Uitspraak 201703835/2/R2 en 201703079/3/R2


Volledige tekst

201703835/2/R2 en 201703079/3/R2.
Datum uitspraak: 4 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Hulten, gemeente Gilze en Rijen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),

2.    A.A.A. Valk Holding B.V. en Wegrestaurant 't Vliegveld B.V., gevestigd te Hulten, gemeente Gilze en Rijen (hierna tezamen: Valk Holding B.V.),

3.    [appellant sub 3], wonend te Hulten, gemeente Gilze en Rijen,

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Gilze en Rijen en,

2. het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerders.

Procesverloop

In de tussenuitspraak van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1553, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 20 februari 2017, waarbij het bestemmingsplan "N282" is vastgesteld, te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

In het besluit van 11 november 2019 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "N282" opnieuw, gewijzigd vastgesteld.

[appellant sub 1], Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. Van deze gelegenheid hebben [appellant sub 3] en Valk Holding B.V. gebruik gemaakt.

Bij besluit van 10 maart 2017 heeft het college voor een aantal bestaande woningen hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting ten behoeve van het bestemmingsplan "N282" van de raad van de gemeente Gilze en Rijen.

Tegen dit besluit hebben Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] gezamenlijk beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak heeft desverzocht een deskundigenverslag opgesteld. Onder meer Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

Bij besluit van 22 mei 2018 heeft het college het besluit van 10 maart 2017 ingetrokken en tegelijk opnieuw voor bestaande woningen hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wgh vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van het bestemmingsplan "N282".

Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het besluit van 22 mei 2018 naar voren te brengen. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt. Het college heeft daarop gereageerd.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 8 september 2020, waar Valk Holding B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en mr. G.J.I.M. Seelen, advocaat in Leiden, en [gemachtigde B], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. G.J.I.M. Seelen en [gemachtigde B], beiden hiervoor genoemd, de raad, vertegenwoordigd door ing. T.A.B.M. de Kousemaeker en ing. P. Rutgers, en het college, vertegenwoordigd door J.P.W. van den Boogert, H. de Haan en  mr. H. Nijman, advocaat in Eindhoven, zijn verschenen.

Overwegingen

De tussenuitspraak over het besluit van 20 februari 2017

1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van de raad van 20 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "N282" niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, voor zover het plan op de strook tussen de gronden van [appellant sub 1] en het voorziene fietspad geen fietsverbinding mogelijk maakt. Daarnaast is in de tussenuitspraak overwogen dat de raad voor de situatie van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] onvoldoende gemotiveerd heeft dat het besluit strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

1.1.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen de geconstateerde gebreken te herstellen door het plan wat de gronden van [appellant sub 1] betreft aan te passen en voor het overige alsnog toereikend te motiveren dat het plan, gelet op alle betrokken belangen, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dan wel het plan te wijzigen. Daarbij heeft de Afdeling er ook op gewezen dat het in de rede ligt dat de raad zijn belangenafweging motiveert aan de hand van de meest recente akoestische gegevens zoals die in het dossier zaten, dan wel aan de hand van nieuwe akoestische gegevens.

Verder heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat de beroepsgronden van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] over het moment waarop de hogere waarden zijn vastgesteld, de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek, de geluidwal, en de financiële haalbaarheid in de einduitspraak beoordeeld zullen worden. Ook heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat de beroepsgronden van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] over de door het college vastgestelde hogere waarden voor hun woningen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van het plan, in de einduitspraak beoordeeld zullen worden.

Het herstelbesluit van 11 november 2019

2.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het plan "N282" in het herstelbesluit van 11 november 2019 opnieuw, gewijzigd vastgesteld. In de bij het plan behorende verbeelding is de bestemming "Agrarisch" ten noorden van het perceel [locatie 1] in Hulten vergroot tot aan de grens van dat perceel. Ook is de horecabestemming op de percelen Burgemeester Ballingsweg 2 en Rijksweg 25 in Hulten gewijzigd naar een woon- en groenbestemming. Daarnaast heeft de raad aan de hand van de meest recente akoestische gegevens uit het dossier een motivering gegeven waarom het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Die motivering is neergelegd in de "Aanvulling op de toelichting van het bestemmingsplan N282" (hierna: de aanvullende toelichting), dat als

bijlage 4 bij het herstelbesluit is gevoegd.

2.1.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben".

Op grond van deze bepaling zijn de beroepen van [appellant sub 1], Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] van rechtswege gericht tegen het herstelbesluit.

Het beroep van [appellant sub 1] tegen het herstelbesluit

3.    [appellant sub 1] heeft naar aanleiding van het herstelbesluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 1] geen bezwaren heeft tegen het herstelbesluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1] tegen het herstelbesluit is daarom ongegrond.

De beroepen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen het herstelbesluit

Ingetrokken beroepsgronden

4.    Naar aanleiding van het herstelbesluit hebben Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] ter zitting de beroepsgronden over het akoestisch onderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt, ingetrokken. Het gaat daarbij om de beroepsgronden over de gestelde wirwar aan akoestische gegevens en over de uitgangspunten van het onderzoek, zoals gebruik van het wegdektype SMA. Daarnaast hebben zij ook de beroepsgrond dat er ter plaatse onvoldoende ruimte is voor de geluidwal ingetrokken.

