Uitspraak 201907857/1/R1


Volledige tekst

201907857/1/R1.
Datum uitspraak: 2 september 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellant B] en [appellant C], allen wonend te Den Haag,

[appellanten],

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2019 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse afvalstraatjes in onder meer de Bomenbuurt.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2020, waar [appellant A] en [appellant B] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Wassenburg, J.L. de Vries en P. Haasnoot, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellanten] vrezen voor minder verkeersveiligheid en meer overlast in hun omgeving ten gevolge van het voorgenomen "afvalstraatje". De reden daarvoor is dat het besluit de plaatsing mogelijk maakt van 3 ondergrondse afvalcontainers voor plasticverpakkingen, blik en drinkpakken (hierna: PMD), 2 voor papier, 1 voor textiel en 1 voor glas, in totaal dus 7 containers, bij de Hanenburglaan 122 in de omgeving van hun woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2]. Op deze locatie staan nu al 3 ondergrondse restafvalcontainers (hierna: orac’s). De locatie ligt tegenover de in- en uitgang van de parkeergarage en de los- en laadruimte van een supermarkt aan de Fahrenheitstraat.

Conclusie

1.    De Afdeling is van oordeel dat het beroep van [appellanten] ongegrond is. De Afdeling zal hierna uitleggen waarom zij tot dit oordeel is gekomen.

Is het afvalstraatje nodig?

2.    [appellanten] betogen dat het afvalstraatje niet nodig is, omdat in een straal van 15-30 m rond de locatie al voldoende containers voor glas, papier en PMD staan. Er is volgens hen ook geen behoefte aan een container voor textiel op deze locatie. Verder is er volgens hen in de Bomenbuurt een overschot aan orac’s. Zij geven er de voorkeur aan dat een aantal daarvan wordt vervangen door containers voor overige soorten afval. Ook wijzen zij erop dat op het kruispunt Thomsonlaan-Acaciastraat al ondergrondse containers voor overige soorten afval staan.

2.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat het afvalstraatje nodig is. Volgens het college is het niet wenselijk en niet werkbaar om de containers over de Bomenbuurt te verspreiden, omdat in het kader van het efficiënt en effectief inzamelen van het huishoudelijk afval geprobeerd wordt om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande logistiek van de afvalinzameling.

2.2.    De Afdeling is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het afvalstraatje nodig is. Het college heeft toegelicht dat de containers voor papier en PMD die in de omgeving staan onvoldoende capaciteit hebben. Daardoor wordt vaak afval naast deze containers geplaatst, terwijl die containers bijna dagelijks worden geleegd. Deze toelichting wordt bevestigd door de cijfers van 1 juli 2020 die [appellanten] hebben overgelegd. Volgens deze cijfers is in de Bomenbuurt een tekort aan 2,5 ondergrondse containers voor PMD en 2 voor papier. Er is volgens deze cijfers in de Bomenbuurt ook een overschot aan orac’s. Maar dat betekent niet dat het college had moeten kiezen om verspreid over de wijk orac’s te laten vervangen door containers voor de overige afvalsoorten. Het college heeft er vanwege het belang van een efficiënte en effectieve inzameling van het afval in redelijkheid voor kunnen kiezen om de containers voor de overige afvalsoorten bij elkaar te plaatsen. Verder heeft het college toegelicht dat in het afvalstraatje ook containers voor glas en textiel worden geplaatst, omdat het de gescheiden inzameling van afval wil bevorderen. Dat acht de Afdeling niet onredelijk. Dat op het kruispunt Thomsonlaan-Acaciastraat al ondergrondse containers voor overige soorten afval staan, betekent niet dat het afvalstraatje overbodig is. De afstand van Hanenburglaan 122 tot dat kruispunt is ongeveer 650 m. In artikel 2, onder c, van de Beleidsregel plaatsing ondergrondse afvalsorteerstraatjes Den Haag 2018 (hierna: de Beleidsregel) staat dat de loopafstand tot een afvalstraatje in beginsel niet meer dan 400 m mag bedragen om huishoudens te faciliteren bij het aanbieden van gescheiden afval.

Het betoog slaagt niet.

Had het college een andere locatie voor het afvalstraatje moeten kiezen?

3.    [appellanten] betogen dat de gekozen locatie niet geschikt is voor het afvalstraatje. Volgens hen zal het afvalstraatje leiden tot verkeersonveilige situaties, omdat het kruispunt Hanenburglaan-Fahrenheitstraat overbelast is. Dat komt onder meer doordat continu auto’s van en naar de parkeergarage tegenover de locatie rijden, bij de

los- en laadruimte van de supermarkt veel vrachtwagens lossen en laden en de Hanenburglaan een fietsroute is voor scholieren. Het afvalstraatje zal volgens hen ook leiden tot ernstige geluidoverlast, omdat de in- en uitrit van de parkeergarage en de los- en laadplek van de supermarkt een holle klankkast vormen waardoor het geluid in hoge mate wordt weerkaatst. Verder voldoet de locatie volgens [appellanten] niet aan het criterium in het beleid dat afvalstraatjes in beginsel worden geplaatst op locaties waar al andere inzamelvoorzieningen aanwezig zijn. Het moet volgens hen gaan om inzamelvoorzieningen voor overige soorten afval dan restafval. Zij stellen dat in het Huishoudelijk Afvalplan Den Haag 2016 - 2020 staat dat afvalstraatjes worden geplaatst op locaties waar al 3 van de 4 overige afvalsoorten worden ingezameld.

