Uitspraak 201905440/1/A3


Volledige tekst

201905440/1/A3.
Datum uitspraak: 25 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

FGO International B.V., handelend onder de naam Five Guys, gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 7 juni 2019 in zaak nrs. 18/2729 en 19/2312 in het geding tussen:

de vennootschap

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2018 heeft de burgemeester geweigerd om de vennootschap een exploitatievergunning te verlenen voor een horecabedrijf aan de Reguliersbreestraat 20 te Amsterdam.

Bij besluit van 7 maart 2019 heeft de burgemeester het daartegen door de vennootschap gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 juni 2019 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vennootschap ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vennootschap hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De vennootschap heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2019, waar de vennootschap, vertegenwoordigd door mr. G.L.M. Teeuwen en mr. A. Kamphuis, beiden advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Kramer, zijn verschenen. Aan de kant van de vennootschap zijn verder [gemachtigde A] en [gemachtigde B] verschenen.

Overwegingen

1.    De vennootschap wil aan de Reguliersbreestraat 20 te Amsterdam een vestiging van restaurantketen Five Guys openen. In verband daarmee heeft zij op 19 december 2017 een aanvraag om verlening van een exploitatievergunning ingediend. De burgemeester heeft verlening van deze vergunning krachtens artikel 3.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (hierna: de APV) geweigerd, omdat de voorgenomen exploitatie in strijd is met het bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad (hierna: het bestemmingsplan). Ingevolge het bestemmingsplan zijn op de eerste bouwlaag van het perceel aan de Reguliersbreestraat 20 alleen horecabedrijven van horecacategorie 4 (restaurants, lunchrooms, koffie-/theehuizen en ijssalons) toegestaan. Het horecabedrijf dat de vennootschap daar wil exploiteren is volgens de burgemeester een fastfoodrestaurant, behorend tot horecacategorie 1 (fastfoodrestaurants, cafetaria's, snackbars en shoarmazaken).

2.    De vennootschap betoogt dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van de burgemeester heeft onderschreven dat het horecabedrijf dat de vennootschap wil exploiteren een fastfoodrestaurant, behorend tot horecacategorie 1, is. Hierbij voert zij aan dat niet de burgemeester, maar het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om het bestemmingsplan uit te leggen. De burgemeester heeft bij zijn besluitvorming daarom ten onrechte niet het college geraadpleegd. Voorts voert zij aan dat het horecabedrijf nog niet wordt geëxploiteerd, zodat niet kan worden beoordeeld of de exploitatie in strijd met het bestemmingsplan is. De weigering van de exploitatievergunning was daarom voorbarig. Verder voert zij aan dat het horecabedrijf dat zij wil exploiteren voldoet aan de in het bestemminsplan gegeven definitie van horeca 4 en aan de horeca 4-criteria, neergelegd in het Conceptvoorstel beoordelingscriteria voor horeca 1, horeca 4 en daghoreca (hierna: het Conceptvoorstel). Volgens haar hebben de burgemeester en de rechtbank het te exploiteren horecabedrijf slechts op grond van een subjectieve, op het imago van Five Guys gebaseerde beoordeling als fastfoodrestaurant aangemerkt. Zij wijst er verder op dat het aan de Reguliersbreestraat 20 te exploiteren horecabedrijf als flagshiprestaurant is bedoeld en dat zij het reguliere Five Guys-concept zodanig heeft aangepast dat sprake is van categorie 4-horeca.

2.1.    Artikel 3.3 van de APV luidt: "Het bevoegde bestuursorgaan weigert de vergunning voor een bedrijf als de exploitatie daarvan in strijd is met een bestemmingsplan of een beheersverordening."

Artikel 3.8, eerste lid, luidt: "Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren."

Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel Reguliersbreestraat 20 de bestemming "Gemengd-2.4".

Artikel 1.34 van de planregels definieert 'horeca 1' als: "[F]astfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants."

Artikel 1.37 definieert 'horeca 4' als: "[H]orecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 worden in elk geval begrepen restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons[.]"

Artikel 18.1, aanhef en onder g, luidt: "De voor 'Gemengd-2.4' aangewezen gronden zijn bestemd voor […] horeca 4 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain)[.]"

Paragraaf 1.1.1, getiteld Horeca 1, van de Uitvoeringsnotitie Horeca 2014 van Stadsdeel Centrum (hierna: de Uitvoeringsnotitie) luidt: "Horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder deze vorm van horeca worden in elk geval automatieken, snackbars, cafetaria’s, fastfoodzaken en fastfoodketens begrepen.