Belangenafweging/goede ruimtelijke ordening

5.    Onder 32.2 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat niet is gebleken dat de raad de belangen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] integraal heeft afgewogen bij zijn keuze voor de plek en uitvoering van het nieuwe weggedeelte. Ook heeft de raad zijn standpunt dat het nieuwe weggedeelte niet op een andere plek kan worden gerealiseerd, onvoldoende gemotiveerd. De Afdeling heeft de raad opgedragen alsnog toereikend te motiveren dat het plan, gelet op alle betrokken belangen, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

5.1.    Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] betogen in hun zienswijze over het herstelbesluit dat de gemaakte belangenafweging nog steeds ondeugdelijk is omdat de raad bij de keuze voor de plek en uitvoering van het nieuwe weggedeelte ten onrechte een groter gewicht heeft toegekend aan de belangen van de militaire vliegbasis. Zij zien niet in waarom het nieuwe weggedeelte niet op een wijze kan worden uitgevoerd waarbij meer rekening wordt gehouden met hun belangen. Zij wijzen op de mogelijkheid om de afbuiging iets voorbij de huidige verkeerslichten op de Burgemeester Ballingsweg te realiseren.

Verder voeren Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] aan dat hun woongenot als gevolg van het plan wordt aangetast en dat de raad dat bij de belangenafweging had moeten betrekken.

Valk Holding B.V. voert aan dat haar bedrijf als gevolg van het plan niet kan voortbestaan en dat de raad dat gevolg expliciet had moeten meewegen bij de belangenafweging. Ook voert Valk Holding B.V. aan dat de raad het bedrijf weg heeft bestemd zonder dat is gezocht naar een alternatieve locatie voor het bedrijf.

Ten slotte kan Valk Holding B.V. zich niet verenigen met de woon- en groenbestemming die in het herstelbesluit aan haar gronden is toegekend. Volgens haar heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom deze bestemmingen zijn toegekend. Over de woonbestemming voert zij aan dat die ten onrechte beperkt is tot de bedrijfswoning met bijbehorend erf. Valk Holding B.V. wenst een groter bestemmingsvlak zodat zij naast de bedrijfswoning ook bijgebouwen kan oprichten en een bijbehorende tuin kan inrichten. Over de toegekende groenbestemming voert Valk Holding B.V. aan dat die bestemming geen bebouwing toelaat, waardoor de waarde van haar gronden daalt.

Motivering keuze plek en uitvoering van het nieuwe weggedeelte

5.2.    Artikel 2.6.4, eerste lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) luidt:

"Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een militair luchtvaartterrein wordt voor die gronden de bestemming «Maatschappelijk - militaire luchthaven» opgenomen en worden geen bestemmingen opgenomen die een belemmering kunnen vormen voor de functionele bruikbaarheid van dat terrein."

5.3.    In paragraaf 3.2.2.1 en 3.2.2.2 van de aanvullende toelichting is gemotiveerd waarom het nieuwe weggedeelte niet anders kan worden gerealiseerd. Daarin is vooropgesteld dat de vliegbasis in het Barro is aangewezen als militair luchtvaartterrein en dat een plan dat over gronden binnen de begrenzing van een militair object gaat, ingevolge artikel 2.6.4 van het Barro een militaire bestemming moeten krijgen. Ook mag het plan geen bestemmingen en regels bevatten die een belemmering (kunnen) vormen voor de functionele bruikbaarheid van het militaire object en de uitoefening van de defensietaak. Daarom beperkt het Barro de raad in de mogelijkheid een volledige belangenafweging te maken voor het gebied van de militaire luchthaven, aldus de aanvullende toelichting.

Ter zitting heeft de raad toegelicht dat is gekeken naar de bescherming van het defensiebelang zoals neergelegd in het Barro, en dat daarnaast een ruimtelijke afweging is gemaakt waarbij niet het defensiebelang als uitgangspunt is genomen, maar dat wat feitelijk mogelijk is ter plaatse van de gronden van de vliegbasis, van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3]. Daarvoor heeft de raad blijkens de aanvullende toelichting bezien of het nieuwe weggedeelte enigszins kan worden verschoven om zo ten gunste van onder meer Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] de afstand tussen de weg en de aanwezige bebouwing te vergroten. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat intensief overleg is gevoerd met defensie om te achterhalen welke ruimtelijke belangen spelen op de vliegbasis. Daarbij is geconstateerd dat er in de noordoosthoek van de vliegbasis meerdere gebouwen en infrastructuur aanwezig zijn die elk benodigd zijn voor de functionele uitoefening van de militaire taken, zoals een trainingsgebouw en start- en rolbanenstelsel. In de aanvullende toelichting is per gebouw en type infrastructuur beschreven waarom verplaatsing daarvan niet mogelijk is. Omdat de vliegbasis als gevolg van het plan al op drie plaatsen aan de noordoost- en oostzijde gronden verliest, is de in het plan voorziene positionering van het nieuwe weggedeelte, gelet op het belang van de noordoosthoek, volgens de raad de enige optie die de inzetbaarheid van de vliegbasis niet belemmert. Daarnaast is het feitelijk niet mogelijk het nieuwe weggedeelte enkele meters naar het zuiden te verschuiven, zoals Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] wensen, omdat het dan vanwege de verkeersveiligheid noodzakelijk zou zijn de nu gekozen minimale afmetingen van de twee boogstralen te vergroten. Een dergelijke vergroting heeft tot gevolg dat het nieuwe weggedeelte moet worden verschoven richting de van belang zijnde noordoosthoek van de vliegbasis en dat belemmert weer de functionele uitoefening van de militaire taken, aldus de aanvullende toelichting.

5.4.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met deze toelichting zijn standpunt dat het nieuwe weggedeelte niet op een andere plek kan worden gerealiseerd, voldoende gemotiveerd. Dat volgens Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] andere mogelijkheden hadden moeten worden onderzocht, waarbij ook had moeten worden bekeken welke geluidsreductie per geluidmaatregel kon worden behaald, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij stelt de Afdeling voorop dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. In paragraaf 3.2.2.6 van de aanvullende toelichting zijn de alternatieven en de voor- en nadelen daarvan weergegeven.

