Uitspraak 201905943/1/R1


Volledige tekst

201905943/1/R1.
Datum uitspraak: 17 juni 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Ravotra Schoondijke B.V. en [appellant A], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Schoondijke, gemeente Sluis,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Sluis,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], [locatie 2] (N822) Aardenburg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Ravotra en [appellant A] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2020, waar Ravotra en [appellant A], bij monde van [appellant A], bijgestaan door mr. L. Zuurbier, advocaat te Uden, en de raad, vertegenwoordigd door M.D.J. van Gerwen en M.A. den Boeft, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], bijgestaan door mr. A.B. Verhage, rechtsbijstandsverlener te Sluis, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het perceel [locatie 1] en het perceel [locatie 2] in Aardenburg. Op eerstgenoemd perceel wordt een woning gesloopt en op het perceel aan de Bogaardstraat wordt een woning gerealiseerd.

2.    [appellant A] heeft ter zitting zijn beroep ingetrokken.

3.    Ravotra is gevestigd aan de Groeneweg Oost 2 in Schoondijke. Zij is mede eigenaar van het perceel Bogaardstraat 11 in Aardenburg en exploiteert ter plaatse een varkenshouderij. Het beroep is beperkt tot het plandeel voor het perceel [locatie 2]. Ravotra kan zich daarmee niet verenigen, omdat zij vreest door de op dat perceel mogelijk gemaakte woning beperkt te worden in haar bedrijfsvoering.

Toetsingskader

4.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beperking bedrijfsvoering

5.    Ravotra voert aan dat de voorziene ontwikkeling kan leiden tot een beperking van haar bedrijfsvoering. Daartoe voert zij aan dat onduidelijk is of door de toevoeging van de woning een concentratie van bebouwing wordt gerealiseerd en haar bedrijf daardoor dichterbij de bebouwde kom komt te liggen. Haar bedrijfsvoering zal dan worden beperkt, omdat op grond van artikel 3 van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: de Wgv) binnen de bebouwde kom strengere geurnormen gelden dan buiten de bebouwde kom.

5.1.    Artikel 3, eerste lid, van de Wgv luidt:

"1. Een omgevingsvergunning met betrekking tot een veehouderij wordt geweigerd indien de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object, gelegen:

[…]

c. buiten een concentratiegebied, binnen de bebouwde kom meer bedraagt dan 2,0 odour units per kubieke meter lucht;

d. buiten een concentratiegebied, buiten de bebouwde kom meer bedraagt dan 8,0 odour units per kubieke meter lucht."

5.2.    De invulling van het begrip 'bebouwde kom' als bedoeld in de Wgv wordt bepaald door de aard van de omgeving. Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3491, is in de Memorie van Toelichting bij de Wgv vermeld dat de grens van de bebouwde kom, evenals in de ruimtelijke ordening, wordt bepaald door de aard van de omgeving en is binnen een bebouwde kom de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Dit is daarom een waardering van de feitelijke aard van de bestaande situatie.

In dit plan wordt de bouw van 1 woning aan de [locatie 2] mogelijk gemaakt. Het gebied in de omgeving van die woning kenmerkt zich door akkerbouw, weilanden, agrarische bedrijven en woningen. Ten westen van het plangebied ligt op ongeveer 300 m een woonwijk. Naar het oordeel van de Afdeling is de omgeving van het plangebied dermate dun bebouwd en bewoond dat niet gesproken kan worden van een gebied dat door een aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijfsfunctie heeft. De raad heeft zich gelet daarop terecht op het standpunt gesteld dat het gebied rondom het plangebied ook na realisering van de voorziene woning aan de [locatie 2] niet behoort tot de bebouwde kom en heeft zich gelet daarop in redelijkheid op het standpount kunnen stellen dat de bedrijfsvoering van Ravotra door de voorziene woning niet wordt belemmerd.

Het betoog faalt.

Conclusie

6.    Het beroep is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2020

91-889.