Uitspraak 201706472/2/R1


Volledige tekst

201706472/2/R1.
Datum uitspraak: 13 mei 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellante sub 1] en Q-Tronic B.V., beide gevestigd te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,

2.    [appellant sub 2], wonend te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk,

3.    [appellant sub 3], wonend te Nijkerk,

4.    Landgoed Slichtenhorst B.V., gevestigd te Nijkerk,

en

de raad van de gemeente Nijkerk,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:188, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 30 mei 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2017" (hierna: het oorspronkelijke plan) te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 27 mei 2019, heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, eerste herziening" (hierna: de herziening) vastgesteld.

Bij besluit van 27 mei 2019, heeft de raad tevens het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1" (hierna: het veegplan) vastgesteld.

[appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] hebben zienswijzen naar voren gebracht over de herziening en het veegplan. [appellant sub 2] heeft een zienswijze naar voren gebracht over de herziening.

Landgoed Slichtenhorst heeft beroep ingesteld tegen het veegplan.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2020, waar [appellante sub 1] en Q-Tronic, vertegenwoordigd door mr. E.M. Oskam, advocaat te Utrecht, en [gemachtigde A], [appellant sub 3], bijgestaan door mr. Oskam, Landgoed Slichtenhorst, vertegenwoordigd door mr. Oskam, en [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door drs. W. Bomhof, en mr. J. Oosterkamp, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    In deze uitspraak zijn in de eerste plaats aan de orde de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en [appellant sub 2] tegen het oorspronkelijke plan. Deze beroepen worden hierna besproken onder 2 en 3. Daarnaast zijn aan de orde de beroepen die [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en [appellant sub 2] geacht worden van rechtswege te hebben ingesteld tegen de herziening. Hierna besproken onder 4 en 5. Ten slotte zijn aan de orde de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en Landgoed Slichtenhorst tegen het veegplan. Hierna besproken onder 6 tot en met 12.

De beroepen tegen het oorspronkelijke plan

2.     De uitspraak van 23 januari 2019 is ten dele een einduitspraak en ten dele een tussenuitspraak. De tussenuitspraak is een bestuurlijke lus die betrekking heeft op vijf gebreken in het oorspronkelijke plan.

2.1.    In het beroep van [appellante sub 1] en Q-Tronic gaat de bestuurlijke lus over twee gebreken. In de eerste plaats was voorzien in een te lage bedrijfscategorie voor [appellante sub 1] aan de [locatie 1] te Hoevelaken. Zie de tussenuitspraak onder 5.4.

In de tweede plaats was niet voorzien in de bestaande legale gebruiksmogelijkheden voor de activiteiten van het bedrijf Q-Tronic aan de Oosterdorpsstraat 107B. Zie de tussenuitspraak onder 6.3.

2.2.    In het beroep van [appellant sub 3] gaat de bestuurlijke lus over twee gebreken. In de eerste plaats was voorzien in een te lage bedrijfscategorie voor Bouwbedrijf [appellant sub 3] aan de [locatie 2] te Nijkerk. Zie de tussenuitspraak onder 9.4.

Het tweede gebrek ging over de gronden aan de [locatie 3] van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. De in de planregels voor dit adres beoogde beperkingen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden waren door een vergissing vermeld bij een ander adres, te weten [locatie 4]. Daardoor golden voor de [locatie 3] geen beperkingen. Zie de tussenuitspraak onder 10.2.

2.3.    In het beroep van [appellant sub 2] gaat de bestuurlijke lus over één gebrek. Ten onrechte was niet voorzien in de paardenstal van [appellant sub 2] ten noorden van de gronden met de bestemming "Wonen" aan de [locatie 5] te Nijkerkerveen. Zie de tussenuitspraak onder 17.3.

3.    Gelet op het overwogene onder 2.1 tot en met 2.3 is het oorspronkelijke plan gezien de daarin geconstateerde gebreken vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het betoog slaagt.

De beroepen tegen de herziening

4.    [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] betogen dat van de eerste herziening eerst een onjuist exemplaar en daarna een correct exemplaar ter inzage heeft gelegen. Zij vragen zich af of de correcte versie wel door de raad is vastgesteld.

4.1.    Niet in geschil is dat eerst een onjuist exemplaar van de herziening ter inzage heeft gelegen. Het ging om het plandeel aan de [locatie 3] met de bestemming "Bedrijf - Niet Agrarisch". De regels voorzagen in milieucategorie 2 in plaats van 1. Vervolgens is het plan opnieuw ter inzage gelegd met milieucategorie 1 voor het plandeel aan de [locatie 3].