Met het plan is beoogd het verkeer op de Rijksweg (N282) beter te laten doorstromen, de kern Rijen beter te ontsluiten, en de verkeersveiligheid en leefbaarheid van de kern Hulten te verbeteren. De raad heeft in het besluitvormingsproces dan ook in redelijkheid alleen alternatieven onderzocht en afgewogen die een bijdrage leveren aan deze met het plan beoogde doelen. Alle alternatieven gaan blijkens paragraaf 3.2.2.6 van de aanvullende toelichting gepaard met een ruimtebeslag op de gronden van zowel de vliegbasis als van Valk Holding B.V. Een alternatief dat bijdraagt aan de met het plan beoogde doelen, en óók de gronden van de vliegbasis en van Valk Holding B.V. volledig ontziet, is er volgens de raad niet. De Afdeling ziet in het door Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] voorgestelde alternatief geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen. Daarbij is van belang dat dat alternatief deels door de kern van Hulten gaat, terwijl niet is onderbouwd waarom dat alternatief desondanks bijdraagt aan het doel om de leefbaarheid van Hulten te verbeteren. Waar Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] aanvoeren dat feitelijk alleen bij het alternatievenonderzoek naar geluidsreductie is gekeken per tracé en niet naar de geluidsreductie per maatregel, overweegt de Afdeling dat er in de nota van zienswijzen op is gewezen dat het akoestisch onderzoek bij het plan specifiek ingaat op de doelmatigheid van de geluidmaatregelen en dat dat volstaat in het kader van het besluitvormingsproces. Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] hebben niet onderbouwd waarom deze weerlegging in de nota van zienswijzen onjuist is.

Het besluitvormingsproces heeft geleid tot een keuze voor het alternatief waarbij onder meer de nieuwe N282 nog vóór de kern Hulten afbuigt naar het zuiden en vervolgens aansluit op de Burgemeester Ballingsweg (N260A) naar de Burgemeester Letschertweg (N260). Vervolgens heeft de raad in het kader van de belangenafweging bezien in hoeverre het nieuwe weggedeelte dat naar het zuiden afbuigt, ruimtelijk gezien kan worden verschoven. Zoals onder 5.3 is overwogen, bleek een verdere verschuiving naar de vliegbasis niet mogelijk omdat de functionele bruikbaarheid van de vliegbasis dan in strijd met artikel 2.6.4 van het Barro zou worden belemmerd.

Gelet hierop heeft de raad het gebrek in de motivering over de ligging van het tracé hersteld. De betogen slagen niet.

Bedrijfsbelangen en woon- en leefklimaat

5.5.     Wat de belangen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] betreft, is de Afdeling niet gebleken dat de raad bij de keuze en uitvoering van het nieuwe weggedeelte uitsluitend de belangen van de militaire vliegbasis heeft betrokken en de belangen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] niet heeft meegewogen.

Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad blijkens paragraaf 3.2.2.3 van de aanvullende toelichting heeft laten onderzoeken welke gevolgen de in het plan vastgelegde tracékeuze heeft voor het horecaconcept van Valk Holding B.V. en de horecabestemming ter plaatse. De resultaten van de door Bureau Stedelijke Planning uitgevoerde onderzoeken zijn neergelegd in de rapporten "Haalbaarheidstoets Horeca Rijksweg 25 Hulten" van 26 augustus 2019, "Parkeeronderzoek" van 7 augustus 2019 en "Rijksweg 25 Hulten Memo externe veiligheid" van 30 juli 2019. Deze onderzoeken zijn als bijlage bij het herstelbesluit gevoegd. De conclusie van die rapporten is dat de horecabestemming ter plaatse als gevolg van het plan niet meer uitvoerbaar is en dat de bedrijfslocatie van Valk Holding B.V. een andere bestemming moet krijgen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat gedurende de planprocedure is gezocht naar een andere locatie voor het horecabedrijf, maar dat er in de gemeente geen beschikbare locatie is waar een dergelijke ontwikkeling ruimtelijk goed past. De raad heeft dus in de loop van de procedure onderkend dat de keuze voor het nieuwe weggedeelte tot gevolg heeft dat aan de gronden ter plaatse van het horecabedrijf en bijbehorende parkeerterrein een andere bestemming moet worden toegekend en dat het horecabedrijf op deze plek moet worden opgeheven. Dat het plan zo grote gevolgen heeft voor Valk Holding B.V. is volgens de raad volledig bij de belangenafweging betrokken, maar in de afweging is dat belang minder zwaarwegend geacht dan de belangen die zijn gemoeid met de realisering van de nieuwe weg en de bescherming van de militaire vliegbasis.

Daarnaast neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad blijkens paragraaf 3.2.2.4 en 3.2.2.5 van de aanvullende toelichting, naast het bedrijfsbelang van Valk Holding B.V., ook de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat bij de (te handhaven) bedrijfswoning van Valk Holding B.V. en de woning van [appellant sub 3] heeft afgewogen. Daarbij heeft de raad onder meer gewezen op de geluidbelasting en de ruimtelijke gevolgen van de voorziene geluidwal.

