Uitspraak 201900741/1/R1


Volledige tekst

201900741/1/R1.
Datum uitspraak: 15 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in het geding tussen:

1.    Stichting Dorpsraad Spaarndam, gevestigd te Spaarndam, gemeente Haarlem,

2.    [appellant sub 2], wonend te Spaarndam, gemeente Haarlem,

en

de raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude (thans: de gemeente Haarlemmermeer),

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Waterwoningen Woongebied SpaarneBuiten 2018" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Stichting Dorpsraad en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Stichting Dorpsraad, [appellant sub 2] en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2019, waar Stichting Dorpsraad, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door J. Monster, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.H.A. van der Grinten en mr. J. Wijmans, beiden advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Inleiding

1.    Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Woongebied SpaarneBuiten 2012" vastgesteld. Dit plan voorzag in de herontwikkeling van het voormalige bedrijventerrein van Koninklijke Volker Wessels Stevin tot een woongebied met ongeveer 315 woningen, enkele commerciële voorzieningen, een jachthaven en een groengebied. Daarbij was voorts uitgegaan van de realisatie van acht zogenoemde waterwoningen aan de oever van De Mooie Nel.

1.1.    Bij uitspraak van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3386, heeft de Afdeling de beroepen van Stichting Dorpsraad en [appellant sub 2] gegrond verklaard en het besluit van de raad van 25 juni 2013 vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 2", voor zover daarmee aan de oever van De Mooie Nel wordt voorzien in waterwoningen en voor zover het betreft artikel 4, lid 4.3, onder 4.3.1, van de planregels.

1.2.    De Afdeling heeft, samengevat weergegeven, overwogen dat de raad ten aanzien van de voorwaarde van artikel 13, tweede lid, onder c, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie van maart 2013 niet draagkrachtig heeft gemotiveerd dat de waterwoningen niet elders binnen het plangebied kunnen worden gerealiseerd en voorts ten onrechte niet heeft bezien of de woningbouw kan worden gerealiseerd binnen het bestaand bebouwd gebied voor zover dat buiten het plangebied ligt.

1.3.    Het voorliggende plan voorziet opnieuw in de realisatie van acht woningen aan de oever van De Mooie Nel. De beoogde waterwoningen liggen ten zuiden van het dorp Spaarndam, tussen de zogenoemde landschapsheuvel en een inham van De Mooie Nel. Aan het plangebied is de bestemming "Wonen - 2" toegekend. In het plan "Spaarndam Zuid 1970" was aan het plangebied de bestemming "openbaar groen" toegekend. Het woongebied SpaarneBuiten - waar de waterwoningen onderdeel van uitmaken - is grotendeels gerealiseerd.

2.    Stichting Dorpsraad kan zich niet verenigen met het plan, omdat de voorziene woningen volgens haar leiden tot een aantasting van de groene bufferzone en verkeersoverlast. [appellant sub 2] woont aan de [locatie] en kan zich niet verenigen met het plan, omdat de woningen volgens hem zullen leiden tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

3.    [belanghebbende] is de projectontwikkelaar van de voorziene woningen.

Ontvankelijkheid

- Stichting Dorpsraad

4.    De raad stelt dat het beroep van Stichting Dorpsraad, gelet op de statutaire doelstelling, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De statutaire doelen zijn zo algemeen dat deze onvoldoende onderscheidend zijn, aldus de raad. Daarom is het belang van Stichting Dorpsraad volgens de raad niet rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken. Hij wijst op de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2164. Daarnaast stelt de raad, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3833, dat Stichting Dorpsraad niet rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt, omdat dit besluit niet binnen de reikwijdte van haar statutaire doelstelling valt.

4.1.    Ingevolge artikel 8:1, in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de  Awb) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Artikel 1:2, eerste lid, luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken." In het derde lid staat: "Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen."

4.2.    Artikel 3 van de statuten van Stichting Dorpsraad luidt:

"1. De stichting heeft ten doel het in stand houden en tot ontplooiing brengen van de door de eeuwen heen gehandhaafde Spaarndamse gemeenschap en streeft er naar de inwoners van Spaarndam meer invloed te geven op aangelegenheden die voor hen van direct belang zijn, alsmede voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.