Verder zijn er volgens [appellanten] andere locaties die geschikter zijn voor de plaatsing van de containers. Zij hebben 6 locaties genoemd, waaronder het kruispunt Thomsonlaan-Acaciastraat. Het steekt hen vooral dat het college er niet voor heeft gekozen om containers te plaatsen bij het kruispunt Nachtegaallaan-Mezenlaan in de Vogelwijk terwijl veel bewoners van die wijk volgens hen nu hun afval naar de containers in de Bomenbuurt brengen.

3.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de gekozen locatie geschikt is. De locaties die [appellanten] hebben genoemd zijn volgens het college minder geschikt.

3.2.    Bij de keuze van een locatie voor containers moet het college een afweging maken van alle betrokken belangen. Aan het college komt bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van containers beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen. Daarbij beoordeelt zij allereerst of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van containers. Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zo veel geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

3.3.    In artikel 2, onder b, van de Beleidsregel staat dat een afvalstraatje in beginsel wordt geplaatst op die locatie waar al andere inzamelvoorzieningen aanwezig waren. In artikel 2, onder d, staat dat de afvalstraatjes bij voorkeur worden gerealiseerd op strategische knooppunten, zoals in de nabijheid van supermarkten, scholen en dergelijke.

3.4.    De Afdeling is van oordeel dat het college de locatie bij Hanenburglaan 122 in redelijkheid geschikt heeft kunnen achten voor het afvalstraatje. Het college heeft in redelijkheid ervan uit kunnen gaan dat het afvalstraatje niet zal leiden tot een ernstige vermindering van de verkeersveiligheid. De locatie ligt op enige afstand van het kruispunt Hanenburglaan-Fahrenheitstraat en het college heeft toegelicht dat het legen van de containers ongeveer 5 tot 10 minuten zal duren, zodat afvalwagens de straat niet lang zullen blokkeren voor ander verkeer. Ook heeft het college in redelijkheid ervan uit kunnen gaan dat het afvalstraatje geen ernstige geluidoverlast zal veroorzaken. Het college heeft toegelicht dat afvalcontainers doorgaans op werkdagen tussen 07:00 en 22:00 uur zullen worden geleegd en het legen niet lang zal duren. Bovendien zullen de containers worden voorzien van geluiddempende voorzieningen. Wat [appellanten] aanvoeren biedt onvoldoende aanknopingspunten dat het geluid op de locatie in hoge mate wordt weerkaatst. Verder voldoet de locatie aan het criterium in het beleid dat een afvalstraatje in beginsel wordt geplaatst op die locatie waar al andere inzamelvoorzieningen aanwezig waren, want op de locatie staan al orac’s. In de Beleidsregel en het Huishoudelijk Afvalplan staat niet dat het moet gaan om inzamelvoorzieningen voor overige afvalsoorten. In het Huishoudelijk Afvalplan staat alleen de feitelijke constatering dat op sommige plaatsen in de stad al locaties zijn waar 3 overige soorten afval worden ingezameld.

Het college heeft ook in redelijkheid de 6 alternatieve locaties niet of minder geschikt kunnen achten. Over het kruispunt Thomsonlaan-Acaciastraat heeft de Afdeling onder 2.2 overwogen dat het feit dat daar al ondergrondse containers staan, niet betekent dat het afvalstraatje overbodig is. Verder heeft het college toegelicht dat 2 van de alternatieve locaties te ver weg zijn van het winkelgebied. Op 2 andere locaties zouden de containers recht voor woningen komen te staan. Over het kruispunt Nachtegaallaan-Mezenlaan heeft het college toegelicht dat het niet nodig is om daar containers te plaatsen, omdat in de Vogelwijk het afval aan huis wordt verzameld en opgehaald. Uit wat [appellanten] aanvoeren, volgt niet dat deze toelichting van het college onjuist is.

Het betoog slaagt niet.

Brief van de gemeente aan omwonenden over het ontwerp

4.    [appellanten] betogen dat de brief van de gemeente over het ontwerp ten onrechte maar aan een paar omwonenden is verstuurd en niet aan alle omwonenden. Ook was deze brief volgens hen misleidend.

4.1.    De Afdeling stelt vast dat de kennisgeving dat het ontwerp ter inzage lag, is gepubliceerd in het Gemeenteblad van Den Haag. Dat is in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. De brief over het ontwerp die het gemeentebestuur naar enkele omwonenden heeft verstuurd, was een niet wettelijk verplichte kennisgeving. Die brief was bovendien niet misleidend. In de brief stond duidelijk dat in het ontwerp een voorstel stond voor een afvalstraatje bij Hanenburglaan 122 en dat het mogelijk was om een zienswijze naar voren te brengen over de voorgestelde locaties. De brief is niet aan alle omwonenden verstuurd maar dat is geen gebrek, omdat het een onverplichte kennisgeving was.

Het betoog slaagt niet.

Proceskosten

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2020

703.