Uitspraak 201809237/2/R3


Volledige tekst

201809237/2/R3.
Datum uitspraak: 7 oktober 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Oldenzaal,

en

de raad van de gemeente Oldenzaal,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1004 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van de raad van de gemeente Oldenzaal van 24 september 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Prins Bernhardstraat 2" te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 1 juli 2020 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Prins Bernhardstraat 2" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

Van de gelegenheid om een zienswijze naar voren te brengen is alleen gebruikgemaakt door [belanghebbende A].

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 9.2. overwogen dat de raad voor het bepalen van de parkeerbehoefte heeft aangesloten bij de parkeernormen in de CROW-publicatie nr. 317 "kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (hierna: de CROW-publicatie). Verder staat in die rechtsoverweging dat de raad is uitgegaan van de hoofdcategorie "gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen" en de functie "verpleeg- en verzorgingshuis", waarvoor een norm geldt van 0,5 tot 0,7 parkeerplaatsen per wooneenheid.

Onder 9.4 heeft de Afdeling overwogen dat uit de plantoelichting blijkt dat de raad bij de inschatting van de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de voorziene ontwikkeling, is uitgegaan van de functie "aanleunwoning en serviceflat" in de hoofdcategorie "wonen" en dat de CROW-publicatie voor een aanleunwoning en serviceflat in matig stedelijk gebied in de rest van de bebouwde kom een norm hanteert van 0,9 tot 1,3 parkeerplaatsen per woning.

Onder 9.5 heeft de Afdeling overwogen dat niet is gebleken waarom de raad bij het bepalen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een andere hoofdcategorie en functie dan waarvan hij is uitgegaan bij het inschatten van de verkeersgeneratie. Weliswaar heeft de raad ter zitting gesteld dat het plan voorziet in de bestemming "Maatschappelijk", maar, zo overweegt de Afdeling, binnen deze bestemming zijn 47 zorgwoningen mogelijk.

Gelet op het voorgaande staat volgens de Afdeling niet vast dat het op 24 september 2018 vastgestelde plan, wat betreft het aspect parkeren, in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en is het bestreden besluit in zoverre onvoldoende gemotiveerd.

Het besluit van 24 september 2018

2.    Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak, is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 24 september 2018 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.

Het besluit van 1 juli 2020

3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending daarvan het gebrek te herstellen.

4.    Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij het herstelbesluit het bestemmingsplan "Prins Bernhardstraat 2" opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Dit besluit is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.

5.    Bij het plan wordt niet langer een woonzorginstelling met maximaal 47 zorgwoningen mogelijk gemaakt, maar een woonzorginstelling met maximaal 47 onzelfstandige wooneenheden. Daarbij is een nieuwe definitie van "woonzorginstelling" opgenomen in de planregels, is de definitie van "zorgwoning" geschrapt en is een definitie van "onzelfstandige wooneenheid" toegevoegd.

Het beroep van rechtswege van [appellant] en anderen

6.    [appellant] en anderen hebben geen zienswijze ingediend over de wijze waarop het gebrek is hersteld.

6.1.    De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen het herstelbesluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] en anderen tegen dat besluit is ongegrond.

De beroepen van rechtswege van [belanghebbende B], van [belanghebbende C] en van [belanghebbende A]

7.    [belanghebbende B] en [belanghebbende C] hebben evenmin een zienswijze ingediend over de wijze waarop het gebrek is hersteld.

7.1.    [belanghebbende A] heeft in haar zienswijze vermeld: "Vanuit schadebeperkingsgedachte voor de gemeente Oldenzaal lijkt het dus zaak om de beroepen/het beroep ongegrond te verklaren, na de aanpassingen die buiten overleg met [belanghebbende A] zijn ingebracht." Uit deze tekst blijkt niet dat [belanghebbende A] beroepsgronden wil aanvoeren tegen het herstelbesluit. Die zouden immers kunnen leiden tot een gegrondverklaring en dat is niet wat [belanghebbende A] wil.

7.2.    De Afdeling leidt uit het vorenstaande af dat [belanghebbende B], [belanghebbende C] en [belanghebbende A] geen bezwaren hebben tegen het herstelbesluit. Hun van rechtswege ontstane beroepen tegen dat besluit zijn ongegrond.

Proceskosten

8.     Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 24 september 2018 gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oldenzaal van 24 september 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Prins Bernhardstraat 2";

III.    verklaart de beroepen tegen het besluit van 1 juli 2020 ongegrond;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Oldenzaal aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. A. ten Veen en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2020

288-933.