De Afdeling stelt vast dat in de gemeentelijke Nota bestuurlijke lus van 2 april 2019 milieucategorie 1 is vermeld bij het plandeel aan de [locatie 3]. Deze nota is genoemd in het raadsbesluit. Hieruit volgt dat in het besluit zoals dat door de raad is vastgesteld milieucategorie 1 is toegekend aan het plandeel aan de [locatie 3]. Dit betekent dat het exemplaar dat volgens het gemeentebestuur en appellanten correct is en als laatste ter inzage heeft gelegen, overeenkomt met het vastgestelde besluit. Het betoog faalt.

5.    [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] kunnen instemmen met de wijze waarop de gebreken uit het oorspronkelijke plan met de vaststelling van de herziening zijn hersteld. Zij betwijfelen echter of de herziening nog van toepassing is. Daarover voeren zij aan dat na de vaststelling van de herziening het veegplan is vastgesteld, waar de oude gebreken weer in voorkomen.

5.1.    Ter uitvoering van de bestuurlijke lus heeft de raad de herziening vastgesteld, waarin de onder 2.1 tot en met 2.3 genoemde gebreken zijn hersteld. [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en [appellant sub 2] hebben geen inhoudelijke bezwaren tegen dit herstel. Het betoog slaagt niet.

De vraag welke betekenis deze herziening toekomt in het veegplan dat de raad heeft vastgesteld na de herziening, wordt hierna in het kader van de beroepen tegen het veegplan besproken.

De beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] tegen het veegplan

Relatie tussen de herziening en het veegplan

6.    [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] betwijfelen of de herziening van toepassing is na het vaststellen van het veegplan. Immers na de vaststelling van de herziening heeft de raad, tijdens dezelfde raadsvergadering, het veegplan vastgesteld, waarin de wijzigingen die bij de herziening zijn vastgesteld, niet zijn opgenomen.

6.1.    De raad stelt dat de van toepassing verklaring van het oorspronkelijke plan in artikel 37, lid 37.1, van het veegplan ook de herziening omvat. In dit verband wijst de raad erop dat de herziening is vastgesteld in het kader van de bestuurlijke lus en daarom onlosmakelijk verbonden is met het oorspronkelijke plan en daarom geacht moet worden daar onderdeel van uit te maken.

6.2.    Artikel 37, lid 37.1, van het veegplan luidt:

"Het bestemmingsplan Buitengebied 2017 van de gemeente Nijkerk, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2017 (NL.IMRO.0267.BP0057-0003) blijft van kracht, met dien verstande dat:

a. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - veegplan 1’, de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied 2017 vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2017, volledig wordt vervangen inclusief alle ter plaatse geldende aanduidingen;

b. de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2017 vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2017, als volgt worden gewijzigd:

1. de tekstdelen welke in de voorliggende regels met groene tekst zijn weergegeven, worden aan de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2017 van de gemeente Nijkerk toegevoegd;

2. de tekstdelen welke in de voorliggende regels zijn ‘doorgehaald’, worden uit de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2017 verwijderd."

6.3.    Het veegplan is het op 27 mei 2017 laatst vastgestelde plan. Artikel 37, lid 37.1, van de planregels van het veegplan bepaalt dat het oorspronkelijke plan van toepassing is in combinatie met de wijzigingen uit het veegplan. De wijzigingen in de herziening worden hier niet genoemd. Naar het oordeel van de Afdeling betekent dit dat in het veegplan geen betekenis toekomt aan de herziening.

De redenering van de raad dat de herziening is vastgesteld in het kader van de bestuurlijke lus en daarom onlosmakelijk verbonden is met het oorspronkelijke plan en de van toepassing verklaring van het oorspronkelijke plan in artikel 37, lid 37.1, van het veegplan dus ook de herziening omvat, volgt de Afdeling niet. De herziening bevat een van het oorspronkelijke plan afwijkend nieuw besluit. De Afdeling kan dit niet anders zien dan als een zelfstandig besluit in de zin van de Awb. Dat in de wet is voorzien in een bijzondere processuele regeling voor een besluit als dit doet hieraan niet af. Ook al strekt de herziening ertoe het oorspronkelijke besluit te wijzigen, het blijven twee op zich zelf staande besluiten. Verwijzing naar het oorspronkelijke besluit impliceert daarom niet automatisch ook een verwijzing naar de herziening.

