wonend te Prinsenbeek, gemeente Breda,

14.    [appellant sub 14A] en [appellant sub 14B], beiden wonend te Breda,

15.    [appellant sub 15], wonend te Breda,

16.    [appellante sub 16] en anderen, gevestigd en wonend te Terheijden, gemeente Drimmelen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante sub 16]),

17.    Businesspark Lage Zwaluwe B.V., gevestigd te Utrecht, en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: het Businesspark),

18.    Storm Meer NV en anderen, allen gevestigd te Antwerpen (hierna tezamen en in enkelvoud: Storm),

19.    [appellant sub 19A] en [appellant sub 19B] en [appellant sub 19C], allen wonend te Zundert en handelend onder de naam [bedrijf] (hierna tezamen en in enkelvoud: [bedrijf]),

20.    [appellant sub 20], wonend te Breda,

21.    Nuon Wind Development B.V., gevestigd te Amsterdam (hierna: Nuon),

22.    [appellant sub 22], wonend te Breda,

23.    [appellant sub 23A] en [appellant sub 23B], beiden wonend te Langeweg (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 23]),appellanten,

en

1.    provinciale staten van Noord-Brabant,

2.    het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerders.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1769, heeft de Afdeling provinciale staten opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak de daarin omschreven gebreken in het inpassingsplan "Windenergie A16", zoals gewijzigd op 13 september 2019, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 11 september 2020 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Herstelbesluit Windenergie A16", vastgesteld waarbij het inpassingsplan "Windenergie A16" is gewijzigd en aanvullend is gemotiveerd, om de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken te herstellen.

Agross og B.V., [appellant sub 15], [appellant sub 8], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 6], [appellanten sub 14], [appellante sub 4], [appellant sub 13], [appellante sub 16], [bedrijf], Nuon Wind Development B.V. en [appellant sub 23] hebben hierover een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 22 juli 2020, kort gezegd, overwogen dat het inpassingsplan "Windenergie A16", zoals gewijzigd bij besluit van 13 september 2019 gebreken vertoont op negen punten. Dit betreft de beoordeling van geluid omdat (1) voor windturbine E-2 geen rekening is gehouden met het maximaal mogelijke windturbinetype, (2) geen rekening is gehouden met schuifruimte, (3) het plan geen waarborg bevat voor cumulatie van geluid van in het plan voorziene windturbines en (4) cumulatie met de vergunde en niet gerealiseerde windturbines bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie  Nieuwveer (hierna: RWZI) is miskend.

Wat betreft de beoordeling van slagschaduw geldt dat (5) de redactie van artikel 3.4, sub e, van de planregels gebrekkig is en de beoordeling van cumulatie van slagschaduwhinder met bestaande windturbines in (6) het cluster Zonzeel en (7) het cluster Hazeldonk en (8) de relevantie van de al bestaande situatie is miskend. Ten aanzien van de beoordeling van externe veiligheid is (9) eveneens ten onrechte geen rekening gehouden met de vergunde maar niet gerealiseerde windturbines bij de RWZI.

2.    De beroepen van [appellant sub 1] en anderen, voor zover ontvankelijk, De Baronie, [appellant sub 3], [appellant sub 9], [appellant sub 5], [appellant sub 20], [appellant sub 22], [appellant sub 12], [appellant sub 11], [appellant sub 13], [appellant sub 15], Agross og B.V., [appellant sub 6], [appellant sub 8], [appellante sub 16], [appellanten sub 14], [bedrijf], [appellante sub 4], het Businesspark, [appellant sub 23], Raedthuys, Storm en Nuon zijn gegrond, zodat de besluiten van 28 september 2018 en 13 september 2019 dienen te worden vernietigd.

Evenals in de tussenuitspraak van 22 juli 2020 worden in het vervolg de partijen [appellant sub 12], [appellant sub 11], [appellant sub 13], [appellant sub 15], Agross og B.V., [appellant sub 6], [appellant sub 8], [appellante sub 16], [appellanten sub 14] gezamenlijk aangeduid als "[appellant sub 15] en anderen".