Toelichting

Het gaat hierbij dus om gemaksvoeding waar mensen niet uitgebreid de tijd voor nemen. In een aantal gevallen ontbreekt in dit soort zaken de zitgelegenheid. In een aantal gevallen nemen mensen het eten mee om buiten op straat te nuttigen. Dit heeft als gevolgd dat Horeca 1 zaken in een aantal gevallen leiden tot meer vuil op straat. Indien Horeca 1 zaken ervoor kiezen zwak alcoholische dranken te verkopen, wordt de sluitingstijd bepaal[d] op 22.00 uur. Alcoholvrije zaken hebben een sluitingstijd van 04.00 uur, zowel doordeweeks als in het weekend."

Paragraaf 1.1.4, getiteld Horeca 4, luidt: "Horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder deze vorm van horeca vallen in elk geval restaurants, lunchrooms, koffiehuizen, ijssalons.

Toelichting

Het gaat hier, in tegenstelling tot bij Horeca 1, om uitgebreidere maaltijden waar mensen meer tijd voor nemen. Het bieden van zitgelegenheid is daarom een voorwaarde. Uit de uitstraling van een Horeca 4 vestiging moet blijken dat je er langere tijd kunt verblijven. Counters aan de voorzijde niet toegestaan omdat dit het meenemen van etenswaren bevordert."

Paragraaf 3.1.1 van het Conceptvoorstel luidt: "In de tabel hieronder zijn twee soorten criteria aan exploitaties in panden met een horeca 4 aanduiding opgenomen: harde en zachte criteria. De eerste vijf criteria zijn de harde criteria. Wanneer één van deze vijf vragen niet met ja kan worden beantwoord, dan is de ondernemer hoe dan ook in overtreding.

Naast de vijf harde eisen zijn er [zes] zachte eisen. Deze zijn soms niet eenvoudig te beïnvloeden door de exploitant en daarom is gekozen voor een puntentellingsysteem. Een ondernemer moet met dit systeem op minstens vier van de [zes] eisen een ja scoren. In de nieuwe checklists die gebruikt gaan worden bij de controles wordt een aparte kolom voor opmerkingen opgenomen, zodat eventuele nuanceringen of twijfels in de beoordeling kunnen worden meegenomen.

HARDE CRITERIA HORECA 4 (aan alle criteria moet worden voldaan)

1. Zitplaatsen

Voor publiek toegankelijke ruimte (dus niet de keuken, etc) is grotendeels gevuld met tafels en stoelen gericht op een langer verblijf van klanten.

2. Duurzaam servies, zijnde geen wegwerpservies

Er wordt door klanten gebruik gemaakt van gewoon, herbruikbaar servies dat niet kan worden gezien als wegwerpservies.

3. Geen (volledig) open pui

Er is geen sprake van een open pui, met andere woorden: er is een borstwering, duidelijke ingang, raam.

4. 'Horeca 1 keukenapparatuur' niet prominent aanwezig in de onderneming

Keukenapparatuur die behoort tot zaken die typisch tot de categorie horeca 1 behoren, zoals: een (kebab)grill, frituur, pizza-slice ovens etc. nemen geen prominente plek in de onderneming in. Indien toch aanwezig, dan vormen ze niet de belangrijkste bereidingsapparatuur.

5. Toiletten

Er zijn voor gasten toegankelijke toiletten aanwezig (alleen als er ook een drank- en horecawetvergunning is afgegeven voor het pand)

ZACHTE CRITERIA HORECA 4 (aan minimaal vijf van deze criteria moet worden voldaan)

1. Bediening aan tafel

Gasten worden standaard aan tafel bediend (bestelling opnemen, eten opdienen)

2. Geen afbeeldingen van gerechten

Er bevinden zich geen afbeeldingen van gerechten in de zaak, bijvoorbeeld aan de wand of boven de bar.

3. Bezetting gelimiteerd

Aantal gasten is gelimiteerd door het aantal zitplaatsen.

4. Bereiding in aparte keuken

Eten wordt bereid in een aparte keuken en dus niet op de plek waar wordt besteld en betaald, bijvoorbeeld achter een toonbank.