7.    In wat [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het veegplan is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb, voor zover het herstel van de onder 2.1 tot en met 2.3 genoemde gebreken in de herziening daarin ongedaan gemaakt is. Het betoog slaagt.

Buitenopslag

8.    [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] betogen dat het veegplan ten onrechte voorziet in nieuwe, strengere voorwaarden om bij een nader besluit extra buitenopslag toe te staan. Volgens hen is deze wijziging niet gemotiveerd en te beperkend voor de bedrijfsvoering.

8.1.    De raad stelt dat de verstedelijking van het buitengebied snel toeneemt door buitenopslag bij niet-agrarische bedrijven. Daarom wenst de raad bij een verzoek om extra buitenopslag compensatie. Dat sluit aan bij het regionale beleid om verstedelijking en verstening van het buitengebied tegen te gaan. De twee extra voorwaarden zijn toegevoegd op basis van het in 2018 vastgestelde "Regio Food Valley functieveranderingsbeleid 2016" (hierna: het functieveranderingsbeleid), aldus de raad.

8.2.    Niet in geschil is dat eventueel bestaande legale buitenopslag op grond van het veegplan is toegestaan, dan wel onder het overgangsrecht mag worden voortgezet. Het geschil spitst zich toe op de voorwaarden om bij een nader besluit extra buitenopslag toe te staan. Daarbij gaat het, gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, in het bijzonder om het percentage uit artikel 9, lid 9.6.3, onder a, van de regels van het veegplan en de voorwaarden onder e en g.

8.3.    Het oorspronkelijke plan voorzag in een afwijkingsbevoegdheid voor extra buitenopslag binnen de bestemming "Bedrijf - Niet Agrarisch". Die regeling is geschrapt in het veegplan. Artikel 9, lid 9.5.1, van de regels van het oorspronkelijke plan, luidde:

"9.5.1 Buitenopslag

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4, ten behoeve van het gebruiken van gronden ten behoeve van buitenopslag onder de voorwaarden dat:

a. maximaal 20 % van de onbebouwde gronden tot een maximum van 500 m² gebruikt mag worden ten behoeve van buitenopslag;

b. de hoogte van buitenopslag niet meer mag bedragen dan 3 m;

c. de buitenopslag achter de voorgevelrooilijn dient te worden gesitueerd;

d. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan."

8.4.    In het veegplan is daarvoor in de plaats een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Artikel 9, lid 9.6.3, van de regels van het veegplan, luidt:

"9.6.3 Toestaan buitenopslag bij bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het gebruiken van gronden ten behoeve van buitenopslag bij het bedrijf, met inachtneming van het volgende:

a. maximaal 20 % van de onbebouwde gronden tot een maximum van 500 m² gebruikt mag worden ten behoeve van buitenopslag;

b. de buitenopslag achter de voorgevelrooilijn dient te worden gesitueerd;

c. de hoogte van buitenopslag niet meer mag bedragen dan 3 m;

d. buitenopslag wordt vastgelegd door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag';

e. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;

f. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing;

g. om een bepaalde oppervlakte buitenopslag toe te staan, dient sprake te zijn van de sloop van gebouwen waarbij voor iedere 1 m2 1 m2 sloop moet plaatsvinden."

8.5.    De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid heeft kunnen voorzien in de voorwaarden uit artikel 9, lid 9.6.3, onder a en e, van de regels van het veegplan. De Afdeling acht de voorwaarde onder g echter onvoldoende gemotiveerd. Zij komt tot die conclusies op grond van de volgende overwegingen.

8.6.    De Afdeling stelt voorop dat de raad in redelijkheid een belangrijk gewicht heeft kunnen toekennen aan het behoud van openheid van het buitengebied. Daarom heeft de raad in redelijkheid voorwaarden kunnen opnemen waarmee beperkingen worden opgelegd aan extra buitenopslag. Bij het stellen van dergelijke voorwaarden moet wel een zorgvuldige afweging worden gemaakt van alle bij het plan betrokken belangen, waaronder de belangen van bedrijven als [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] om onder redelijke voorwaarden in aanmerking te kunnen komen voor extra buitenopslag, benodigd voor hun bedrijfsvoering.