Besluit van 11 september 2020

3.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak hebben provinciale staten bij het besluit van 11 september 2020 het inpassingsplan "Herstelbesluit Windenergie A16" vastgesteld. Met dit plan zijn wijzigingen aangebracht in het inpassingsplan "Windenergie A16", zoals gewijzigd bij besluit van 13 september 2019. Hierbij is de verbeelding op enkele punten gewijzigd, zijn enkele planregels gewijzigd en is de motivering van het plan aangepast, allemaal met het doel om de negen gebreken te herstellen die hierboven zijn genoemd.

4.    Het besluit van 11 september 2020 is ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht mede onderwerp van het geding. De beroepen worden geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.

5.     Nuon en [appellant sub 23] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze over de wijze waarop is beoogd de gebreken te herstellen naar voren te brengen. Zij hebben te kennen gegeven zich te kunnen verenigen met het besluit zoals dit nu is vastgesteld. Gelet hierop moeten wat hen betreft de van rechtswege ontstane beroepen geacht worden te zijn ingetrokken.

6.    [appellant sub 1] en anderen, De Baronie, [appellant sub 3], [appellant sub 5], [appellant sub 9], Raedthuys, het Businesspark, Storm, [appellant sub 20] en [appellant sub 22] hebben geen zienswijze ingediend naar aanleiding van het herstelbesluit. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen dit besluit. De van rechtswege ontstane beroepen zijn ongegrond.

[appellant sub 15] en anderen en [appellante sub 4]

7.    In verband met het gebrek over de cumulatie van geluid is artikel 3.4 sub f aan de planregels toegevoegd:

"het in gebruik nemen en houden van de windturbines is slechts toegestaan indien de windturbines gecumuleerd met andere windturbines op de voor 'Bedrijf-Windturbine' aangewezen gronden ter plaatse van gevoelige objecten een geluidsbelasting van ten hoogste 47 Lden en 41 Lnight veroorzaken.".

7.1.    [appellant sub 15] en anderen en [appellante sub 4] stellen dat in deze planregel niet is aangegeven welke dosismaat het betreft, namelijk decibel (dB). Hierdoor is de planregel niet duidelijk en dus rechtsonzeker.

7.2.    De Afdeling overweegt dat de planregel duidelijk benoemt dat het hier gaat over het niveau van de geluidsbelasting. Hierbij wordt gewezen op een niveau van 47 voor Lden: het dag-avond-nacht-niveau, waarvan het gebruikelijk is om deze in decibels uit te drukken en 41 voor Lnight, waarvoor hetzelfde geldt. Verder is duidelijk dat is aangesloten bij waarden uit artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit die deze niveaus in decibels noemt. Er kan dan ook geen twijfel zijn over de dosismaat die hier is bedoeld.

Het betoog faalt.

7.3.    De van rechtswege ontstane beroepen van [appellant sub 15] en anderen en [appellante sub 4] zijn ongegrond.

[bedrijf]

8.    Over de cumulatie van slagschaduwhinder met onder meer bestaande windturbines is in het herstelbesluit gemotiveerd gesteld dat deze voor de bedrijfsgronden van [bedrijf] aanvaardbaar is. Daarnaast is artikel 3.4 sub g aan de planregels toegevoegd:

"het in gebruik nemen van de windturbines op de voor 'Bedrijf-Windturbine' aangewezen gronden is slechts toegestaan, indien deze windturbines zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening die ervoor zorgt dat ter plaatse van de hierna genoemde woningen geen slagschaduw ontstaat als gevolg van deze windturbines, met uitzondering van de slagschaduw die ontstaat ten gevolge van de tijd die de windturbine nodig heeft om bezonning via een slagschaduwsensor te registreren. Het gaat om woningen aan de volgende adressen:

(…)

[locatie 1], Zundert

[locatie 2], Zundert"

8.1.    [bedrijf] kan zich hier niet in vinden. De toegevoegde planregel had niet alleen moeten gelden voor de woningen aan de Laarakkerstraat, maar had ook moeten gelden voor haar bedrijfsgebouwen en -gronden in de buurt. Gelet op het aantal werknemers daar en de duur van hun werkzaamheden is het bedrijf ook een gevoelig object. Zij wijst erop dat een pretpark wel een gevoelig object kan zijn, terwijl bezoekers daar veel minder vaak aanwezig zijn dan haar werknemers op het bedrijf.