5. Eten en drinken wordt hoofdzakelijk ter plekke geconsumeerd Hoofdactiviteit is niet gericht op meenemen en elders nuttigen (op straat, thuis, etc)

6. Geen balie/toonbank achter het raam

Direct achter het raam bevinden zich geen balies, toonbanken, etc., maar bij voorkeur zitplaatsen."

2.2.    Ingevolge artikel 3.3, gelezen in samenhang met artikel 3.8, eerste lid, van de APV was het aan de burgemeester om te beoordelen of de voorgenomen exploitatie in strijd met het bestemmingsplan is. De burgemeester hoefde hierbij niet het college te raadplegen. Er kan verder niet worden gezegd dat de beoordeling van de burgemeester voorbarig was. De burgemeester heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting toegelicht dat hij zich aan de hand van het ondernemingsplan, de beantwoording van op 16 januari 2018 gestelde nadere vragen, het aangepaste ondernemingsplan van 13 augustus 2018 en de onder meer op 23 mei 2018 met de vennootschap gevoerde gesprekken, een goed beeld van de voorgenomen exploitatie heeft kunnen vormen. De Afdeling ziet geen reden om hieraan te twijfelen.

Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, is de burgemeester bij zijn beoordeling aangesloten bij de definities van de horecacategorieën in de planregels en de uitwerking hiervan in de Uitvoeringsnotitie en het Conceptvoorstel, en heeft de burgemeester de ruimtelijke uitstraling van de voorgenomen exploitatie beoordeeld, waarbij hij heeft gelet op de algehele impressie, de intentie en het effect op de omgeving. De rechtbank heeft eveneens terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:376, overwogen dat de burgemeester bij zijn beoordeling het imago van Five Guys als fastfoodketen mocht betrekken. De rechtbank heeft verder terecht het oordeel van de burgemeester onderschreven dat het menu van het horecabedrijf geheel uit gemaksvoeding, zoals hotdogs, hamburgers, friet en frisdrank, bestaat, dat de inrichting functioneel is en gericht op een snelle doorloop van gasten, dat het personeel in uniform werkt en iedere medewerker verantwoordelijk is voor een eigen taak, hetgeen ook een snelle doorlooptijd bevordert, en dat de bereiding van het eten plaatsvindt in een open keuken achter de balie, met een bakplaat, frituur en milkshakeapparaat in het zicht. Dat bij de bereiding van het eten niet slechts sprake is van het afbakken van voorbewerkte producten, zoals de vennootschap aanvoert, doet er niet aan af dat het menu uit gemaksvoeding bestaat. Dat het meubilair van goede kwaliteit en comfortabel is, betekent verder niet dat de inrichting als geheel is gericht op een langer verblijf van klanten. De burgemeester heeft met zijn verwijzing naar de bij de aanvraag overgelegde tekeningen de situering van de keuken en de zichtbaarheid van de keukenapparatuur voorts voldoende onderbouwd. Gelet op de inrichting van het bedrijf ten behoeve van een snelle doorloop, heeft de burgemeester het aantal gasten voorts niet door het aantal zitplaatsen gelimiteerd hoeven achten. Niet in geschil is dat klanten een bestelling kunnen plaatsen zonder een zitplaats te hebben. Dat er een wachtruimte aanwezig is, doet hieraan niet af. Verder heeft de rechtbank terecht het oordeel van de burgemeester onderschreven dat het, in afwijking van de gang van zaken in normale Five Guys-vestigingen, uitserveren van de bestelling aan tafel, het inrichten van een wachtruimte en het gebruik van duurzaam servies nog niet maakt dat sprake is van bediening aan tafel. Volgens de ten tijde van de besluitvorming voorliggende plannen van het horecabedrijf werd aan tafel immers geen bestelling opgenomen en diende aan de balie te worden besteld. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht het standpunt van de burgemeester onderschreven dat het te exploiteren horecabedrijf een fastfoodrestaurant is en derhalve onder horecacategorie 1 valt, zodat de voorgenomen exploitatie in strijd met het bestemmingplan is. De rechtbank is er ook terecht van uitgegaan dat het te exploiteren horecabedrijf niet valt onder de definitie van horeca 4 in het bestemmingsplan, noch voldoet aan de volgens het Conceptvoorstel voor horeca 4 geldende harde criteria 1 en 4 en de zachte criteria 1, 3 en 4.