8.7.    Het percentage van de onbebouwde gronden dat mag worden gebruikt ten behoeve van buitenopslag vermeld in artikel 9, lid 9.6.3, onder a, van de regels het veegplan acht de Afdeling niet onredelijk. In dit verband heeft zij niet alleen laten wegen dat dit percentage gelijk is aan dat in artikel 9, lid 9.5.1, van de regels van het oorspronkelijke plan en in zoverre voor [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] ook geen verslechtering inhoudt, maar ook dat [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] hun bezwaren tegen dit percentage niet hebben geconcretiseerd. Voor het oordeel dat aan dit percentage geen goede planologische afweging ten grondslag ligt tussen het belang bij de openheid van het buitengebied en het belang bij de bruikbaarheid van de gronden met de bestemming "Bedrijf - Niet Agrarisch" bestaat dan ook geen grond.

Om dezelfde redenen is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid in artikel 9, lid 9.6.3, onder e, van de regels van het veegplan de voorwaarde kunnen opnemen dat de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond.

8.8.    De Afdeling stelt vast dat de voorwaarde vermeld in artikel 9, lid 9.6.3, onder g, van de regels van het veegplan, op grond waarvan voor elke vierkante meter aan extra buitenopslag een vierkante meter aan gebouwen moet worden gesloopt, nieuw is. De raad heeft deze voorwaarde gemotiveerd met verwijzing naar het regionale functieveranderingsbeleid. De raad heeft niet kunnen motiveren waarom een regeling voor gebouwen ook moet worden toegepast op buitenopslag. Ook in het regionale functieveranderingsbeleid heeft de Afdeling een motivering daarvoor niet aangetroffen. De Afdeling acht de aard van gebouwen ten opzichte van de aard van opslag, in gebruikelijke omvang, hoogte en verschijningsvorm, maar ook in te verwachten duur, te verschillend om zonder nadere motivering zo’n regeling ook toe te passen op opslag. Het beroep slaagt in zoverre.

9.    In wat [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] hebben aangevoerd over de buitenopslag ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het veegplan niet berust op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb, voor zover het betreft artikel 9, lid 9.6.3, onder g, van de planregels.

Het beroep van Landgoed Slichtenhorst B.V. tegen het veegplan

10.    Landgoed Slichtenhorst heeft beroep ingesteld tegen het veegplan. Zij kan niet instemmen met de verkleining van de maximaal toegestane omvang van een mestplaat binnen de bestemming "Wonen" en de gewijzigde regeling voor erfontsluitingswegen en -paden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden".

Omvang mestplaat binnen de bestemming "Wonen"

11.    Landgoed Slichtenhorst betoogt dat in het veegplan de mogelijkheid om binnen de bestemming "Wonen" een mestplaat te realiseren ten onrechte is verkleind van 25 m2 naar 6 m2. Hierbij voert zij aan dat, gelet op de omvang van haar landgoed niet snel sprake zal zijn van hinder op naastgelegen percelen. Voorts heeft de raad volgens Landgoed Slichtenhorst ten onrechte aan deze keuze ten grondslag gelegd dat een kleinere mestplaat milieukundige voordelen zou hebben. Met een kleinere mestplaat moet namelijk vaker mest worden opgehaald. Dat leidt tot meer verkeersbewegingen, meer geurhinder en meer stikstofdepositie.

Voorts heeft de raad volgens Landgoed Slichtenhorst voor de toegestane omvang ten onrechte aangesloten bij de milieurechtelijke grens voor bedrijfsmatig gebruik. In het ruimtelijk spoor kan die grens niet zonder meer worden overgenomen omdat daar meerdere aspecten van belang zijn, waaronder het ontplooien van commerciële activiteiten met een winstoogmerk.

11.1.    De planregeling voor de bestemming "Wonen" in het oorspronkelijke plan was neergelegd in artikel 22 van de planregels. Artikel 22, lid 22.2.1, aanhef en onder e, luidde:

"Op de gronden als bedoeld in lid 22.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

e. mestplaat, met een maximale oppervlakte van 25 m2, en een bouwhoogte van 2,5 m;".

11.2.    Artikel 22, lid 22.2.1, aanhef en onder f en g, van de planregels uit het veegplan luidt:

"Op de gronden als bedoeld in lid 22.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

f. een mestplaat, met een maximale oppervlakte van 6 m2, een maximale inhoud van 6 m3 en een maximale bouwhoogte van 1 m, of:

1. indien de bestaande vergunde oppervlakte meer bedraagt, niet meer dan de bestaande oppervlakte;

2. een maximale oppervlakte van 10 m2, een maximale inhoud van 10 m3 en een maximale bouwhoogte van 1 m, indien dit noodzakelijk is vanwege opslag tijdens het uitrijverbod;

g. een mestplaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit agrarisch', met een maximale oppervlakte van 10 m2, een maximale inhoud van 10 m3 en een maximale bouwhoogte van 1 m;".