Wat het geluid betreft, is in paragraaf 3.2.2.7 van de aanvullende toelichting beschreven dat de geluidbelasting als gevolg van het plan op de gevel van de woning van Valk Holding B.V. maximaal 57 dB is en op de gevel van de woning [appellant sub 3] maximaal 53 dB. De raad heeft een dergelijke geluidbelasting niet onaanvaardbaar gevonden omdat de geluidsbron als gevolg van het plan wordt verplaatst van de voorzijde naar de achterzijde van de woningen, er aan de achterzijde geluidreducerende maatregelen worden getroffen, terwijl er ook bij beide woningen een geluidluwe gevel aanwezig is. Ook is erop gewezen dat de waarden onder de maximaal toegestane hogere grenswaarden van 58 dB blijven. De raad heeft onderkend dat die maximale waarde bij de berekende cumulatieve geluidbelasting wordt overschreden door de samenloop van het geluid van de vliegbasis en het wegverkeer. Dat is bij de afweging betrokken en niet onaanvaardbaar gevonden omdat uit de berekening blijkt dat de cumulatieve geluidbelasting in de plansituatie juist afneemt ten opzichte van de bestaande situatie. Die afname is te verklaren door het gebruik van stil asfalt en het plaatsen van de geluidwal. Volgens de raad is een verdere afname van de cumulatieve geluidbelasting niet haalbaar omdat de hoge geluidbelasting wordt veroorzaakt door de vliegbasis en het gemeente- of provinciebestuur niet bevoegd is om dat geluid te reduceren.

Wat de geluidwal betreft, stelt de Afdeling vast dat het plan in een geluidwal voorziet op ongeveer 20 meter afstand van de bedrijfswoning van Valk Holding B.V. en op ongeveer 30 meter van de woning van [appellant sub 3]. De geluidwal wordt maximaal 4 meter hoog, ongeveer 235 meter lang en ongeveer 6 meter breed. Dat een dergelijke geluidwal fors ingrijpt in het landschap heeft de raad blijkens paragraaf 3.2.2.4 en 3.2.2.5 van de aanvullende toelichting bij de afweging betrokken. Om de ruimtelijke gevolgen inzichtelijk te maken is de geluidwal voor de woning van [appellant sub 3] met behulp van een 3D-model gevisualiseerd. De raad heeft onderkend dat de geluidwal het zicht vanuit de woningen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] beperkt en dat de geluidwal een verkleinend effect heeft op de omgeving, maar vindt dat ruimtelijk niet onaanvaardbaar omdat er, gelet op de bestaande maximale bouwhoogte van 11 meter ter plaatse van de gronden waar de geluidwal is voorzien, planologisch gezien sprake is van een verbetering. Daarbij heeft de raad ook betrokken dat er feitelijk nauwelijks sprake is van een verandering omdat het zicht nu ook wordt geblokkeerd door de geparkeerde vrachtwagens ter plaatse van het perceel van Valk Holding B.V. en de maïsteelt en bestaande erfbeplanting op het perceel van [appellant sub 3]. Verder heeft de raad het van belang gevonden dat de hoge bomen ten westen van de nieuwe N282 zichtbaar blijven en dat er gelet op de hoogte van de geluidwal en de afstand tot beide woningen, geen gevolgen zijn voor de bezonning.

Alles bij elkaar heeft de raad het gebrek dat de Afdeling in de tussenuitspraak constateerde, namelijk dat de belangen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] niet integraal zijn afgewogen bij de keuze voor de plek en uitvoering van het nieuwe weggedeelte, hersteld. De betogen die van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] hebben ingebracht tegen de herstelpoging van de raad slagen daarom niet.

Woon- en groenbestemming

5.6.    Wat de toegekende woon- en groenbestemming betreft, overweegt de Afdeling dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de raad zijn keuze voor die bestemmingen onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in paragraaf 3.2.2.8 van de aanvullende toelichting is beschreven dat de horecabestemming als gevolg van het plan niet langer uitvoerbaar is en dat de raad heeft gezocht naar een passende bestemming die wel uitvoerbaar is.

Er is gekozen voor een woonbestemming omdat er op het perceel aan de Burgemeester Ballingsweg 2 in Hulten feitelijk al een bedrijfswoning is. Voor de omvang van de woonbestemming is aangesloten bij die feitelijk aanwezige bedrijfswoning. Ter zitting heeft de raad daarover toegelicht dat een groter bestemmingsvlak niet zonder meer uitvoerbaar is, omdat ter beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid meer gegevens benodigd zijn. Dat is zo omdat in de buurt van die gronden het tankpunt van Valk Holding B.V. lag. Dat tankpunt is inmiddels verwijderd, maar omdat de ondergrondse waterstromen van Hulten en omgeving in de richting van dat tankpunt lopen, vreest de raad voor bodemvervuiling rondom dat tankpunt en is er extra bodemonderzoek nodig voordat de woonbestemming kan worden uitgebreid. Ter zitting is duidelijk geworden dat de raad dit aan Valk Holding B.V. te kennen heeft gegeven en dat Valk Holding B.V. daarop heeft geantwoord dat overleg over de woonbestemming met alleen vertegenwoordigers van de gemeente niet zinvol werd geacht, omdat al het contact via een vertegenwoordiger van de provincie loopt. Er is daarna geen contact meer geweest over de omvang van de woonbestemming en de benodigde onderzoeken zijn niet uitgevoerd. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid de omvang van de bestemming "Wonen - 1" kunnen beperken tot de feitelijk aanwezige bedrijfswoning met bijbehorend erf. Het betoog slaagt niet. Overigens heeft de raad ter zitting bevestigd dat de woonbestemming alsnog kan worden uitgebreid als de daarvoor benodigde onderzoeken laten zien dat een ruimere woonfunctie kan.

Over de keuze voor de groenbestemming is in paragraaf 3.2.2.8 van de aanvullende toelichting beschreven dat de resterende, niet als "Wonen - 1" bestemde, gronden van Valk Holding B.V. vlakbij de nieuwe en enige entree van Hulten liggen. Beoogd is dat deze gronden worden onteigend. Omdat de raad het vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijk vindt om aan die entree een representatieve uitstraling te geven, is gekozen voor een groenbestemming. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de gronden van Valk Holding B.V. betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog slaagt niet.

