Uitspraak 202000160/2/R4


Volledige tekst

202000160/2/R4.
Datum uitspraak: 6 mei 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Wijk bij Duurstede (hierna in mannelijk enkelvoud: [verzoeker]),

en

de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie]-2017" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft partijen telefonisch gehoord op 23 april 2020. Aan deze telefonische hoorzitting hebben deelgenomen [verzoeker], bijgestaan door mr. J.P. Hoegee, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door M. Heldoorn. Namens Weveo Holding B.V. heeft [gemachitgde] deelgenomen aan de telefonische hoorzitting.

Overwegingen

1.    In verband met de in Nederland ontstane uitzonderlijke situatie door het uitbreken van het coronavirus en de in verband daarmee door de Nederlandse regering getroffen maatregelen om verspreiding van dit virus te voorkomen, kon in deze zaak een zitting in fysieke vorm niet plaatsvinden. Om die reden zijn partijen gehoord in een gezamenlijke telefonische hoorzitting.

2.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

3.    [verzoeker] is eigenaar van het perceel [locatie] in Wijk bij Duurstede. Op dit perceel is een woning aanwezig. Het voorheen geldende bestemmingsplan maakte de bouw van een tweede woning op dit perceel mogelijk.

4.    Het bestemmingsplan "[locatie]-2017" maakt de bouw van een nieuwe woning mogelijk op gronden ten noorden van het perceel van [verzoeker]. Die gronden zijn eigendom van Weveo Holding.

De mogelijkheid om een tweede woning te bouwen op het perceel van [verzoeker] is daarbij verwijderd. Aldus is de mogelijkheid om een nieuwe woning te bouwen verplaatst van het perceel van [verzoeker] naar de gronden van Weveo Holding.

De nieuw te bouwen woning is een zogenoemde ruimte voor ruimte woning, waarbij compenserende woningbouw mag plaatsvinden in ruil voor de sloop van andere bebouwing. Volgens de raad bevat het bestemmingsplan de planologische regeling zoals deze oorspronkelijk was beoogd bij de sloop van de oude bebouwing. De provinciale regelgeving maakt het niet mogelijk dat zowel op het perceel van [verzoeker] als op de gronden van Weveo Holding een nieuwe woning wordt gebouwd, zo stelt de raad.

5.    Na afloop van de beroepstermijn is het bestemmingsplan in werking getreden. Weveo Holding heeft een omgevingsvergunning gevraagd voor de bouw van een woning op haar gronden. Bij besluit van 9 april 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede de gevraagde omgevingsvergunning verleend.

[verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van de omgevingsvergunning. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om het bestemmingsplan te schorsen.

6.    Gelet op de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie, die onder meer is neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0510, heeft [verzoeker] in beginsel een spoedeisend belang bij de schorsing van het bestemmingsplan. Als het bestemmingsplan in werking blijft en als het gemeentebestuur daarna een besluit zou nemen op het bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning, dan vormt het bestemmingsplan daarbij het toetsingskader en kan een latere vernietiging van het bestemmingsplan door de Afdeling daaraan niet afdoen.

Er bestaat in beginsel geen spoedeisend belang als het gemeentebestuur in deze procedure zou verklaren dat niet wordt beslist op het bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning voordat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan over het bestemmingsplan en als Weveo Holding bovendien zou verklaren dat zij niet zal beginnen met de bouw van de woning voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan.

7.    Bij de telefonische hoorzitting is gebleken dat het gemeentebestuur in beginsel bereid is om te wachten met het nemen van het besluit op het bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning, totdat de Afdeling in de hoofdzaak heeft beslist over het beroep tegen het bestemmingplan.

Weveo Holding heeft tijdens de telefonische hoorzitting verklaard dat zij niet zal beginnen met de bouw van de woning voordat de aan haar verleende omgevingsvergunning onherroepelijk is. Zij sluit echter niet uit dat zij gebruik zal maken van de haar ter beschikking staande middelen om een tijdig besluit op bezwaar over de verlening van de omgevingsvergunning af te dwingen bij het gemeentebestuur. Blijkens de telefonische hoorzitting is niet uitgesloten dat het gemeentebestuur in dat geval toch zal overgaan tot het nemen van het besluit op bezwaar.

8.    Gelet op het voorgaande en nu de behandeling van de hoofdzaak nader onderzoek vergt waarvoor deze procedure zich niet leent, ziet de voorzieningenrechter, bij afweging van alle betrokken belangen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

9.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede van 12 november 2019, waarbij het bestemmingsplan "[locatie]-2017" is vastgesteld;

II.    veroordeelt de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,-- (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.    gelast dat de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,-- (zegge: honderdachtenzeventig euro) voor de behandeling van het verzoek vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2020

208.