Verder is in het memo dat gebruikt is om de aanvaardbaarheid van de hoeveelheid slagschaduw te onderbouwen volgens haar niet voldoende gemotiveerd waarom enkel hinder zou ontstaan bij passeerfrequenties tussen de 2,5 en 14 Hertz. Bovendien spreekt de provincie zichzelf tegen: als de provincie van mening is dat er pas boven de 2,5 Hz hinder optreedt, waarom stelt ze dan voor om het aantal Hz te beperken tot 1,0?, aldus [bedrijf].

Daarnaast wijst [bedrijf] op het deskundigenverslag dat de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening ten behoeve van de behandeling in deze zaak heeft opgesteld. Hieruit blijkt volgens haar dat er nu al 120 uur slagschaduw op de bedrijfsgronden optreedt en dat dit kan oplopen naar 240 uur. Dat vindt zij onwerkbaar.

8.2.    Onder punten 34 en verder (over geluid) en 46 en verder (over slagschaduw) van de tussenuitspraak heeft de Afdeling een oordeel gegeven over de beroepsgrond dat bedrijfsgronden en -gebouwen van [bedrijf] ten onrechte niet als gevoelige objecten zijn aangemerkt. Deze beroepsgronden faalden.

In een einduitspraak kan, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen, niet worden teruggekomen van in een tussenuitspraak gegeven oordelen. De Afdeling ziet in het op dit punt door [bedrijf] aangevoerde geen grond om terug te komen van haar oordeel in de tussenuitspraak over dit onderwerp.

8.3.    Over de beroepsgrond dat het uitgangspunt dat enkel hinder zou ontstaan bij passeerfrequenties tussen 2,5 en 14 Hz onvoldoende is gemotiveerd, overweegt de Afdeling het volgende. Provinciale staten hebben dit uitgangspunt gebaseerd op de toelichting bij artikel 3.12 in de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Staatscourant 16 november 2007, nr. 223; hierna: de Activiteitenregeling ). Dit staat vermeld in het memo "Motivering aanvaardbaarheid cumulatieve slagschaduw op de gronden van 2 bedrijven ([bedrijf] en [appellante sub 4])" van 12 augustus 2020. Daarnaast is in het memo uitgegaan van een ruimer bereik van frequenties, waarbinnen hinder wordt aangenomen, namelijk al vanaf 1,0 Hz. Dit begrijpt de Afdeling zo dat provinciale staten uitgaan van een ruimere bescherming tegen hinder dan waarvan de Activiteitenregeling uitgaat.

De Afdeling acht het in beginsel redelijk dat provinciale staten aansluiting hebben gezocht bij het uitgangspunt dat in de Activiteitenregeling wordt gebruikt en om daarbij een ruimere bescherming te bieden. [bedrijf] heeft niet onderbouwd waarom provinciale staten dat in dit geval niet zouden mogen.

Het betoog faalt.

8.4.    Wat betreft de beroepsgrond dat uit het deskundigenverslag volgt dat een onwerkbare situatie op haar bedrijf zal ontstaan vanwege slagschaduwhinder, overweegt de Afdeling als volgt. De passage in het deskundigenverslag waar [bedrijf] op doelt, ging over een inschatting van de situatie waarin geen beperking was geregeld op dit punt. De situatie is nu anders geregeld en is in het hierboven genoemde memo beoordeeld. Geconcludeerd is dat door de plaatsing van de geplande windturbines de slagschaduw in de zuidoostelijke hoek toeneemt tot 65 uur per jaar. Voor de rest van het perceel varieert de jaarlijkse slagschaduw van 30 tot 60 uur.