Conclusie belangenafweging/goede ruimtelijke ordening

5.7.    De Afdeling overweegt dat, zoals volgt uit het voorgaande, de raad met het herstelbesluit heeft laten zien dat hij bij zijn keuze voor de plek en uitvoering van het nieuwe weggedeelte een integrale belangenafweging heeft gemaakt. Daarin is onder meer betrokken dat het plan tot gevolg heeft dat Valk Holding B.V. zijn horecabedrijf niet meer kan uitoefenen en dat het woon- en leefklimaat bij de woningen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] verandert. Gelet op de algemene belangen die gediend zijn met de aanleg van de weg, en het in artikel 2.6.4 van het Barro vastgelegde algemene nationale belang dat de functionele bruikbaarheid van de militaire vliegbasis niet mag worden belemmerd, heeft de raad bij de vaststelling van het plan in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan die algemene belangen dan aan de individuele belangen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3]. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de raad, gelet op alle betrokken belangen, toereikend heeft gemotiveerd dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Financiële uitvoerbaarheid

6.    Valk Holding B.V. betwijfelt of het plan financieel haalbaar is omdat de gronden waarop het wegrestaurant is gevestigd, worden onteigend.

6.1.    Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad in redelijkheid had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen zonder meer niet uitvoerbaar is.

Over de financiële haalbaarheid staat in paragraaf 3.2.2.8 van de aanvullende toelichting dat de gemeente met de provincie overeengekomen is dat de provincie op eigen kosten een onteigeningsprocedure start. Ook staat er dat de provincie daarvoor de nodige middelen heeft gereserveerd. Ter zitting heeft het college dit bevestigd. Daarom heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan niet uitvoerbaar is. Het betoog slaagt niet.

Conclusie herstelbesluit van 11 november 2019

7.    De conclusie is dat de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het besluit van 20 februari 2017 met het herstelbesluit van 11 november 2019 zijn hersteld. De beroepen van [appellant sub 1], Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen het herstelbesluit van 11 november 2019 zijn ongegrond.

De beroepen tegen de besluiten tot vaststelling van hogere grenswaarden

8.    De relevante artikelen uit de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) zijn voor de leesbaarheid opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

9.    Vanwege het plan "N282", dat de aanleg van een nieuwe weg mogelijk maakt die de Rijksweg (N282) zal verbinden met de Burgemeester Ballingsweg (N260A), heeft het college met toepassing van artikel 110a van de Wgh in het besluit van 10 maart 2017 voor een aantal bestaande woningen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld.

In het besluit van 22 mei 2018 heeft het college het besluit van 10 maart 2017 ingetrokken en tegelijk opnieuw hogere grenswaarden voor een aantal bestaande woningen vastgesteld, waaronder de bedrijfswoning van Valk Holding B.V. aan de Burgemeester Ballingsweg 2 en de woning van [appellant sub 3] aan de [locatie 2]. Het college heeft bij de voorbereiding van dit besluit afdeling 3.4 van de Awb opnieuw toegepast.

Het besluit van 22 mei 2018

10.    Zoals hiervoor onder 2.1 al overwogen regelt artikel 6:19, eerste lid, van de Awb dat het beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Uit de zienswijze van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] over het besluit van 22 mei 2018 volgt dat dit besluit niet geheel aan hun bezwaren tegemoet komt. Het besluit van 22 mei 2018 wordt daarom van rechtswege geacht voorwerp te zijn van dit geding (hierna: het herstelbesluit hogere waarden).

11.    Omdat in dat nieuwe besluit het oorspronkelijke besluit is ingetrokken, zal de Afdeling hierna eerst dat nieuwe besluit beoordelen. Afhankelijk van die beoordeling is namelijk het oorspronkelijke besluit nog wel of niet meer relevant.

Voorbereiding van het herstelbesluit hogere waarden

12.    Over het betoog van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] dat het niet nodig was om bij de voorbereiding van het herstelbesluit hogere waarden de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw toe te passen en dat het college daar ook van af had moeten zien omdat zij als gevolg daarvan onnodige proceskosten hebben moeten maken, overweegt de Afdeling het volgende. Op grond van artikel 110c, eerste lid, van de Wgh is op de voorbereiding van een besluit waarbij hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld, de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure van toepassing. Alleen al daarom mocht het college bij de voorbereiding van het herstelbesluit hogere waarden afdeling 3.4 van de Awb toepassen.

Voor zover Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] ook over het herstelbesluit hogere waarden aanvoeren dat het ontwerp in strijd met artikel 110c, eerste lid, van de Wgh niet tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan "N282" ter inzage is gelegd, overweegt de Afdeling dat artikel 110c, eerste lid, van de Wgh dat in dit geval niet vereist omdat het college bevoegd is de hogere waarden vast te stellen. Omdat de ontwerpbesluiten ingevolge artikel 110c, eerste lid, van de Wgh alleen gelijktijdig ter inzage moeten worden gelegd indien burgemeester en wethouders het bevoegde gezag zijn, is er geen grond voor het oordeel dat het college het ontwerpbesluit hogere waarden tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage had moeten leggen. Het betoog slaagt niet.

Gecumuleerde geluidbelasting

13.    Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] betogen dat artikel 110f van de Wgh en bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 voorschrijven dat bij het berekenen van de gecumuleerde geluidbelasting rekening moet worden gehouden met het geluid van vliegverkeer. Volgens hen moet de geluidbelasting hiervan ook op basis van provinciaal beleid worden meegenomen. Zij voeren aan dat geluid van vliegverkeer een gezoneerde bron is en dat de betrokken woningen binnen deze zone liggen.