11.3.    De Afdeling komt tot het oordeel dat de raad voor de bestemming "Wonen" in redelijkheid heeft kunnen voorzien in een mestplaat met een maximale oppervlakte van 6 m2. Zij komt tot die conclusie op grond van de volgende overwegingen.

11.4.    Gelet op artikel 22, lid 22.2.1, van de planregels respecteert het veegplan alle bestaande legale mestplaten binnen de bestemming "Wonen", ongeacht de omvang. Het betoog van Landgoed Slichtenhorst spitst zich toe op de mogelijkheid om het gebruik voor mestplaten uit te breiden tot meer dan 6, dan wel 10 m2, waar dergelijk gebruik nog niet bestond.

De Afdeling stelt voorop dat in het algemeen aan nog onbenutte mogelijkheden ingevolge een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten of aanspraken kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen bestaande bestemmingen en regels voor gronden wijzigen.

Met de keuze om de maximale omvang van een mestplaat binnen de bestemming "Wonen" te beperken, heeft de raad beoogd verrommeling van het landschap tegen te gaan. Aan dat oogmerk heeft de raad in redelijkheid een belangrijk gewicht kunnen toekennen. In hetgeen Stichting Slichtenhorst naar voren heeft gebracht, heeft de Afdeling geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de raad dat de omvang van 6 m2, die tijdens het uitrijverbod naar 10 m2 kan worden uitgebreid, onredelijk klein is voor hobbymatig gebruik binnen de bestemming "Wonen". De Afdeling kan in dit verband ook niet eraan voorbijzien dat de raad in dit geval heeft aangesloten bij de milieurechtelijke ondergrens van 10 m2 uit het Besluit omgevingsrecht. Landgoed Slichtenhorst stelt terecht dat de raad daaraan bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet is gebonden, maar dat neemt niet weg, dat de raad erbij mag aansluiten.

Op het punt dat Landgoed Slichtenhorst aanvoert dat de raad er ten onrechte van uitgaat dat een kleinere mestplaat milieukundige voordelen zou hebben, overweegt de Afdeling dat het belang om verrommeling van het landschap tegen te gaan een zelfstandige dragende motivering van de gemaakte keuze is. Daarom hoeft de vraag in hoeverre de raad ook gewicht heeft mogen toekennen aan mogelijke milieukundige voordelen van een kleinere mestplaat geen bespreking.

Ontsluitingswegen en paden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden"

12.    Landgoed Slichtenhorst betoogt dat op onjuiste wijze is voorzien in bestaande en nieuwe erfontsluitingswegen en -paden. Zij vraagt zich af of gelet op artikel 36, lid 36.1, van de regels van het veegplan de aanleg van nieuwe erfontsluitingswegen en -paden mogelijk is. Daarbij voert zij aan dat de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden" in dat verband niet is genoemd.

Voorts voert Landgoed Slichtenhorst hierbij aan dat in artikel 6, lid 6.1, onder o en s, van de planregels van het veegplan ten onrechte "bestaande legale" is toegevoegd. Volgens haar is onduidelijk wat onder "bestaande legale" erfontsluitingswegen en -paden wordt verstaan.

12.1.    Artikel 36, lid 36.1, van de planregels van het veegplan vereist een omgevingsvergunning voor het aanleggen en verharden van wegen en paden. Dit stelsel geldt voor gronden met de daar genoemde aanduidingen waaronder "overige zone - polderlandschap" en "overige zone - kampenlandschap". Daarnaast geldt dit stelstel voor gronden met de daar genoemde bestemmingen "Natuur" en "Bos".