In hetgeen [bedrijf] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het in het memo berekende aantal uren slagschaduw. Provinciale staten mochten  uitgaan van deze gegevens en de Afdeling acht hun standpunt dat dat deze mate van schaduwhinder aanvaardbaar is, niet onredelijk. Het betoog faalt.

8.5.    Het van rechtswege ontstane beroep [bedrijf] is ongegrond.

Conclusie

9.    De hiervoor weergegeven bespreking van de beroepsgronden tegen het besluit van 11 september 2020 laat zien dat de daartegen gerichte beroepen ongegrond zijn. De manier waarop provinciale staten de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het inpassingsplan "Windenergie A16" hebben hersteld, kan toetsing van de Afdeling doorstaan. De Afdeling ziet hierin aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten van 28 september 2018 en 13 september 2019 in stand te laten en te bepalen dat deze uitspraak in plaats treedt van die vernietigde besluiten. Gevolg daarvan is dat de windturbines kunnen worden gebouwd en gebruikt zoals in die besluiten is voorzien en in het besluit van 11 september 2020 aangepast.

10.    Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het inpassingplan en hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen over de besluiten over de omgevingsvergunningen en maatwerkvoorschriften - de besluiten van gedeputeerde staten van 1 oktober 2018 en 18 december 2019 - dienen de tegen deze besluiten gerichte beroepen ongegrond te worden verklaard. Op grond van die besluiten kan de bouw en de exploitatie van de windturbines plaatsvinden.

11.    Provinciale staten dienen op de hierna te vermelden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant sub 1] en anderen, De Baronie, [appellant sub 5], [appellant sub 20], [appellant sub 22], [appellant sub 12], [appellant sub 11], [appellant sub 13], [appellant sub 15], Agross og B.V., [appellant sub 6], [appellant sub 8], [appellante sub 16], [appellanten sub 14], [bedrijf], [appellante sub 4], het Businesspark, [appellant sub 23], Storm en Nuon te worden veroordeeld.

12.    Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is bij [appellant sub 3], [appellant sub 9] en Raedthuys niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen en Vereniging Natuurplein de Baronie, voor zover ingesteld door [appellant sub 1A] niet-ontvankelijk.

II.    verklaart de beroepen van Vereniging Natuurplein de Baronie, [appellant sub 3], [appellant sub 23A] en [appellant sub 23B], [appellante sub 4], Agross og B.V. en anderen, [appellant sub 6], [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], [appellant sub 8], [appellante sub 16] en anderen, [appellant sub 14A] en [appellant sub 14B], [appellant sub 12], [appellant sub 11], [appellant sub 13], [appellant sub 15], Raedthuys Windenergie B.V, [appellant sub 9], Businesspark Lage Zwaluwe B.V. en anderen, [appellant sub 19A] en [appellant sub 19B] en [appellant sub 19C], [appellant sub 20], Storm Meer NV en anderen, [appellant sub 22], [appellant sub 1] en anderen en Vereniging Natuurplein de Baronie en Nuon Wind Development B.V. tegen het inpassingsplan "Windenergie A16", zoals gewijzigd op 13 september 2019, gegrond;

III.    vernietigt het besluit van provinciale staten van Noord-Brabant tot vaststelling van het inpassingsplan "Windenergie A16" van 28 september 2018, zoals gewijzigd bij het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan "Partiële herziening Windenergie A16" van 13 september 2019;

IV.    verklaart de beroepen van Vereniging Natuurplein de Baronie, [appellant sub 3], [appellante sub 4], Agross og B.V. en anderen, [appellant sub 6], [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], [appellant sub 8], [appellante sub 16] en anderen, [appellant sub 14A] en [appellant sub 14B], [appellant sub 12], [appellant sub 11], [appellant sub 13], [appellant sub 15], Raedthuys Windenergie B.V, [appellant sub 9], Businesspark Lage Zwaluwe B.V. en anderen, [appellant sub 19A] en [appellant sub 19B] en [appellant sub 19C], [appellant sub 20], Storm Meer NV en anderen, [appellant sub 22] en [appellant sub 1] en anderen en Vereniging Natuurplein de Baronie tegen het besluit van 11 september 2020 tot vaststelling van het inpassingsplan "Herstelbesluit Windenergie A16" waarmee het inpassingsplan "Windenergie A16", zoals dit was gewijzigd bij het besluit van 13 september 2019, is gewijzigd ongegrond;

V.    bepaalt dat het besluit van provinciale staten van Noord-Brabant tot vaststelling van het inpassingsplan "Windenergie A16" van 28 september 2018, zoals gewijzigd bij het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan "Partiële herziening Windenergie A16" van 13 september 2019, in stand blijft en dat deze uitspraak hiervoor in de plaats treedt;

VI.    verklaart de beroepen van Vereniging Natuurplein de Baronie, [appellant sub 3], [appellant sub 23A] en [appellant sub 23B], [appellante sub 4], Agross og B.V. en anderen, [appellant sub 6], [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], [appellant sub 8], [appellante sub 16] en anderen, [appellant sub 14A] en [appellant sub 14B], [appellant sub 12], [appellant sub 11], [appellant sub 13], [appellant sub 15], Raedthuys Windenergie B.V, [appellant sub 9], Businesspark Lage Zwaluwe B.V. en anderen, [appellant sub 19A] en [appellant sub 19B] en [appellant sub 19C], [appellant sub 20], Storm Meer NV en anderen, [appellant sub 22], [appellant sub 1] en anderen en Vereniging Natuurplein de Baronie en Nuon Wind Development B.V. tegen de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot verlening van 11 omgevingsvergunningen voor het bouwen en het oprichten en in werking hebben van in totaal 27 windturbines van 1 oktober 2018, zoals gewijzigd bij besluiten van 18 december 2019 ongegrond;

VII.    veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Vereniging Natuurplein de Baronie in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 32,01 (zegge: tweeëndertig euro en een cent);

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 23A] en [appellant sub 23B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1575,00 (zegge: vijftienhonderdvijfenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellante sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1575,00 (zegge: vijftienhonderdvijfenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Agross og B.V. en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 6] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 787,50 (zegge: zevenhonderdzevenentachtig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 8] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellante sub 16] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 14A] en [appellant sub 14B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 12] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 11] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 13] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 15] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1472,08 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en acht cent), voor een bedrag van € 437,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Businesspark Lage Zwaluwe B.V. en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2362,50 (zegge: tweeduizend driehonderdtweeënzestig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 19A] en [appellant sub 19B] en [appellant sub 19C] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 20] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 656,25 (zegge: zeshonderdzesenvijftig euro en vijfentwintig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Storm Meer NV en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1909,56 (zegge: negentienhonderdnegen euro en zesenvijftig cent), voor een bedrag van € 1837,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 22] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 656,25 (zegge: zeshonderdzesenvijftig euro en vijfentwintig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 1] en anderen en Vereniging Natuurplein de Baronie in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3517,90 (zegge: drieduizend vijfhonderdzeventien euro en negentig cent), voor een bedrag van € 1837,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

veroordeelt Provinciale staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Nuon Wind Development B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1575,00 (zegge: vijftienhonderdvijfenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

VIII.    gelast dat Provinciale staten van Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Vereniging Natuurplein de Baronie, € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 3], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 23A] en [appellant sub 23B], € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 4], € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Agross og B.V. en anderen, € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 6], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 8], € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 16] en anderen, € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 14A] en [appellant sub 14B], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 12], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 11], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 13], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 15], € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Raedthuys Windenergie B.V, € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 9], € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Businesspark Lage Zwaluwe B.V. en anderen, € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 19A] en [appellant sub 19B] en [appellant sub 19C], € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 20], € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Storm Meer NV en anderen, € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 22], € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellant sub 1] en anderen en Vereniging Natuurplein de Baronie en € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Nuon Wind Development B.V. vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van ieder genoemd bedrag aan een van de betrokkenen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2020

723.