13.1.    Ter zitting hebben Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] het betoog over de gecumuleerde geluidbelasting nader toegelicht en beperkt in die zin dat de maximaal toegestane grenswaarde van 58 dB wordt overschreden bij een berekening van de gecumuleerde geluidbelasting en dat het college moet motiveren waarom dat niet onaanvaardbaar is.

13.2.    Met het herstelbesluit hogere waarden is voor de woning van Valk Holding B.V. een hogere waarde vastgesteld van maximaal 57 dB vanwege wegverkeer en voor de woning van [appellant sub 3] een hogere waarde van maximaal 53 dB vanwege wegverkeer. Omdat deze woningen in de huidige en in de plansituatie liggen in een zone van een bestaand industrieterrein als bedoeld in artikel 52 van de Wgh, binnen een zone van een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wgh en in een beperkingengebied als bedoeld in artikel 10.17 van de Wet luchtvaart, is artikel 110f, eerste lid, van de Wgh van toepassing. Dit betekent dat het college ook onderzoek moet doen naar de effecten van de samenloop van die verschillende geluidsbronnen en daarbij moet aangeven op welke wijze met die samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen. Bovendien kan het college op grond van artikel 110a, zesde lid, van de Wgh, slechts hogere waarden vaststellen voor zover de gecumuleerde geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 110f, derde lid, van de Wgh, niet leiden tot een naar zijn oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.

13.3.    Aan het herstelbesluit hogere waarden ligt het door Arcadis opgestelde memo "aanvullend akoestisch onderzoek N282" van 30 januari 2018 ten grondslag. Daarin is onder meer ingegaan op de gecumuleerde geluidbelasting vanwege onder andere vliegverkeer. Blijkens het aanvullend akoestisch onderzoek zijn de geluidsbelastingen gecumuleerd overeenkomstig hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Tabel 2 van het aanvullend akoestisch onderzoek geeft de gecumuleerde geluidbelastingen weer. Uit deze tabel volgt dat de gecumuleerde geluidbelastingen in de plansituatie afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Zo bedraagt de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel van de woning van Valk Holding B.V. in de huidige situatie 67,04 dB en in de plansituatie 64,67 dB. De gecumuleerde geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 3] bedraagt in de huidige situatie 68,83 dB en in de plansituatie 63,97 dB. Blijkens het aanvullende akoestisch onderzoek wordt deze afname veroorzaakt doordat de N282 in de plansituatie verder van de woningen ligt dan in de huidige situatie en omdat in de plansituatie maatregelen worden getroffen om de geluidsbelasting als gevolg van de N282 zoveel mogelijk te beperken.

Omdat uit het aanvullend akoestisch onderzoek in algemene zin de conclusie kan worden getrokken dat de geluidsituatie door de afnemende gecumuleerde geluidbelasting verbetert, heeft het college de gecumuleerde geluidbelasting op de gevels van de woningen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] niet onaanvaardbaar gevonden. Ter zitting heeft het college daarover toegelicht dat het vliegverkeer van de militaire vliegbasis de grootste veroorzaker is van het geluid en dat het college geen mogelijkheden heeft om die geluidbelasting te laten afnemen. Daarom is er onderzocht hoe de geluidbelasting vanwege het wegverkeer kan worden beperkt en is ervoor gekozen dat wat maximaal haalbaar is, uit te voeren. Het nieuwe weggedeelte wordt bijvoorbeeld uitgevoerd met het zeer geluidreducerende wegdektype SMA-NL8 G+. Daarnaast wordt er een geluidwal van 4 meter hoog geplaatst. Er is niet gekozen voor een geluidscherm omdat dat ten opzichte van een geluidwal een relatief beperkt effect heeft en landschappelijk moeilijker inpasbaar is. Het verder ophogen van de 4 meter hoge geluidwal draagt volgens het college niet bij aan het verlagen van de gecumuleerde geluidbelasting, onder meer omdat de geluidbelasting wordt veroorzaakt door stijgend en dalend vliegverkeer. Echter schermt de geluidwal de woningen ook af van het grondgebonden deel van de geluidproductie van de militaire vliegbasis, zodat de geluidwal in zoverre dus een positieve bijdrage levert op het laten afnemen van de geluidbelasting vanwege de militaire vliegbasis. Naast deze getroffen maatregelen is het isoleren van de woningen nog de enige optie om de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel van de woningen te laten afnemen, aldus het college.

13.4.    De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gecumuleerde geluidbelasting niet onaanvaardbaar is. Weliswaar is deze geluidbelasting nog steeds hoog, maar de Afdeling acht het van belang dat het college, daar waar dat mogelijk is, de geluidbelasting heeft beperkt en dat onder meer als gevolg daarvan de gecumuleerde geluidbelasting ten opzichte van de huidige situatie afneemt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het college geen invloed heeft op de geluidbelasting vanwege het luchtverkeer, maar dat het college wel invloed heeft op de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en daarvoor dan ook de mogelijke geluidreducerende maatregelen zal treffen. In het aangevoerde bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het college het herstelbesluit hogere waarden niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Het betoog slaagt niet.

Conclusie besluit van 22 mei 2018

14.    Gelet op het voorgaande is het beroep van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen het herstelbesluit hogere waarden van 22 mei 2018 ongegrond. Dit betekent dat het besluit van 22 mei 2018 in stand blijft.

Het besluit van 10 maart 2017

15.    Zoals hiervoor is overwogen is het beroep van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen het herstelbesluit hogere waarden van 22 mei 2018 ongegrond. Omdat het besluit van 10 maart 2017 in het herstelbesluit hogere waarden van 22 mei 2018 is ingetrokken en dit besluit gelet op het voorgaande in stand blijft, hebben Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep tegen het besluit van 10 maart 2017. Daarom is het beroep van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen het besluit van 10 maart 2017 niet-ontvankelijk.