12.2.    Met het stelsel in artikel 36, lid 36.1, van de planregels van het veegplan is voor aanleg van nieuwe erfontsluitingswegen en -paden op in dit artikel genoemde gronden een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunningplicht geldt voor de gronden met in dit artikel genoemde aanduiding/aanwijzing binnen een agrarische bestemming, en voor gronden met de bestemming Natuur of Bos. Als vergunning is verleend, kunnen op deze gronden nieuwe erfontsluitingswegen en -paden worden aangelegd. Hierover verschillen partijen niet van mening. Het geschil spitst zich toe op de vraag wat dit stelsel betekent voor gronden die daarin niet zijn genoemd. Landgoed Slichtenhorst vreest dat de aanleg van nieuwe ontsluitingswegen dan niet mogelijk is. De Afdeling komt tot een ander oordeel. Voor gronden die niet zijn genoemd in artikel 36, lid 36.1 geldt geen vergunningplicht en wordt de aanleg van nieuwe erfontsluitingswegen en -paden niet beperkt.

Overigens zijn alle gronden van Landgoed Slichtenhorst voorzien van een van de in artikel 36 genoemde aanduidingen, zoals de raad ter zitting ook heeft bevestigd. Dit betekent dat Landgoed Slichtenhorst nieuwe erfontsluitingswegen en paden op haar gronden aan kan leggen, mits daarvoor omgevingsvergunning is verleend.

In zoverre faalt het betoog.

12.3.    De planregeling voor de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden" in het oorspronkelijke plan was neergelegd in artikel 6 van de planregels. Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder o en s, luidde:

"De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

o. erfontsluitingswegen en -paden ten behoeve van de andere in dit plan voorkomende bestemmingen;

met daaraan ondergeschikt:

s. erfontsluitingswegen en -paden ten behoeve van de andere in dit plan voorkomende bestemmingen;".

12.4.    Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder o en s, van de planregels van het veegplan luidt:

"De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

o. bestaande legale erfontsluitingswegen en -paden;

met daaraan ondergeschikt:

s. bestaande erfontsluitingswegen en -paden;".

12.5.    Artikel 1, aanhef en onder 1.18, van de planregels van het veegplan luidt:

"In dit plan wordt verstaan onder:

bestaand:

[…]

bij gebruik: legaal gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel nadien kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;"

12.6.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat onder "bestaande legale" erfontsluitingswegen en -paden in artikel 6, lid 6.1, van de planregels van het veegplan ook nieuwe erfontsluitingswegen en -paden worden verstaan die worden vergund krachtens artikel 36, lid 36.1, van de planregels. Dat acht de Afdeling een redelijke uitleg van de planregels. Het betoog faalt.

12.7.    Landgoed Slichtenhorst betoogt dat in artikel 6, lid 6.1, onder o en s, van de planregels ten onrechte de frase "ten behoeve van de andere in dit plan voorkomende bestemmingen" is verwijderd. Zij wensen op het landgoed wel gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid om erfontsluitingswegen en -paden voor andere bestemmingen te kunnen gebruiken.

12.8.    Een redelijke uitleg van artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder o en s, van de planregels uit het veegplan is, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, dat erfontsluitingswegen en -paden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden" ook voor andere bestemmingen mogen worden gebruikt. Het betoog faalt.

Conclusie over alle beroepen

13.    Gelet op overweging 3 zijn de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en [appellant sub 2] gegrond en moet het oorspronkelijke plan worden vernietigd voor zover daarin voor hen niet in een toereikende bestemmingsregeling is voorzien. Beslist wordt dan ook als in de beslissing vermeld onder I, en II.

14.    Gelet op overweging 5.1 zijn de beroepen tegen het herzieningsbesluit ongegrond. Beslist wordt dan ook als in de beslissing vermeld onder III.

15.    Gelet op de overweging 7 en 9 zijn de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] tegen het veegplan gegrond. De Afdeling ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb voor het onder 7 genoemde gebrek te bepalen dat de wijzigingen uit de herziening integraal onderdeel vormen van het veegplan en te bepalen dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het veegplan voor zover dat is vernietigd. Gelet op de samenhang en de rechtszekerheid zal de Afdeling bij de vernietiging ook het plandeel voor de paardenstal van [appellant sub 2] ten noorden van de gronden met de bestemming "Wonen" aan de [locatie 5] Nijkerkerveen betrekken. Dit overeenkomstig bijlage 1 en de kaarten in bijlage 2 behorend bij deze uitspraak. Naar aanleiding van het onder 9 geconstateerde gebrek zal de Afdeling artikel 9, lid 9.6.3, onder g vernietigen. Zie hiervoor de beslissing onder IV tot en met VIII. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de onderdelen VI. en VII. van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, ruimtelijkeplannen.nl. Voor een goed begrip merkt de Afdeling op dat vernietiging van artikel 9, lid 9.6.3, onder g van de planregels van het veegplan niet betekent dat de raad niet alsnog, maar dat met een toereikende motivering, een planregel van die strekking mag opnemen in dat plan dan wel kan voorzien in andere wijzigingsvoorwaarden.

