Uitspraak 201801850/9/R2


Volledige tekst

201801850/9/R2.
Datum uitspraak: 11 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Helenaveen, gemeente Deurne,

en

de raad van de gemeente Deurne,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 5 februari 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:374, zaak nr. 201801850/2/R2), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van de raad van 19 december 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied" te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 7 juli 2020 heeft de raad het plan "Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied" opnieuw, gewijzigd vastgesteld

[appellante] is in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze over het besluit van 7 juli 2020 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft zij gebruik gemaakt.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1.    De Afdeling heeft onder 9.5. van de tussenuitspraak geoordeeld dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de consultancy- en coachingspraktijk en de bed & breakfast niet heeft beoordeeld op basis van de door [appellante] overgelegde stukken, aangezien het plan pas op 19 december 2017, enkele maanden na indiening van deze stukken, is vastgesteld. Het indienen van een verzoek in een zienswijze is een passende en gebruikelijke manier om een ruimtelijk initiatief kenbaar te maken. De raad moet van concrete initiatieven die tijdig kenbaar zijn gemaakt en waarvan de ruimtelijke aanvaardbaarheid kan worden beoordeeld bezien of die in het plan als zodanig kunnen worden bestemd. De raad mocht zich niet aan deze verplichting onttrekken met de enkele verwijzing dat daarvoor omgevingsvergunningen kunnen worden aangevraagd op grond van afwijkingsbevoegdheden in het plan. Het besluit berust in zoverre ook niet op een deugdelijke motivering.

Conclusie besluit van 19 december 2017

2.    In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie] te Helenaveen, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

Herstelbesluit 7 juli 2020

3.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 7 juli 2020 het plan opnieuw, gewijzigd vastgesteld. Daarmee is het besluit van 19 december 2017 vervangen. In het gewijzigde plan zijn de planregels en de verbeelding gewijzigd.

4.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

5.    Met het besluit van 7 juli 2020 zijn op de verbeelding aan het plandeel met de bestemming "Wonen" aan de [locatie] de aanduidingen "specifieke vorm van wonen - 16 aan huis-verbonden-bedrijf consultancy- en coachingspraktijk toegestaan" en "specifieke vorm van wonen -17 - bed en breakfast toegestaan" toegekend en is het adres voor die aanduidingen toegevoegd aan de tabel met toegestane aan-huis-verbonden bedrijven in artikel 17.3.2, van de planregels.

De Afdeling stelt vast dat in het besluit van 7 juli 2020 aan het beroep tegemoet is gekomen voor zover het betreft het aanvankelijk niet mogelijk maken van een consultancy- en coachingspraktijk en een bed & breakfast. [appellante] heeft in zoverre geen belang meer bij een beoordeling van het herstelbesluit. Voor zover bij andere door haar bestreden onderdelen nog een beroep van rechtswege tegen het besluit van 7 juli 2020 resteert, moet dit geacht worden te zijn ingetrokken, omdat [appellante] desgevraagd heeft meegedeeld dat zij instemt met het besluit van 7 juli 2020.

Proceskostenveroordeling

6.    De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Over de gevraagde vergoeding voor de kosten van een deskundigenrapport, namelijk de "Notitie: Verzoek medewerking gewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen rechtstreeks toe staan voor de realisatie van een Bed & Breakfast, aan huis verbonden bedrijf en herbouw (woon)boerderij binnen de derde herziening bestemmingsplan 'Buitengebied' gemeente Deurne" van 16 augustus 2017 door bureau Van Dun Advies, overweegt de Afdeling dat deze notitie niet is gemaakt in verband met de behandeling van het beroep, maar ten behoeve van de zienswijze, en de kosten daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellante] tegen het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 19 december 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied", gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 19 december 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie] te Helenaveen;

III.    veroordeelt de raad van de gemeente Deurne tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.815,20 (zegge: achttienhonderdvijftien euro en twintig cent), waarvan € 1.312,50 (zegge: dertienhonderdtwaalf euro en vijftig cent) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Deurne aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2020

429-865.