2. De stichting tracht het onder lid 1 omschreven doel te bereiken met alle wettige middelen, welke tot het gestelde doel kunnen leiden, waaronder in het bijzonder is begrepen de bestrijding van de aantasting van de belangen van het dorp Spaarndam en het in rechte optreden voor de belangen van de dorpsgemeenschap. De stichting geeft gevraagd advies; doet op eigen initiatief voorstellen of aanbevelingen over aangelegenheden Spaarndam betreffende, aan onder andere gemeentebesturen. De stichting tracht de saamhorigheid en de burgerzin te bevorderen, onder meer door - binnen de gestelde grenzen - Spaarndammers inspraak in eigen aangelegenheden te geven. De stichting tracht alle krachten, werkzaam op maatschappelijk, sociaal en cultureel gebied mede tot ontplooiing te brengen, niet dan in samenwerking met de betreffende besturen."

4.3.    Stichting Dorpsraad heeft uiteengezet dat zij naast het voeren van procedures ook andere feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van de statutaire belangen. Zo organiseert zij bijeenkomsten en thema-avonden over onder meer het verkeer, de buffer en andere lokale aangelegenheden, houdt zij twee keer per jaar openbare dorpsraadvergaderingen en geeft zij vier keer per jaar een eigen blad - het Dorpsorgaan - uit in het kader van informatieverstrekking over haar activiteiten. Volgens haar vormen de groene buffer en de leefbaarheid in de dorpen kernwaarden van Spaarndam, waarbij de verkeersveiligheid van belang is. Naar het oordeel van de Afdeling is de statutaire doelstelling van Stichting Dorpsraad territoriaal beperkt tot Spaarndam en toegespitst op een voldoende specifiek algemeen belang. Gelet hierop en op de feitelijke werkzaamheden die zij verricht, wordt Stichting Dorpsraad door het bestreden besluit rechtstreeks getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Dit betekent dat Stichting Dorpsraad belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid en derde lid, van de Awb bij het bestreden besluit. Het beroep van Stichting Dorpsraad is ontvankelijk. De Afdeling ziet in de door de raad genoemde uitspraken geen grond om tot een andere conclusie te komen, omdat in het voorliggende geval ook sprake is van feitelijke werkzaamheden en de door Stichting Dorpsraad aangedragen belangen behoren tot de collectieve belangen die zij krachtens haar statuten in het bijzonder behartigt.

- [appellant sub 2]

5.    De raad stelt dat het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk is, omdat hij op een te grote afstand van het plangebied woont en daar geen zicht op heeft. Volgens de raad heeft [appellant sub 2] derhalve geen rechtstreeks belang bij het bestreden besluit.

5.1.    [appellant sub 2] woont op een afstand van ongeveer 645 m van het plangebied. Tussen zijn woning en het plangebied bevinden zich de reeds gerealiseerde woningen in het woongebied SpaarneBuiten. Ter zitting heeft [appellant sub 2] toegelicht dat hij, anders dan ten tijde van de vorige procedure, vanuit zijn woning geen zicht meer heeft op het plangebied. Mede gelet op de aard en omvang van de voorziene ontwikkeling acht de Afdeling niet aannemelijk dat [appellant sub 2] verkeersoverlast van enige betekenis zal ondervinden van het plan. Gelet hierop en gelet op de afstand en het ontbreken van zicht is de ruimtelijke uitstraling van de ontwikkeling niet zodanig dat zijn belangen rechtstreeks bij het plan zijn betrokken. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat desondanks een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. De omstandigheid dat [appellant sub 2] waterrecreant is, is daarvoor niet voldoende. Dit betekent dat [appellant sub 2] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, en dat hij daartegen geen beroep kan instellen. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk. Derhalve wordt niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Toetsingskader

6.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Bufferzone (artikel 24 en 15 van de PRV)

7.    Stichting Dorpsraad betoogt dat het plan in strijd met artikel 24, eerste lid, onder a, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland (hierna: de PRV) is vastgesteld. Zij voert in de eerste plaats aan dat nu het plangebied deel uitmaakt van een bufferzone als bedoeld in artikel 24 van de PRV, het bouwen van woningen daarom slechts is toegestaan indien wordt voldaan aan de drie voorwaarden die zijn opgenomen in het zesde lid van dat artikel. Volgens Stichting Dorpsraad is dat echter niet het geval. Wat betreft de eerste voorwaarde voert zij aan dat de realisatie van acht waterwoningen geen groot algemeen belang dient, omdat met de gerealiseerde bouw van het woongebied reeds is voorzien in de woningbouwbehoefte en voorts voldoende andere woningbouwprojecten in de gemeente in voorbereiding zijn. Volgens haar wordt voorts niet voldaan aan de tweede voorwaarde, omdat reële mogelijkheden zijn benut met de realisatie van de nieuwbouwwijk. Evenmin wordt voldaan aan de laatste voorwaarde. Daartoe voert Stichting Dorpsraad aan dat de negatieve effecten van het plan niet worden beperkt. In het bijzonder stelt zij dat de groene bufferzone wordt aangetast, dat het gebied behoort tot het Natuur Netwerk Nederland en dat sprake is van negatieve gevolgen voor het milieu. Ook is het m.e.r.-beoordelingsbesluit volgens haar onzorgvuldig voorbereid, omdat het daaraan ten grondslag gelegde rapport "Quickscan flora en fauna. Waterwoningen Spaarnebuiten", opgesteld door Aveco de Bondt op 4 juli 2017, slechts op één veldbezoek is gebaseerd en dat is onvoldoende. Bovendien wordt de aantasting van het plangebied niet dan wel onvoldoende gecompenseerd, omdat de landschapsheuvel vanwege de vervuilde grond niet geschikt is als compensatie, aldus Stichting Dorpsraad. Zij voert ook aan dat een landschappelijke onderbouwing ontbreekt, zodat het plan niet voldoet aan de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie waarnaar wordt verwezen in artikel 15 van de PRV.

7.1.    Artikel 24 van de PRV luidt:

"1 Voor de gebieden die vallen binnen de begrenzing bufferzones op kaart 5b en op de digitale verbeelding ervan, maakt een bestemmingsplan nieuwe bebouwing niet mogelijk voor:

a wonen;

[...];

6 In afwijking van het eerste en tweede lid kan een bestemmingsplan wel in de in die leden genoemde ontwikkelingen voorzien, indien:

a. er sprake is van een groot openbaar belang;

b. er geen reële andere mogelijkheden zijn en;

c. de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd.

7 Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing op het vijfde en zesde lid.

[...];

9 Ten aanzien van het zesde lid, onderdeel c, worden maatregelen ter vergroting van de ruimtelijke kwaliteit of ter versterking van de dagrecreatieve functie getroffen.

[...]."

Artikel 15 luidt:

"1 Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

2 Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied, indien gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:

a. rekening wordt gehouden met:

i. de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble, en;

ii. de ambities en ontwikkelprincipes van de toepasselijke provinciale structuren, en;

b. hierbij wordt betrokken:

i. de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes, en;

ii. de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble, en;

iii. de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van de toepasselijke provinciale structuren.

3 De toelichting van een bestemmingsplan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.

[...]."

Artikel 34 luidt: "Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag van burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a van de wet verlenen van artikel 5 tot en met artikel 33 van deze verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. In voorkomende gevallen worden provinciale staten vooraf geïnformeerd over het voornemen van gedeputeerde staten om ontheffing te verlenen."

Artikel 4, lid 4.1, van de planregels luidt:  "De voor 'Waarde - Landschap - Stelling van Amsterdam' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor het behoud en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' (een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, een groene en relatief stille ring rond Amsterdam en relatief grote openheid), met in achtneming van het bepaalde in artikel 10.2."

7.2.    Niet in geschil is dat het plangebied is gelegen in een bufferzone als bedoeld in artikel 24 van de PRV en dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland geen ontheffing heeft verleend als bedoeld in artikel 34. Evenmin is in geschil dat de ontwikkeling in dit geval kan worden toegestaan indien is voldaan aan de voorwaarden van het zesde en zevende lid.

7.3.    Over de eerste voorwaarde in artikel 24, zesde lid, van de PRV stelt de raad dat de voorziene ontwikkeling integraal deel uitmaakt van het woongebied SpaarneBuiten - een project waarbij een niet goed functionerend bedrijventerrein is herontwikkeld tot een woningbouwlocatie bestaande uit ongeveer 315 woningen - en dient als afronding van dat woningbouwproject. Onder verwijzing naar het rapport "Waterwoningen SpaarneBuiten. Toets in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking" van RIGO Research en Advies van maart 2017 (hierna: het RIGO rapport), stelt de raad dat behoefte bestaat aan woningen. Hierin wordt verwezen naar het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 voor de regio Zuid-Kennemerland /IJmond (hierna: het RAP). In het RAP is vermeld dat de waterwoningen onderdeel uitmaken van de plancapaciteit van 364 woningen in de toenmalige gemeente en een bijdrage leveren aan de woningbehoefte in deze regio. Verder is daarin vermeld dat in de regio Zuid-Kennemerland/IJmond behoefte bestaat aan ongeveer 8.100 woningen voor de periode 2016-2020, dat op termijn een tekort aan plancapaciteit dreigt en dat wordt gezocht naar extra plancapaciteit in de regio. De locatie SpaarneBuiten wordt, zo vermeldt het RAP, genoemd als uitbreidingsgebied. Daarom dient het plan volgens de raad een groot openbaar belang. Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat de transformatie van een bedrijventerrein naar een woningbouwlocatie kosten met zich brengt en dat de waterwoningen een belangrijke financiële bijdrage leveren in de grondexploitatie van het woongebied SpaarneBuiten.

7.4.    De Afdeling overweegt dat, onder bepaalde omstandigheden, woningbouw op zichzelf een groot openbaar belang kan dienen. De strekking van artikel 24, eerste lid, van de PRV is om binnen een bufferzone verstedelijking in de vorm van nieuwbouw tegen te gaan. In het licht daarvan is de enkele omstandigheid dat de woningbouw past in de woningbouwopgave, onvoldoende om een groot openbaar belang aan te nemen. Een andere opvatting zou ertoe leiden dat bufferzones, gegeven de grote behoefte aan nieuwe woningen die op dit moment in elk geval in de randstad aanwezig is, ondanks deze bepaling het gevaar lopen te worden volgebouwd. De raad heeft niet nader onderbouwd waarom de beoogde woningen moeten worden gerealiseerd aan de oever van De Mooie Nel in een bufferzone. De stelling van de raad dat de acht waterwoningen een financiële bijdrage leveren in de grondexploitatie van SpaarneBuiten volgt de Afdeling niet, omdat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat de acht waterwoningen een zodanig belangrijke financiële bijdrage aan de grondexploitatie van SpaarneBuiten leveren dat zonder die bijdrage het woongebied van ongeveer 315 woningen, dat overigens inmiddels grotendeels is gerealiseerd, niet gerealiseerd zou kunnen worden. Nu de raad in dit geval niet afdoende heeft gemotiveerd dat met toepassing van het zesde en zevende lid in woningbouw kan worden voorzien, is het plan vastgesteld in strijd met artikel 24 van de PRV.

Het betoog slaagt.

Verkeersveiligheid

8.    Stichting Dorpsraad betoogt dat bij de voorbereiding van het plan ten onrechte geen nieuw verkeersonderzoek heeft plaatsgevonden, omdat het rapport "Ontsluiting van SpaarneBuiten" van 16 mei 2013, opgesteld door Ligtermoet & Partners (hierna: het verkeersrapport), niet meer actueel is. Volgens haar maken de beoogde woningen deel uit van de nieuwbouwwijk en is in het verkeersonderzoek ten onrechte geen rekening gehouden met het verkeer als gevolg van het nieuwe woongebied, de piekbelastingen, onder meer in het weekend, en andere relevante ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied. Ook wijst Stichting Dorpsraad erop dat de Spaarndammerdijk vanaf juni 2018 is afgesloten voor het verkeer van en naar Spaarndam. In het bijzonder voert zij aan dat de raad geen uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 17 september 2014. Daarnaast betoogt Stichting Dorpsraad dat de verkeersmaatregelen in het raadsbesluit van 25 juni 2013 niet dan wel onvoldoende zijn uitgevoerd. Volgens haar is de wegverbreding onvoldoende uitgevoerd, zijn de passeerstroken niet aangelegd en is de toegezegde flitspaal niet geplaatst. Derhalve moeten deze verkeersmaatregelen worden geborgd in het plan, aldus Stichting Dorpsraad.

8.1.    In het verkeersrapport is ten behoeve van het plan "Woongebied SpaarneBuiten 2012" onderzoek gedaan naar de verkeerseffecten als gevolg van de realisatie van de woonwijk. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 17 september 2014 overwogen dat de raad zijn besluitvorming heeft kunnen baseren op dit verkeersrapport. De raad stelt, onder verwijzing naar het verkeersrapport, dat de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het voorliggende plan via het bestaande wegennet kan worden afgewikkeld en dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast. De raad wijst daarbij ook op de memo "Beoordeling toepasbaarheid verkeersonderzoek Spaarnebuiten" van 25 maart 2019 en de memo "Toepasbaarheid verkeersonderzoek" van 29 oktober 2019, beide opgesteld door BVA Verkeersadviezen, waarin wordt geconcludeerd dat het verkeersrapport nog steeds voldoende actueel is. Over de aangegeven verkeersmaatregelen stelt de raad dat die reeds grotendeels zijn uitgevoerd. Een maatregel - de reconstructie van de kruising Spaarndammerdijk en Zijkanaal C - is nog niet uitgevoerd, omdat er thans bouwverkeer overheen rijdt.

8.2.    Over het betoog dat het verkeersrapport is verouderd en derhalve ten onrechte aan het plan ten grondslag is gelegd, overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verwachte verkeersintensiteit gering is en dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast. Weliswaar dateert het verkeersrapport uit 2013, maar zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:437, staat artikel 3.1.1a van het Besluit ruimtelijke ordening er niet aan in de weg dat onderzoeksgegevens ouder dan twee jaar aan het besluit tot vaststelling van een plan ten grondslag worden gelegd. In de memo van 25 maart 2019 is, rekening houdend met de geslotenverklaring van de Spaarndammerdijk, vermeld dat de acht waterwoningen zijn betrokken in het verkeersrapport en dat de gebruikte verkeersgegevens nog steeds actueel en toepasbaar zijn. Verder is het verkeersrapport, zo vermeldt de memo van 29 oktober 2019, gebaseerd op algemeen gebruikelijke uitgangspunten en is daarin al het verkeer van het woongebied betrokken. Gelet hierop ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeersrapport zodanig is verouderd, dan wel dat na de totstandkoming daarvan zodanige ontwikkelingen hebben plaatsgevonden dat moet worden getwijfeld aan de representativiteit van dit onderzoek voor de in het plan voorziene ontwikkeling en de raad dit onderzoek niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen.

Het betoog faalt.

8.3.    Ten aanzien van de aangegeven verkeersmaatregelen heeft de raad toegelicht dat deze grotendeels zijn uitgevoerd en dat een laatste maatregel nog zal worden uitgevoerd. Ter zitting heeft hij toegezegd dat alle noodzakelijke verkeersmaatregelen zullen worden getroffen voor een verkeersveilige afwikkeling van het verkeer ter plaatse. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Het treffen van de verkeersmaatregelen betreft een uitvoeringsaspect dat niet in het plan behoeft te worden geregeld.

Het betoog faalt.

Financiële uitvoerbaarheid

9.    Stichting Dorpsraad betwist de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Volgens haar is onvoldoende onderzoek verricht naar de kosten van de noodzakelijke verkeersmaatregelen.

9.1.    De Afdeling overweegt dat de raad inzicht dient te bieden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. In de plantoelichting staat dat op 23 november 2006 een exploitatieovereenkomst is gesloten tussen de gemeente en de projectontwikkelaar en dat vervolgens een aanvullende overeenkomst is gesloten. Voor de kosten van de noodzakelijke verkeersmaatregelen is, zo vermeldt de plantoelichting, budget beschikbaar in de gemeentebegroting. Volgens de raad is de ontwikkeling derhalve financieel uitvoerbaar. Naar het oordeel van de Afdeling biedt het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan financieel niet uitvoerbaar is.

Het betoog faalt.

Conclusie

10.    Het beroep van [appellant sub 2] is niet-ontvankelijk.

11.    Op grond van wat Stichting Dorpsraad heeft aangevoerd, komt de Afdeling tot het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 24 van de PRV.

Bestuurlijke lus

12.    Ten aanzien van het beroep van Stichting Dorpsraad ziet de Afdeling in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb op te dragen binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

13.    De raad kan daartoe onderzoeken of met gebruikmaking van de algemene ontheffingsmogelijkheid in artikel 34 van de PRV een ontheffing van het verbod in artikel 24, eerste lid, van de PRV kan worden verleend of het plangebied buiten de begrenzing van de bufferzones als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de PRV kan worden gebracht, dan wel een ander besluit nemen.

14.    De raad dient tevens de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst daarvan mede te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Bij de voorbereiding ervan hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet te worden toegepast.

Proceskosten

15.    Ten aanzien van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

16.    Ten aanzien van Stichting Dorpsraad zal in de einduitspraak worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk;

II.    draagt de raad van de gemeente Haarlemmermeer op om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen het gebrek in het besluit van 27 november 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Waterwoningen Woongebied SpaarneBuiten 2018" te herstellen en de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2020

195-909.