Conclusie beroepen tegen de besluiten tot vaststelling van hogere grenswaarden

16.    Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 22 mei 2018 ongegrond.

Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 10 maart 2017 niet-ontvankelijk.

17.    Omdat het college het besluit van 10 maart 2017 onder meer naar aanleiding van het beroep van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen dat besluit heeft ingetrokken, ziet de Afdeling aanleiding het college op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen. Ook ziet de Afdeling onder deze omstandigheden aanleiding de raad te gelasten het betaalde griffierecht te vergoeden.

De beroepen tegen het besluit van 20 februari 2017

18.    Over de nog onbesproken gebleven beroepsgrond van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] dat het oorspronkelijke besluit van 20 februari 2017 van de raad tot vaststelling van het plan "N282" in strijd met de Wgh is omdat er pas op een later moment, op 10 maart 2017, een besluit hogere waarden is vastgesteld, overweegt de Afdeling het volgende.

Het besluit van 20 februari 2017 waarbij het plan "N282" is vastgesteld, is vervangen door het herstelbesluit van 11 november 2019. Het besluit hogere waarden van 10 maart 2017 is ingetrokken en vervangen door het herstelbesluit hogere waarden van 22 mei 2018. Zoals onder 7 en 14 is overwogen, zijn de beroepen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen de besluiten van 11 november 2019 en 22 mei 2018 ongegrond en blijven die besluiten in stand. Daarom hebben zij geen belang bij een inhoudelijke bespreking van de beroepsgrond dat het besluit van 20 februari 2017 waarbij het plan "N282" is vastgesteld in strijd met de Wgh is. Daarnaar gevraagd hebben zij zo’n belang ook niet kunnen noemen. Dit betekent dat de beroepsgrond niet inhoudelijk wordt besproken.

19.    Gelet op wat in de tussenuitspraak onder 8.3 en 10 is overwogen, is het besluit van 20 februari 2017, voor zover niet is voorzien in een fietsverbinding op de strook tussen de gronden van [appellant sub 1] aan de [locatie 1] en het voorziene fietspad aan de achterzijde van het restaurant van [appellant sub 1], genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep van [appellant sub 1] is gegrond, zodat het besluit van 20 februari 2017 in zoverre moet worden vernietigd.

Ook is gelet op wat in de tussenspraak onder 32.3 en 33 is overwogen, het besluit van 20 februari 2017, voor zover het betreft de vaststelling van de plandelen met de bestemmingen "Verkeer" en "Maatschappelijk - Militaire vliegbasis - 2" op de percelen ten zuiden van de Rijksweg in Hulten en ten westen van de Burgemeester Ballingsweg, genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. De beroepen van Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] zijn gegrond, zodat het besluit van 20 februari 2017 in zoverre moet worden vernietigd.

Conclusie besluit van 20 februari 2017

20.    Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 1], Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] tegen het besluit van de raad van 20 februari 2017 gegrond.

Proceskostenveroordeling

21.    Voor [appellant sub 1] dient de raad op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.

22.    Voor Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] dient de raad op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.

Het gaat hier om twee afzonderlijke beroepen die op dezelfde gronden tegen de bestreden besluiten van 20 februari 2017 en 11 november 2019 zijn ingesteld en waarbij door één persoon rechtsbijstand is verleend. De beroepen worden daarom op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak.

23.    Voor Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] dient het college op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Over de door Valk Holding B.V. en [appellant sub 3] verzochte vergoeding van kosten van de door hen ingeschakelde deskundigen overweegt de Afdeling als volgt. Voor de kosten van het naar aanleiding van het deskundigenverslag van 8 februari 2018 laten opstellen van het geluidsadvies van Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing van 15 maart 2018 wordt een vergoeding toegekend. Voor de kosten van de andere rapporten wordt geen vergoeding toegekend omdat voor het rapport van 3 juli 2017 van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet is gebleken, en het rapport van 3 juli 2018 ter beoordeling van het herstelbesluit hogere waarden is opgesteld en het beroep daartegen ongegrond is.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van:

a. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B];

b. A.A.A. Valk Holding B.V. en Wegrestaurant 't Vliegveld B.V.;

c. [appellant sub 3];

tegen het besluit van de raad van de gemeente Gilze-Rijen van 20 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "N282", gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gilze-Rijen van 20 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "N282", voor zover:

a. niet is voorzien in een fietsverbinding op de strook tussen de gronden van [appellant sub 1] aan de [locatie 1] en het voorziene fietspad aan de achterzijde van het restaurant van [appellant sub 1];

b. het betreft de plandelen met de bestemmingen "Verkeer" en "Maatschappelijk - Militaire vliegbasis - 2" op de percelen ten zuiden van de Rijksweg in Hulten en ten westen van de Burgemeester Ballingsweg in Hulten;

III.    verklaart de beroepen van:

a. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B];

b. A.A.A. Valk Holding B.V. en Wegrestaurant 't Vliegveld B.V.;

c. [appellant sub 3];

tegen het besluit van de raad van de gemeente Gilze-Rijen van 11 november 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "N282", ongegrond;

IV.    verklaart het beroep van A.A.A. Valk Holding B.V., Wegrestaurant 't Vliegveld B.V. en [appellant sub 3] tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 22 mei 2018 waarbij hogere waarden zijn vastgesteld ongegrond;

V.    verklaart het beroep van A.A.A. Valk Holding B.V., Wegrestaurant 't Vliegveld B.V. en [appellant sub 3] tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 10 maart 2017 waarbij hogere waarden zijn vastgesteld niet-ontvankelijk;