Ter zitting van de Afdeling heeft de vennootschap te kennen gegeven dat de plannen inmiddels zijn aangepast en dat het nu ook mogelijk is om aan tafel te bestellen. De burgemeester kon ter zitting van de Afdeling niet zeggen of deze aanpassing tot verlening van een exploitatievergunning zou kunnen leiden. Om een beoordeling van de aangepaste plannen door de burgemeester te verkrijgen, kan de vennootschap een gewijzigde aanvraag indienen.

Het betoog faalt.

3.    De vennootschap betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft verworpen. Hierbij wijst zij op de verlening van exploitatievergunningen op horeca 4-locaties aan een aantal in een advies van HTC Advies van 13 april 2017 vermelde horecabedrijven die onder horecacategorie 1 vallen. Dat het in die gevallen om foutieve vergunningverlening ging, betekent volgens haar niet dat haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Hierbij wijst zij erop dat het gaat om voortgezette foutieve verlening, omdat de geldigheidsduur van die vergunningen steeds is verlengd. Verder doet zij een beroep op elf in een brief van 24 april 2018 vermelde gevallen en op het geval van Toni Loco B.V., waaraan de burgemeester bij besluit van 28 februari 2019 een exploitatievergunning voor een pizzarestaurant aan de Albert Cuypstraat 59 heeft verleend.

3.1.    De rechtbank heeft terecht het beroep van de vennootschap op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Hierbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat de burgemeester niet gehouden is gemaakte fouten te herhalen. De burgemeester moet ingevolge artikel 3.3 van de APV verlening van een exploitatievergunning immers weigeren indien de voorgenomen exploitatie in strijd met het bestemmingplan is. De APV biedt de burgemeester geen ruimte om van artikel 3.3 af te wijken. Bovendien is niet gebleken dat de burgemeester in de bedoelde situaties bewust van het bestemmingsplan is afgeweken.

Het betoog faalt.

4.    De vennootschap betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar beroep op Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (hierna: de Dienstenrichtlijn) heeft verworpen. Volgens de vennootschap voldoet het systeem van horecacategorieën niet aan artikel 10 van de Dienstenrichtlijn. De gehanteerde criteria zijn immers niet gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang, niet evenredig met die reden van algemeen belang, niet duidelijk en ondubbelzinnig, niet objectief en niet vooraf openbaar gemaakt. Voorts voldoet de in het bestemmingsplan gestelde beperking, waardoor aan de Reguliersbreestraat 20 alleen vestiging van een horecabedrijf van categorie 4 is toegestaan, niet aan het in artikel 15, derde lid, onder c, van de Dienstenrichtlijn neergelegde vereiste van evenredigheid, omdat het met die beperking nagestreefde doel niet coherent en systematisch wordt nagestreefd en die beperking dus niet geschikt is om het doel te bereiken, aldus de vennootschap.

4.1.    Artikel 4, aanhef en onder 1) van de Dienstenrichtlijn luidt: "Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder [..] "dienst": elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, zoals bedoeld in artikel 50 van het Verdrag[.]"

Artikel 10, eerste lid, luidt: "Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen."

Het tweede lid luidt: "De in lid 1 bedoelde criteria zijn:

a)    niet-discriminatoir;

b)    gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;

c)    evenredig met die reden van algemeen belang;

d)    duidelijk en ondubbelzinnig;

e)    objectief;

f)    vooraf openbaar bekendgemaakt;

g)    transparant en toegankelijk."

Artikel 15, eerste lid, luidt: "De lidstaten onderzoeken of in hun rechtsstelsel de in lid 2 bedoelde eisen worden gesteld en zien erop toe dat eventueel bestaande eisen verenigbaar zijn met de in lid 3 bedoelde voorwaarden. De lidstaten passen hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om de eisen met die voorwaarden in overeenstemming te brengen."

Het tweede lid luidt: "De lidstaten onderzoeken of de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in hun rechtsstelsel afhankelijk wordt gesteld van de volgende niet-discriminerende eisen:

a) kwantitatieve of territoriale beperkingen, met name in de vorm van beperkingen op basis van de bevolkingsomvang of een geografische minimumafstand tussen de dienstverrichters;

[…]"

Het derde lid luidt: "De lidstaten controleren of de in lid 2 bedoelde eisen aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) discriminatieverbod: de eisen maken geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel;

b) noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;

c) evenredigheid: de eisen moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken; zij gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt."