16.    Gelet op de overwegingen over het beroep van Landgoed Slichtenhorst tegen het veegplan is dat beroep ongegrond. Die beslissing is neergelegd onder X.

Proceskosten

17.    De raad dient voor de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] op in het dictum onder XI tot en met XIII vermelde wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 30 mei 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2017" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van 30 mei 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2017", voor zover voor [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en [appellant sub 2] niet in een toereikende bestemmingsregeling is voorzien;

III.    verklaart de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] tegen het besluit van 27 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, eerste herziening" ongegrond;

IV.    verklaart de beroepen van [appellante sub 1] en Q-Tronic en [appellant sub 3] tegen het besluit van 27 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1" gegrond;

V.    vernietigt het besluit van 27 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1" voor zover:

a. daarin niet is voorzien in de opneming van de wijzigingen uit de herziening;

b. het betreft artikel 9, lid 9.6.3, onder g, van de planregels;

VI.    bepaalt dat de planregels bij het besluit van 27 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1" worden gewijzigd conform hetgeen is opgenomen in bijlage 1 bij deze uitspraak;

VII.    bepaalt dat de verbeelding bij het besluit van 27 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1" wordt gewijzigd conform hetgeen is opgenomen in bijlage 2 bij deze uitspraak onder kaart 1 en kaart 2;

VIII.    bepaalt dat deze uitspraak wat betreft het onder VI. en VII. vermelde in de plaats treedt van het besluit van 27 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1", voor zover dit is vernietigd;

IX.    draagt de raad van de gemeente Nijkerk op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de onderdelen V., onder b, VI. en VII. worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

X.    verklaart het beroep van Landgoed Slichtenhorst B.V. tegen het besluit van 27 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, eerste herziening" ongegrond;

XI.    veroordeelt de raad van de gemeente Nijkerk tot vergoeding van bij [appellante sub 1] en Q-Tronic B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.916,72 (zegge: negentienhonderdzestien euro en tweeënzeventig cent), waarvan € 1.837,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

XII.    veroordeelt de raad van de gemeente Nijkerk tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.352,11 (zegge: dertienhonderdtweeënvijftig euro en elf cent), waarvan € 1.312,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

XIII.    veroordeelt de raad van de gemeente Nijkerk tot vergoeding van bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.916,72 (zegge: negentienhonderdzestien euro en tweeënzeventig cent), waarvan € 1.837,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

XIV.    gelast dat de raad van de gemeente Nijkerk aan [appellante sub 1] en Q-Tronic, [appellant sub 3] en [appellant sub 2] het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) voor [appellante sub 1] en Q-Tronic B.V., met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2] en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2020

635.

BIJLAGE 1

Wijzigingen

In artikel 3, lid 3.1 wordt onder vernummering toegevoegd:

m. een bijgebouw ten dienst van opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kapschuur', met een maximale oppervlakte van 20 m2;

In artikel 3, lid 3.2.3 onder i wordt onder rij 5 in de tabel toegevoegd:

| Bijgebouw ten dienste van opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kapschuur' | 3 | 6 |

In artikel 9, lid 9.1 onder a wordt de rij [locatie 4] vervangen door:

|[locatie 3] | Opleidingscentrum incl. kantoor | 0 | 426 | 1 |

In artikel 9, lid 9.1 onder a wordt de rij [locatie 2] in de tabel als volgt gewijzigd:

|[locatie 2] | Bouwbedrijf | 2 | 566 | 3.2 |

In artikel 9, lid 9.1 onder a wordt de rij [locatie 1] en Oosterdorpsstraat 107b vervangen door:

|[locatie 1] | Bouwbedrijf | 0 | 670 | 3.2 |

|Oosterdorpsstraat 107b | Elektrische aandrijvingen voor machinebouw en elektrotechniek  | 0 | 330 | 3.2 |

BIJLAGE 2

Kaart 1 voor het plandeel aan de [locatie 1] en Oosterdorpsstraat 107B te Hoevelaken:

Kaart 2 voor het plandeel voor de paardenstal van [appellant sub 2] ten noorden van de gronden met de bestemming "Wonen" aan de [locatie 5] te Nijkerkerveen: