Uitspraak 201809633/2/R1


Volledige tekst

201809633/2/R1.
Datum uitspraak: 8 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Beemte Broekland, gemeente Apeldoorn,

en

de raad van de gemeente Apeldoorn,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3576, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, het gebrek in het besluit van 11 oktober 2018, waarbij het bestemmingsplan "Beemte Noord" is vastgesteld, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 16 januari 2020 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Beemte Noord" gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).

[appellant] heeft bij brief van 27 maart 2020 zijn zienswijze over het herstelbesluit naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het beroep tegen het besluit van 11 oktober 2018

1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 23 oktober 2019 onder 6.3 overwogen dat niet is gebleken dat de raad tegen de landbouwschuur van [appellant] als zodanig planologische bezwaren heeft. Gelet hierop heeft de raad bij het vaststellen van het plan niet althans niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, voorbij kunnen gaan aan de verleende bouwvergunning. Ter zitting is voorts gebleken dat de raad tegen een agrarisch gebruik van de landbouwschuur geen bezwaar heeft. De Afdeling is van oordeel dat de raad de toegekende bestemming voor het perceel [locatie] niet toereikend heeft gemotiveerd. De Afdeling merkte hierbij op dat in het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening een bestemmingsplan bij uitstek het ruimtelijk instrument is waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. Het had daarom in dit geval op de weg van de raad gelegen om voor genoemd perceel een ruimtelijke afweging te maken, ook in het licht van wat [appellant] in de zienswijze heeft aangevoerd over het feitelijke gebruik van het perceel als agrarische onderneming.

2.    De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat het besluit van 11 oktober 2018 is genomen in strijd met de eisen van zorgvuldigheid en een deugdelijke motivering. Gelet hierop is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 11 oktober 2018 gegrond en dient dat besluit te worden vernietigd, voor zover het betreft het plandeel dat betrekking heeft op het perceel [locatie] te Beemte Broekland.

3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om het hiervoor vermelde gebrek, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, te herstellen. De raad diende daartoe, met inachtneming van overweging 6.3, een nieuw besluit te nemen waarbij de landbouwschuur op het perceel van [appellant] alsnog als zodanig werd bestemd. De raad diende bij het nieuw te nemen besluit tevens te beslissen welk gebruik in de schuur wordt toegestaan.

4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het herstelbesluit genomen. Aan het perceel is blijkens de verbeelding naast de enkelbestemming "Wonen", de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - agrarische medegebruik toegestaan" toegekend. In het plan is artikel 8, lid 8.1, gewijzigd vastgesteld en als volgt komen te luiden: "De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

[…];

"i. agrarisch gebruik, met uitzondering van niet grondgebonden veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik toegestaan';

[…]."

5.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben".

6.    De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot wijziging van het oorspronkelijke bestreden besluit is en dat het herstelbesluit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is. Het beroep van [appellant] is van rechtswege gericht tegen dit besluit. Hetgeen [appellant] in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit.

Het beroep tegen het herstelbesluit

7.    [appellant] heeft in zijn zienswijze te kennen gegeven dat hij zich niet met het herstelbesluit kan verenigen, voor zover aan het perceel [locatie] een agrarische functieaanduiding is toegekend. In dat verband betoogt hij dat de woonbestemming ter plaatse ten onrechte is gehandhaafd, aangezien hij een volwaardig agrarisch bedrijf exploiteert en hij vindt dat de in het herstelbesluit aan het perceel toegekende bestemming geen recht doet aan de feitelijke situatie. Bovendien heeft de raad dit besluit ten onrechte zonder voorafgaand overleg met hem genomen, aldus [appellant].

7.1.    De Afdeling stelt vast dat met de gewijzigde planregel de landbouwschuur op het perceel [locatie] als zodanig is bestemd. Weliswaar heeft de raad geen agrarische bestemming aan het perceel toegekend, maar het agrarische gebruik van de landbouwschuur is door middel van het toekennen van de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - agrarische medegebruik toegestaan" behorende bij de bestemming "Wonen", wel toegestaan. Daartoe strekte de opdracht zoals die is geformuleerd in de tussenuitspraak en de Afdeling volgt [appellant] dan ook niet in zijn betoog dat de raad het gebrek zoals dat is geconstateerd in de tussenuitspraak niet heeft hersteld. Dat [appellant] stelt een volwaardig agrarisch bedrijf te exploiteren doet, wat daar ook van zij, hier niets aan af. De Afdeling overweegt dat in dit stadium geen rechtsregel een verplichting voor de raad met zich brengt tot het voeren van minnelijk overleg in het kader van de vaststelling van het plan.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.    De conclusie is dat het gebrek met het herstelbesluit is hersteld. Het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond.

9.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 11 oktober 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Beemte Noord" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 11 oktober 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Beemte Noord", voor zover het betreft het plandeel dat betrekking heeft op het perceel [locatie] te Beemte Broekland;

III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 16 januari 2020 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Beemte Noord" ongegrond;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Apeldoorn tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50 (zegge: duizenddriehonderdtwaalf euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2020

418-928.