4.2.    Artikel 10 van de Dienstenrichtlijn is, zoals tussen partijen ook niet in geschil is, van toepassing op een vergunningstelsel als hier aan de orde dat de uitoefening van horeca-activiteiten reguleert. De Afdeling is met de burgemeester van oordeel dat het hier voorliggende vergunningstelsel niet in strijd met die bepaling is. Het van het hier voorliggende vergunningstelsel deel uitmakende onderscheid tussen horecacategorieën is redelijkerwijs  gerechtvaardigd in het belang van de bescherming van het stedelijk milieu, zoals de burgemeester ter zitting van de Afdeling heeft toegelicht. Dit onderscheid kan, mede gezien hetgeen hierna over het beroep op artikel 15, derde lid, wordt overwogen, evenredig worden geacht met deze dwingende reden van algemeen belang. Het is voorts in beginsel voldoende duidelijk en objectief genoeg wanneer een horecabedrijf valt onder horecacategorie 1 dan wel 4, omdat de artikelen 1.34 en 1.37 van de planregels voldoende onderscheidend zijn. De burgemeester hanteert ter concretisering van de in de planregels neergelegde definities voorts de in de Uitvoeringsnotitie en het Conceptvoorstel neergelegde criteria. Hiervan heeft de burgemeester de vennootschap in de besluitvormingsfase op de hoogte gebracht en hij heeft haar in de gelegenheid gesteld haar plannen dienovereenkomstig aan te passen. De Uitvoeringsnotitie is bovendien op de website van de gemeente te vinden.

4.3.    Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:520, over de toetsing aan artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn, volgt dat de mogelijkheid om in een procedure over een besluit omtrent de verlening van een exploitatievergunning, de gelding van de toepasselijke planregel aan de orde te stellen, niet zover strekt dat deze regel aan dezelfde toetsingsmaatstaf wordt onderworpen als de toetsingsmaatstaf die wordt gehanteerd in het kader van de beoordeling van een beroep tegen een vastgesteld bestemmingsplan. In een procedure als deze waarin wordt aangevoerd dat de planregel in strijd is met een hogere regeling, dient de planregel slechts onverbindend te worden geacht of buiten toepassing te worden gelaten, indien de planregel evident in strijd is met de hogere regeling. Voor evidentie is onder meer vereist dat de hogere regelgeving zodanig concreet is dat deze zich voor toetsing daaraan bij wijze van exceptie leent.

De Afdeling hanteert bij de hier aan de orde zijnde toets dus het evidentiecriterium. Dit houdt in dit geval in dat alleen indien sprake is van evidente strijd met artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn een planregel onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing wordt gelaten. Een planregel is alleen evident in strijd met hoger recht als de rechter zonder nader onderzoek kan vaststellen dat zich strijd met de hogere rechtsnorm voordoet. Dit is bijvoorbeeld het geval als iedere motivering ontbreekt.

4.4.    De vennootschap voert in haar nader stuk ter onderbouwing van haar beroep op artikel 15, derde lid, onder c, van de Dienstenrichtlijn aan dat de in het bestemmingsplan gestelde beperking onevenredig is, omdat deze er niet daadwerkelijk toe strekt om het beoogde doel coherent en systematisch te bereiken. Zij wijst erop dat het bestemmingsplan aan de Reguliersbreestraat 20 de exploitatie van ijssalons toestaat en dat volgens de Uitvoeringsnotitie de exploitatie van afhaalbedrijven met zitgelegenheid is toegestaan. Juist dergelijke horecagelegenheden kunnen leiden tot een  aantasting van het stedelijk milieu als gevolg van een snelle doorloop van grote aantallen bezoekers, geluidsoverlast en het consumeren op straat. Volgens de vennootschap zal de vestiging aan de Reguliersbreestraat 20 van haar flagshiprestaurant aanzienlijk minder overlast opleveren dan de vestiging van een ijssalon of een afhaalbedrijf met zitgelegenheid.

De burgemeester heeft ter zitting van de Afdeling toegelicht dat ijssalons en afhaalbedrijven met zitgelegenheid alleen als categorie 4-horeca kunnen worden aangemerkt als de inrichting is gericht op langer verblijf van klanten. Gelet op deze motivering kan naar het oordeel van de Afdeling redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat de in het bestemmingsplan gestelde beperking er niet daadwerkelijk toe strekt om het beoogde doel coherent en systematisch te bereiken. Van evidente strijd met artikel 15, derde lid, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn is geen sprake.

4.5.    Het betoog faalt.

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, moet worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.W. van de Gronden en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Hartsuiker
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2020

620.