VI.    veroordeelt de raad van de gemeente Gilze en Rijen tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:

a. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

b. A.A.A. Valk Holding B.V., Wegrestaurant 't Vliegveld B.V. en [appellant sub 3] tot een bedrag van € 2.100,00 (zegge: eenentwintighonderd euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VII.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen van A.A.A. Valk Holding B.V., Wegrestaurant 't Vliegveld B.V. en [appellant sub 3] opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.386,45 (zegge: dertienhonderdzesentachtig euro en vijfenveertig cent), waarvan € 787,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en waarvan € 598,95 kosten van deskundigen betreft; dit laatste bedrag moet worden vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag van € 1.386,45 (zegge: dertienhonderdzesentachtig euro en vijfenveertig cent) aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Gilze en Rijen aan appellanten het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt:

a. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

b. € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor A.A.A. Valk Holding B.V. en Wegrestaurant 't Vliegveld B.V. vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

c. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3];

IX.    gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan A.A.A. Valk Holding B.V., Wegrestaurant 't Vliegveld B.V. en [appellant sub 3] het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. A. ten Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2020

429-881.

BIJLAGE

Wet geluidhinder

[…]

Hoofdstuk VIIIa. Hogere waarde en onderzoeksbepalingen

Afdeling 1. Het vaststellen en wijzigen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting

Artikel 110a

1. Burgemeester en wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.

2. In afwijking van het eerste lid zijn indien ten behoeve van een activiteit in meer dan één gemeente een hogere waarde voor de bij of krachtens de wet genoemde ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting dient te worden vastgesteld, burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen deze activiteit zal worden uitgevoerd bevoegd een hogere waarde vast te stellen.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde waarde kan ambtshalve of op verzoek van degenen die daartoe bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, worden vastgesteld.

4. De vaststelling van de in het eerste en tweede lid bedoelde waarde vindt plaats volgens bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels.

5. Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidsgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in dit lid bedoelde bevoegdheid enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

6. Indien artikel 110f van toepassing is geven burgemeester en wethouders slechts toepassing aan het derde en vierde lid voor zover de gecumuleerde geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 110f, derde lid, niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.

7. Wanneer het besluit, bedoeld in het eerste lid, benodigd is in verband met de aanleg of wijziging van een hoofdspoorweg of de aanleg of reconstructie van een weg in beheer bij het Rijk of een provincie of de vaststelling of wijziging van een zone rond een industrieterrein dat als industrieterrein van regionaal belang is aangewezen bij provinciale verordening krachtens de Wet milieubeheer of de Wet ruimtelijke ordening, zijn gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de weg of spoorweg dan wel het industrieterrein van regionaal belang is gelegen bevoegd tot vaststelling van de hogere waarde. Het tweede tot en met zesde lid is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het tweede en zesde lid in plaats van «burgemeester en wethouders» moet worden gelezen «gedeputeerde staten» en in het tweede lid in plaats van «gemeente» telkens moet worden gelezen: provincie.

[…]

Artikel 110c

1. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 110a is de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat indien het college van burgemeester en wethouders bevoegd is de hogere waarde vast te stellen en het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

[…]

Afdeling 2. Wijze van uitvoering onderzoek

[…]

Artikel 110f

1. Indien een van de volgende onderdelen van deze wet of van het krachtens deze onderdelen bepaalde:

a. Afdeling 1 en afdeling 2 van hoofdstuk V,

b. Afdeling 2, 3 en 4 van hoofdstuk VI,

c. hoofdstuk VII, en

d. hoofdstuk VIII,

van toepassing is op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen gelegen in twee of meer aanwezige of toekomstige geluidszones als bedoeld in de artikelen 40, 52, 74 en 108, of als vastgesteld krachtens artikel 107, dan wel in één of meer hiervoor genoemde geluidszones alsmede in een met het oog op de geluidsbelasting vastgesteld beperkingengebied als bedoeld in hoofdstuk 8, titel 8A.6 of artikel 10.17 van de Wet luchtvaart, dient degene, die bij of krachtens deze wet verplicht is tot het verrichten van een akoestisch onderzoek, ter plaatse van die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, overeenkomstig de door Onze Minister gestelde regels, tevens onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Aangegeven dient te worden op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen.

2. Indien in een bepaald gebied een of meer van de in het eerste lid genoemde onderdelen van deze wet of van het krachtens die onderdelen bepaalde van toepassing zijn, terwijl voor dat gebied tevens uit anderen hoofde van Rijkswege een saneringsprogramma ter zake van het voorkomen of bestrijden van geluidhinder moet worden opgesteld, draagt Onze Minister zorg voor de noodzakelijke onderlinge afstemming en samenhang van de te treffen maatregelen.

3. Het eerste en tweede lid zijn uitsluitend van toepassing indien voor een woning, ander geluidgevoelig gebouw of geluidgevoelig terrein:

a. een hogere waarde zal worden vastgesteld, en

b. voor dezelfde woning, ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein, de geluidsbelasting, vanwege tenminste een andere geluidsbron als bedoeld in het eerste lid, in de toekomstige situatie de voorkeurswaarde overschrijdt.

4. Het eerste en tweede lid worden alleen toegepast ten aanzien van geluidsbronnen als bedoeld in het eerste lid waarvan de geluidsbelasting in de toekomstige situatie de voorkeurswaarde overschrijdt.

5. Ten behoeve van de uitvoering van het eerste lid kan Onze Minister bepalen, dat bij de berekening en meting van de onderscheidene geluidsbelastingen van de gevels van de woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en de grens van geluidsgevoelige terreinen op de resultaten een door hem aan te geven correctie kan worden toegepast.

[…]